Besluit van 18 juni 2015, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enkele technische wijzigingen in enkele besluiten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 april 2015, nr. 2015-0000106084, gedaan na overleg met Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
Gelet op de artikelen 12a van de Algemene Ouderdomswet, 10 van de Algemene nabestaandenwet, 10, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, 8, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, 8, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, 6, tweede lid, en 8a, derde lid, van de Toeslagenwet, 1, tiende lid, 24, negende lid, 26, vierde lid, en 47, tweede lid, van de Werkloosheidswet, 32, derde lid, 52, vierde lid, en 60, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 16, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, 2:6, 2:33, eerste lid, en 2:39, zevende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 30a, tiende lid, en 82a, eerste en tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, 7, eerste lid, van de Remigratiewet, 30aa, derde lid, van de Ziektewet en 104, vijfde en zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 juni 2015, No.W12.15.0133/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 juni 2015, nr. 2015-0000154598,
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN HET ALGEMEEN INKOMENSBESLUIT SOCIALEZEKERHEIDSWETTEN
A
Artikel 2:3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 2:4, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- de uitbetaalde afkoopwaarde van een klein pensioen als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet en artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
C
In artikel 3:2, vierde lid, aanhef, wordt «Indien» vervangen door: Voor zover.
D
In artikel 3:3, dertiende lid, wordt «, derde of achtste lid» vervangen door «, derde of achtste lid of artikel 3:2, twintigste lid» en wordt «of tweede lid,» vervangen door: of tweede lid, of artikel 3:2, twintigste lid,.
E
Artikel 3:4 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Voor het bepalen van het inkomen, bedoeld in artikel 52, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt dat het loon dat door de werkgever wordt betaald, voordat het recht op loondoorbetaling, bedoeld in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voor het eerst is geëindigd, niet als inkomen wordt aangemerkt, indien:- sprake is van een verkorte wachttijd als bedoeld in artikel 23, zesde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
- de uitkeringsgerechtigde geen recht had op een WGA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vijf jaar daarna en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende die wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van arbeid; of
- de uitkeringsgerechtigde op de dag voorafgaand aan het intreden van de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid recht had op een WGA-uitkering.
- indien de uitkeringsgerechtigde recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet zijn artikelen 3:2 en 3:3 niet van toepassing met dien verstande dat onder inkomen wordt verstaan:
- indien het een reguliere WW-uitkering of een uitkering op grond van hoofdstuk III van de Werkloosheidswet betreft, het inkomen, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid;
- indien het een WW-uitkering op grond van hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet of een naar aard en strekking overeenkomstige regeling betreft, het inkomen, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op die uitkering en het inkomen, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, tenzij dat inkomen wordt ontvangen uit de dienstbetrekking waaruit de uitkeringsgerechtigde werkloos is geworden;
- indien het een uitkering op grond van artikel 18 van de Werkloosheidswet betreft, het dagloon op grond waarvan die uitkering wordt berekend en het inkomen, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, tenzij dat inkomen wordt ontvangen uit de dienstbetrekking waaruit de uitkeringsgerechtigde werkloos is geworden.
F
In artikel 3:5, derde lid, wordt «tweede lid» vervangen door: eerste lid.
G
In de artikelen 3:6, opschrift en eerste lid, en 4:1, eerste lid, onderdeel b, wordt «Wet arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
H
Na artikel 5:1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5:1b. Overgangsrecht in verband met het vaststellen van inkomen in verband met artikel 8 BBA 1945
Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel c, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van het besluit van 18 juni 2015, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enkele technische wijzigingen in enkele besluiten (Stb. 242), blijft van toepassing op de uitkeringsgerechtigde die recht heeft op een uitkering in verband met werkloosheid die uitsluitend het gevolg is van verkorting van de werktijd, waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend.Artikel 5:1b. Overgangsrecht in verband met het vaststellen van inkomen in verband met artikel 8 BBA 1945
Artikel 2:3, eerste lid, onderdeel c, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van het besluit van 18 juni 2015, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enkele technische wijzigingen in enkele besluiten (Stb. 242), blijft van toepassing op de uitkeringsgerechtigde die recht heeft op een uitkering in verband met werkloosheid die uitsluitend het gevolg is van verkorting van de werktijd, waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN HET BESLUIT BOVENWETTELIJKE UITKERINGEN BIJ WERKLOOSHEID VAN RECHTERLIJKE AMBTENAREN
Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 8, vierde lid, wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel b.
