Wet van 21 december 2016 tot wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L257) uit te voeren, en dat het wenselijk is de hiervoor noodzakelijke bepalingen aan te passen in de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Telecommunicatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In hoofdstuk 2 wordt voor artikel 2.1 een opschrift ingevoegd, luidende:
C
In artikel 2.1 vervallen het vijfde tot en met het zevende lid.
D
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De Autoriteit Consument en Markt beëindigt of wijzigt de registratie indien de grond voor registratie is vervallen.E
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
F
Na artikel 2.5 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
G
In artikel 11.5b wordt in het eerste lid «certificatiedienstverleners die certificaten aan het publiek afgeven,» vervangen door «verleners van vertrouwensdiensten» en wordt «voor de afgifte en het beheer van het certificaat is vereist» vervangen door: voor het verlenen van de vertrouwensdienst is vereist.
H
Na artikel 11.5b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 11.5c
Het College bescherming persoonsgegevens is de gegevensbeschermingsautoriteit, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening.I
Artikel 15.1 wordt als volgt gewijzigd:
- het verlenen van vertrouwensdiensten door in Nederland gevestigde verleners van vertrouwensdiensten als geregeld in hoofdstuk III van de eidas-verordening, met inbegrip van de bijlagen waarnaar in dat hoofdstuk wordt verwezen, en de artikelen 18.15a, voor zover het Onze Minister aangaat, 18.15b tot en met 18.15e, en 18.18 van deze wet;
2.
De bij besluit van het College bescherming persoonsgegevens aangewezen ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 11.3a en 11.5b en, voor zover het een inbreuk op de veiligheid of het verlies van integriteit betreft die of dat aanzienlijke gevolgen heeft voor persoonsgegevens, het bepaalde bij en krachtens artikel 18.15a van deze wet en artikel 19, tweede lid van de eidas-verordening.J
Na artikel 15.3a worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 15.3b
1.
De ambtenaren die door Onze Minister zijn belast met het toezicht op het verlenen van vertrouwensdiensten, zijn tevens belast met het verlenen van bijstand als bedoeld in de eidas-verordening aan een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat van de Europese Unie.2.
De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, kunnen ten behoeve van het verlenen van bijstand hun toezichthoudende bevoegdheden toepassen, met uitzondering van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 15.7 van deze wet is van overeenkomstige toepassing.3.
Terzake van overtreding van artikel 5:20, van de Algemene wet bestuursrecht, zijn de artikelen 15.4, eerste lid, 15.12 en 15.14 van deze wet van overeenkomstige toepassing.Artikel 15.3c
1.
Een gemotiveerd verzoek van een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat van de Europese Unie tot het verkrijgen van bijstand als bedoeld in de eidas-verordening, wijst Onze Minister op grond van artikel 18, tweede lid, onderdeel a, van de eidas-verordening in ieder geval af, indien dit verzoek strekt tot het verkrijgen van gegevens of inlichtingen waarvan de geheimhouding na verstrekking daarvan naar het oordeel van Onze Minister in onvoldoende mate zal worden gewaarborgd, voor zover sprake kan zijn van bedrijfsvertrouwelijke gegevens of inlichtingen.2.
Indien Onze Minister van oordeel is dat er sprake is van bedrijfsvertrouwelijke gegevens of inlichtingen, vermeldt Onze Minister bij het verstrekken van die gegevens of inlichtingen aan het toezichthoudend orgaan uit de andere lidstaat, uitdrukkelijk en met redenen omkleed dat die informatie niet aan derden ter beschikking mag worden gesteld.3.
Indien Onze Minister gegevens of inlichtingen verstrekt die Onze Minister heeft verkregen van een verlener van een vertrouwensdienst of een aanbieder van een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen of van elektronische zegels, stelt Onze Minister de betreffende verlener of aanbieder daarvan op de hoogte.Artikel 15.3d
1.
De ambtenaren die op grond van deze wet zijn belast met het verlenen van bijstand als bedoeld in de eidas-verordening zijn bevoegd samen met een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat van de Europese Unie een onderzoek uit te voeren naar de naleving van de voorschriften van die verordening, indien over dat onderzoek tussen Onze Minister en een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat van de Europese Unie overeenstemming bestaat.2.