D
In artikel 10, tweede lid, wordt «zijn de artikelen 45 en 47, tweede en derde lid» vervangen door: is artikel 1b.
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN HET BESLUIT GELIJKSTELLING LOONDERVINGSUITKERING TOESLAGENWET
Het Besluit gelijkstelling loondervingsuitkering Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
- recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet;.
B
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
Artikel 3, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van het besluit van 18 juni 2015, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enige technische wijzigingen in enkele besluiten (Stb. 242), blijft van toepassing als de loondervingsuitkering een uitkering op grond van de Werkloosheidswet betreft en het recht op die uitkering is ontstaan voor 1 juli 2015.Artikel 4a
Artikel 3, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van het besluit van 18 juni 2015, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enige technische wijzigingen in enkele besluiten (Stb. 242), blijft van toepassing als de loondervingsuitkering een uitkering op grond van de Werkloosheidswet betreft en het recht op die uitkering is ontstaan voor 1 juli 2015.
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN HET BESLUIT ONTHEFFING VERPLICHTINGEN SOCIALE ZEKERHEIDSWETTEN
Het Besluit ontheffing verplichtingen sociale zekerheidswetten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a. Aanvulling wettelijke grondslag
Dit besluit berust op de artikelen 24, negende lid, en 26, vierde lid, van de WW, 32, derde lid, van de Wet WIA, 16, tweede lid, van de IOW, 2:33, eerste lid, en 2:39, zevende lid, van de Wajong en 30aa, derde lid, van de ZW.C
Artikel 2 vervalt.
D
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
E
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het UWV kan al dan niet op aanvraag van de uitkeringsgerechtigde na afloop van de periode waarover op grond van het eerste lid ontheffing is verleend, de ontheffing aansluitend verlengen tot maximaal zes maanden, indien nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.F
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a. Ontheffing in verband met zorg voor pasgeboren kind bij overlijden van de moeder
1.
Het UWV kan aan een uitkeringsgerechtigde, die partner is als bedoeld in artikel 3:1a, tweede lid, van de Wazo, op diens aanvraag ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 30, eerste lid, van de Wet WIA, 2:31, eerste lid, en 2:39, derde lid, onderdelen e, f en g, van de Wajong, 30, eerste lid, van de ZW, 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, en 26, eerste lid, onderdelen d, f en g, van de WW, 12, tweede lid, onderdeel c, 14, tweede lid, onderdeel b, of 15, onderdelen a tot en met e, van de IOW, indien:- de moeder van het kind overlijdt:
- tijdens het bevallingsverlof indien zij een werknemer is als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, van de Wazo;
- tijdens de bevallingsuitkering indien zij gelijkgestelde als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, van de Wazo of zelfstandige of beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst is als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet; of
- binnen tien weken na de dag van de geboorte van het kind indien de moeder geen recht had op bevallingsverlof of een bevallingsuitkering als bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van de Wazo; en
- er een akte van geboorte van haar kind is opgemaakt.
2.
Deze ontheffing eindigt op de dag dat:- het bevallingsverlof van de moeder, die werknemer is als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, van de Wazo, zou zijn geëindigd;
- de bevallingsuitkering van de moeder, die gelijkgestelde als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, van de Wazo of zelfstandige of beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst is als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet, zou zijn geëindigd; of
- tien weken na de dag van de geboorte van het kind zijn verstreken, indien de moeder geen recht had op bevallingsverlof of een bevallingsuitkering als bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van de Wazo.
3.
Indien artikel 3:1, vijfde lid, of artikel 3:18, tweede lid, van de Wazo van toepassing, is eindigt de ontheffing, in afwijking van het tweede lid, na afloop van de overeenkomstig die artikelen geldende verlenging.G
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5. Eenmalige ontheffing
Een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 4a kan eenmalig worden verleend per toestand of gebeurtenis.H
Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6a. Overgangsrecht
Indien door het UWV aan de uitkeringsgerechtigde, voor de inwerkingtreding van artikel IV van het besluit van 18 juni 2015, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enkele technische wijzigingen in enkele besluiten (Stb. 242), een ontheffing is verleend op grond van de artikelen 2, 3 of 4, blijven de artikelen 2, 3 en 4 zoals deze luidden voor die inwerkingtreding van toepassing voor de uitkeringsgerechtigde gedurende de resterende duur van die ontheffing.Artikel 1a. Aanvulling wettelijke grondslag
Dit besluit berust op de artikelen 24, negende lid, en 26, vierde lid, van de WW, 32, derde lid, van de Wet WIA, 16, tweede lid, van de IOW, 2:33, eerste lid, en 2:39, zevende lid, van de Wajong en 30aa, derde lid, van de ZW.