Onze Minister betrekt bij het streven naar overeenstemming in ieder geval het bepaalde in artikel 15.3c, eerste lid, omtrent geheimhouding.3.
De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, beschikken voor de uitvoering van een gezamenlijk onderzoek over de bevoegdheden waarover zij ook voor het verlenen van bijstand beschikken. Artikel 15.3b, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.4.
Een persoon die voor een toezichthoudend orgaan uit een andere lidstaat aan een gezamenlijk onderzoek deelneemt, is bevoegd kennis te nemen van gegevens en inlichtingen die tijdens de uitvoering van dat onderzoek worden verkregen onder de voorwaarden van overeenstemming, bedoeld in het tweede lid.K
Artikel 16.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
L
Artikel 18.2a wordt als volgt gewijzigd:
2.
Onze Minister is voor Nederland het toezichthoudend orgaan, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de eidas-verordening.3.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie is het bevoegde nationale orgaan voor informatieveiligheid, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening.M
In artikel 18.3 worden na het derde lid drie leden toegevoegd, luidende:
4.
Onze Minister, Onze Minister van Veiligheid en Justitie en het College bescherming persoonsgegevens maken in het belang van effectieve en efficiënte meldingen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening, afspraken over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang.5.
Onze Minister en het College bescherming persoonsgegevens, maken in het belang van een effectief en efficiënt toezicht op verleners van vertrouwensdiensten die persoonsgegevens verwerken bij het verlenen van vertrouwensdiensten, afspraken over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang.6.
De afspraken, bedoeld in het vierde en vijfde lid, worden in een samenwerkingsprotocol vastgelegd. Het samenwerkingsprotocol wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.N
In artikel 18.3a wordt na «op de naleving van deze wet» ingevoegd: of van de eidas-verordening.
O
In artikel 18.7, eerste lid, wordt na «het bepaalde bij of krachtens deze wet» ingevoegd: of de eidas-verordening.
P
Artikel 18.15 komt te luiden:
Artikel 18.15
Indien dit voor een goede uitvoering van de eidas-verordening vereist is, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven met betrekking tot:- de in deze verordening gestelde eisen aan verleners van vertrouwensdiensten en door hen te verlenen vertrouwensdiensten, waaraan een verlener van vertrouwensdiensten die aan die nadere regels voldoet het vermoeden kan ontlenen dat aan die eisen is voldaan;
- de in deze verordening gestelde eisen aan gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen of elektronische zegels, waaraan een aanbieder daarvan die aan die nadere regels voldoet het vermoeden kan ontlenen dat aan die eisen is voldaan.
Q
Na artikel 18.15 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 18.15a
1.
Indien dit voor een goede uitvoering van de eidas-verordening vereist is, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de door een verlener van vertrouwensdiensten aan Onze Minister, aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie en, voor zover het persoonsgegevens betreft, aan het College Bescherming Persoonsgegevens, te verstrekken gegevens bij de kennisgeving van een inbreuk op de veiligheid of het verlies van integriteit, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening, en over de wijze van verstrekking van die gegevens.2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de kennisgeving van een inbreuk op de veiligheid of het verlies van integriteit, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening aan degene aan wie een vertrouwensdienst is verleend die naar verwachting ongunstige gevolgen zal ondervinden van die inbreuk of dat verlies van integriteit.Artikel 18.15b
1.
Dit artikel is van toepassing op de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die met toepassing van artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van de eidas-verordening, een gekwalificeerd certificaat afgeeft.2.
De gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die tot afgifte van een op naam van een natuurlijk persoon gesteld gekwalificeerd certificaat overgaat, stelt daaraan voorafgaand de identiteit van die natuurlijke persoon vast aan de hand van de bij artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aangewezen geldige documenten.3.
De gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die tot afgifte van een op naam van een rechtspersoon gesteld gekwalificeerd certificaat overgaat, stelt daaraan voorafgaand vast:- de identiteit van de natuurlijke persoon die deze rechtspersoon vertegenwoordigt aan de hand van een document als bedoeld in het tweede lid;
- de identiteit van de rechtspersoon door middel van raadpleging langs elektronische weg van het handelsregister, bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, of blijkend uit een recent uittreksel uit dat register;
- de bevoegdheid van de natuurlijke persoon tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon op de wijze, bedoeld in onderdeel b, of aan de hand van een volmacht, indien die volmacht is ondertekend met een gekwalificeerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onder 12, van de eidas-verordening of een door een notaris gelegaliseerde handtekening van een natuurlijk persoon van wie de bevoegdheid tot vertegenwoordiging wordt vastgesteld op de wijze, bedoeld in onderdeel b.
4.
Indien de rechtspersoon op naam van wie het gekwalificeerd certificaat wordt gesteld, wordt vertegenwoordigd door een andere rechtspersoon die door een natuurlijke persoon wordt vertegenwoordigd of door een andere rechtspersoon die de laatste is in een reeks van elkaar aansluitend vertegenwoordigende rechtspersonen van wie de eerste door een natuurlijke persoon wordt vertegenwoordigd, wordt de identiteit van de natuurlijke persoon en zijn bevoegdheid tot vertegenwoordiging op de wijze, bedoeld in het derde lid, onderdelen a en c, vastgesteld en de identiteit van de rechtspersonen en hun bevoegdheid tot vertegenwoordiging op de wijze, bedoeld in het derde lid, onderdeel b.5.
Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke persoon die niet een rechtspersoon maar een als zelfstandige eenheid naar buiten optredend samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid vertegenwoordigt dat zelf weer een rechtspersoon vertegenwoordigt.6.
Indien een rechtspersoon of een samenwerkingsverband als bedoeld in het vijfde lid, niet in het handelsregister, bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, staat ingeschreven, maar in een soortgelijk buitenlands register, wordt bij de toepassing van het derde of vierde lid, met het handelsregister dat buitenlands register bedoeld.Artikel 18.15c
1.
De gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten kan met toepassing van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, van de eidas-verordening, tot afgifte van een op naam van een natuurlijke persoon of rechtspersoon gesteld gekwalificeerd certificaat overgaan, indien een elektronisch identificatiemiddel met het betrouwbaarheidsniveau substantieel of hoog als bedoeld in dat onderdeel is afgegeven overeenkomstig de aan identificatie of vertegenwoordiging gestelde eisen, bedoeld in artikel 18.15b.2.
De gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten kan met toepassing van artikel 24, eerste lid, onderdeel c, van de eidas-verordening, tot afgifte van een op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon gesteld gekwalificeerd certificaat overgaan, indien een eerder afgegeven certificaat voor een gekwalificeerde elektronische handtekening of een certificaat voor een gekwalificeerd elektronisch zegel als bedoeld in dat onderdeel is afgegeven:- met inachtneming van het in artikel 18.15b bepaalde;
- op basis van een verificatie aan de hand van een elektronisch identificatiemiddel als bedoeld in het eerste lid, dat is uitgegeven overeenkomstig het in artikel 18.15b bepaalde.
Artikel 18.15d
Indien in een gekwalificeerd certificaat andere specifieke gegevens dan die bedoeld in bijlage I, III en IV van de eidas-verordening worden vermeld, draagt de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten er zorg voor dat de juistheid van die gegevens voorafgaand aan de uitgifte van het certificaat wordt vastgesteld op een niveau dat past bij de betrouwbaarheid die aan de status gekwalificeerd wordt toegekend.Artikel 18.15e
Voorafgaand aan de afgifte van een gekwalificeerd certificaat voor een elektronische handtekening of voor website-authenticatie waarin een natuurlijke persoon met een pseudoniem wordt aangeduid, wordt de identiteit van die natuurlijke persoon op dezelfde wijze vastgesteld als bij de afgifte van een op naam van een natuurlijke persoon gesteld gekwalificeerd certificaat.R
De artikelen 18.16 en 18.16a vervallen.
S
In artikel 18.17 wordt «Degene die een veilig middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen op de markt brengt, zorgt er voor dat het veilig middel voldoet aan de bij of krachtens algemene bestuur te stellen eisen en, ten bewijze daarvan, dat het veilig middel is voor voorzien van» vervangen door: Degene die een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen of van elektronische zegels op de markt brengt, draagt ten bewijze dat is voldaan aan de daaraan in de eidas-verordening gestelde eisen zorg, dat het gekwalificeerd middel is voorzien van.
T
Artikel 18.17a wordt als volgt gewijzigd:
6.
Een aangewezen instelling informeert Onze Minister over een gebleken overeenstemming als bedoeld in het eerste lid uiterlijk binnen twee weken na afronding van de beoordeling daarvan.7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van het zesde lid regels worden gesteld over de door een aangewezen instelling aan Onze Minister te verstrekken gegevens en over de wijze van verstrekking daarvan.U
Artikel 18.18 komt te luiden:
Artikel 18.18
1.
Het is een verlener van vertrouwensdiensten verboden in strijd te handelen met hoofdstuk III, met inbegrip van de bijlagen waarnaar in dat hoofdstuk wordt verwezen, van de eidas-verordening.2.
Het is een verlener van vertrouwensdiensten verboden zich kenbaar te maken als verlener van gekwalificeerde vertrouwensdiensten en vertrouwensdiensten als gekwalificeerd te verlenen zonder dat de status gekwalificeerd aan de verlener en de door hem te verlenen vertrouwensdiensten is toegekend en in de vertrouwenslijst is vastgelegd.V
Aan artikel 18.22 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Onze Minister doet in de Staatscourant mededeling van de titel, de vindplaats en de datum van inwerkingtreding van de eidas-verordening, alsmede van wijzigingen daarvan.W
Na artikel 20.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 20.15a
1.
Dit artikel is van toepassing op aanvragen, samenwerkingsprotocollen, archiefbescheiden en registergegevens, die tot onderwerp hebben certificatiedienstverleners of gekwalificeerde certificaten als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I van de Wet van 21 december 2016 tot wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten) (Stb. 2017, 13).2.
Aanvragen ingediend bij de Autoriteit Consument en Markt, waarop nog geen besluit is genomen op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de wet, aangehaald in het eerste lid, worden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding aangemerkt als aanvragen, ingediend bij Onze Minister.3.
In samenwerkingsprotocollen treedt op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de wet, aangehaald in het eerste lid, Onze Minister in de plaats van de Autoriteit Consument en Markt.4.
Archiefbescheiden van de Autoriteit Consument en Markt en aanvragen als bedoeld in het tweede lid, worden overgedragen aan Onze Minister, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.5.
Gegevens in het register, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, zoals die luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I van de wet, aangehaald in het eerste lid, worden overgedragen aan Onze Minister.X
Artikel 20.16 vervalt.
Y
Artikel 20.15a (huidig) wordt vernummerd tot artikel 20.16a.
Artikel 2.5a
Deze wet is niet van toepassing op de verlening van vertrouwensdiensten of op het voornemen tot verlening daarvan, die van het toepassingsbereik van de eidas-verordening zijn uitgesloten.
Artikel 2.5b
Artikel 2.5c
Artikel 2.5d
Artikel 2.5e
Onze Minister is verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens voor een gegevensverzameling die het gevolg is van de toepassing van artikel 2.5b en voor de vertrouwenslijst, bedoeld in artikel 2.5c, eerste lid.
Artikel 11.5c
Het College bescherming persoonsgegevens is de gegevensbeschermingsautoriteit, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de eidas-verordening.
Artikel 15.3b
Artikel 15.3c
Artikel 15.3d
Artikel 18.15
Indien dit voor een goede uitvoering van de eidas-verordening vereist is, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven met betrekking tot:
Artikel 18.15a
Artikel 18.15b
Artikel 18.15c
Artikel 18.15d
Indien in een gekwalificeerd certificaat andere specifieke gegevens dan die bedoeld in bijlage I, III en IV van de eidas-verordening worden vermeld, draagt de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten er zorg voor dat de juistheid van die gegevens voorafgaand aan de uitgifte van het certificaat wordt vastgesteld op een niveau dat past bij de betrouwbaarheid die aan de status gekwalificeerd wordt toegekend.
Artikel 18.15e
Voorafgaand aan de afgifte van een gekwalificeerd certificaat voor een elektronische handtekening of voor website-authenticatie waarin een natuurlijke persoon met een pseudoniem wordt aangeduid, wordt de identiteit van die natuurlijke persoon op dezelfde wijze vastgesteld als bij de afgifte van een op naam van een natuurlijke persoon gesteld gekwalificeerd certificaat.
Artikel 18.18
Artikel 20.15a
ARTIKEL II
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 15a komt te luiden:
Artikel 15a
Evenals een elektronische gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronisch transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257) hebben een geavanceerde elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 11, en een andere elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 10, van artikel 3 van deze verordening dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening, indien voor deze beide elektronische handtekeningen de methode voor ondertekening die gebruikt is voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval.B
Artikel 15b vervalt.
C
In artikel 15c wordt de zinsnede «vinden de bepalingen van deze afdeling» vervangen door: vindt artikel 15a.
Artikel 15a
Evenals een elektronische gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronisch transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257) hebben een geavanceerde elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 11, en een andere elektronische handtekening als bedoeld in onderdeel 10, van artikel 3 van deze verordening dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening, indien voor deze beide elektronische handtekeningen de methode voor ondertekening die gebruikt is voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische handtekening is gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval.
ARTIKEL III
Artikel 196b van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek vervalt.
ARTIKEL IV
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 655, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt de zinsnede «een elektronische handtekening die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 15a lid 2 van Boek 3» vervangen door: een gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
B
In artikel 932, eerste lid, wordt de zinsnede «een elektronische handtekening die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 15a lid 2 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: een elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257)
ARTIKEL V
Artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht komt te luiden:
Artikel 2:16
1.
Aan het vereiste van ondertekening is voldaan door een elektronische handtekening, indien de methode die daarbij voor ondertekening is gebruikt, voldoende betrouwbaar is, gelet op de aard en inhoud van het elektronische bericht en het doel waarvoor het is gebruikt.2.
Indien de veiligheid en de betrouwbaarheid van het elektronische bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt dit noodzakelijk maken, kan bij wettelijk voorschrift het gebruik worden voorgeschreven van een bepaald type elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 10, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 (PbEU 2014, L257). Daarbij kunnen aanvullende eisen worden gesteld, tenzij het gaat om een geavanceerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11 of een gekwalificeerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12 van die verordening.Artikel 2:16
ARTIKEL VI
In artikel 1072b, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de zinsnede «een elektronische handtekening die voldoet aan het bepaalde in artikel 15a, eerste en tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: een gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
ARTIKEL VII
Artikel 7e van de Kadasterwet wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL VIII
In artikel 8.2, eerste lid, van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt de zinsnede «15a tot en met 15c» vervangen door: 15a en 15c.
ARTIKEL IX
In artikel 35b, vierde lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968, wordt de zinsnede «een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen, welke gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat in de zin van artikel 2, lid 10, van Richtlijn 1999/93/EG en gecreëerd wordt met een veilig middel voor het aanmaken van handtekening en in de zin van artikel 2, leden 6 en 10, van Richtlijn 1999/93/EG» vervangen door: een gekwalificeerde handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).
ARTIKEL X
In artikel 34a van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt onder vernummering van het tiende en elfde lid tot het elfde en twaalfde lid een lid ingevoegd, luidende:
10.
Dit artikel is, met uitzondering van het zevende lid, niet van toepassing op de verantwoordelijke in zijn hoedanigheid als verlener van vertrouwensdiensten als bedoeld in verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).ARTIKEL XA
Artikel I van de Wet van 12 oktober 2016 tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter uitvoering van de netneutraliteitsverordening (Stb. 2016, 409) wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XI
ARTIKEL XII
ARTIKEL XIII
- het verlenen van vertrouwensdiensten door in Nederland gevestigde verleners van vertrouwensdiensten als geregeld in hoofdstuk III van de eidas-verordening, met inbegrip van de bijlagen waarnaar in dat hoofdstuk wordt verwezen, en de artikelen 18.15a, voor zover het Onze Minister aangaat, 18.15b tot en met 18.15e, en 18.18 van deze wet;
ARTIKEL XIV
Indien zowel artikel I, onderdeel A, en artikel VIII, onderdelen c en d van de wet tot Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de versterking van de positie van abonnees bij netwerkstoringen, het wegnemen van overstapdrempels voor kleinzakelijke abonnees, de verbetering van de continuïteit van uitzendingen vanaf antenne-opstelpunten voor omroep, alsmede ter versterking van de samenhang en het beleid op het terrein van elektronische communicatie (versterking telecommunicatiebeleid) als artikel I, onderdeel A, van de wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU (Kamerstukken II 2014/15, nr. 34 260) later in werking treden dan artikel I, onderdeel A, van deze wet, worden de onderdelen c en d van artikel VIII van de als eerste genoemde wet als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XV
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.