Artikel 4a. Ontheffing in verband met zorg voor pasgeboren kind bij overlijden van de moeder
Artikel 5. Eenmalige ontheffing
Een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 4a kan eenmalig worden verleend per toestand of gebeurtenis.
Artikel 6a. Overgangsrecht
Indien door het UWV aan de uitkeringsgerechtigde, voor de inwerkingtreding van artikel IV van het besluit van 18 juni 2015, houdende wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enkele technische wijzigingen in enkele besluiten (Stb. 242), een ontheffing is verleend op grond van de artikelen 2, 3 of 4, blijven de artikelen 2, 3 en 4 zoals deze luidden voor die inwerkingtreding van toepassing voor de uitkeringsgerechtigde gedurende de resterende duur van die ontheffing.
ARTIKEL V. WIJZIGING VAN HET BESLUIT SUWI
Artikel 4.2, eerste lid, van het Besluit SUWI komt te luiden:
1.
Het UWV kan ten behoeve van een persoon als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wet SUWI, op diens aanvraag een individuele re-integratieovereenkomst sluiten met een re-integratiebedrijf, overeenkomstig de voorkeur van de aanvrager, ter uitvoering van werkzaamheden die zijn gericht op de inschakeling in het arbeidsproces, tenzij het betreft:- een uitkeringsgerechtigde op grond van de Werkloosheidswet, bij wie geen sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte;
- een uitkeringsgerechtigde op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen.
ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN HET REMIGRATIEBESLUIT
Artikel 3, eerste lid, van het Remigratiebesluit komt te luiden:
1.
De bruto bedragen van de remigratie-uitkering, bedoeld in artikel 2, worden jaarlijks gewijzigd aan de hand van de helft van het percentage waarmee in het voorafgaande kalenderjaar de bijstandsnormen met toepassing van artikel 38, eerste lid, van de Wet werk en bijstand zijn gewijzigd.ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN HET REMIGRATIEBESLUIT
Artikel 3, eerste lid, van het Remigratiebesluit komt te luiden:
1.
De bruto bedragen van de remigratie-uitkering, bedoeld in artikel 2, worden jaarlijks gewijzigd aan de hand van de helft van het percentage waarmee in het voorafgaande kalenderjaar de bijstandsnormen met toepassing van artikel 38, eerste en tweede lid, van de Participatiewet zijn gewijzigd.ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN HET TIJDELIJK BESLUIT EXPERIMENTEN ZIEKTEWET
In artikel 2, tweede lid, van het Tijdelijk besluit experimenten Ziektewet wordt «26, eerste en vierde lid» vervangen door: 26, eerste en derde lid.
ARTIKEL IX. WIJZIGING AANPASSING VAN HET BESLUIT WFSV
Het besluit van 6 december 2013 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen vanaf 2014, de wijzigingen van het eigenrisicodragen van de WGA vanaf 2016 en enkele andere wijzigingen (Stb. 2013, 555) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, wordt in artikel 2.1c, onderdeel a, «1 januari 2016» vervangen door: 1 januari 2017.
B
In artikel II, onderdeel a, wordt »1 januari 2016» vervangen door: 1 januari 2017.
ARTIKEL X. WIJZIGING AANPASSING VAN HET BESLUIT WFSV
Het besluit van 16 juni 2014 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met het premiepercentage van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas na beëindiging van het eigenrisicodragen van de ZW en andere wijzigingen (Stb. 2014, 223) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, wordt «1 januari 2016» vervangen door: 1 januari 2017.
B
In artikel II, onderdeel a, wordt «1 januari 2016» vervangen door: 1 januari 2017.
ARTIKEL XI. INWERKINGTREDING
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015, met uitzondering van: