Besluit van 6 maart 2017, houdende wijziging van het Besluit omgevingsrecht, het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit algemene regels milieu mijnbouw (vergunning aanleg boorgat)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 14 september 2016, nr. WJZ / 16121452, mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op artikel 4, tweede lid, van richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEU 2012, L 26), de artikelen 40, tweede lid, 49, eerste lid, van de Mijnbouwwet, de artikelen 1.1, derde lid, 2.1, derde lid, 2.22, vijfde lid, en 2.26, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de artikelen 7.2, eerste lid, 7.35, vijfde lid, 8.40, eerste lid, 8.42, eerste lid, en 8.42a, van de Wet milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 november 2016, nr. W15.16.0282/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 24 februari 2017, nr. WJZ / 17015229, uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.5 wordt «mijnbouwwerken die behoren tot een in artikel 4 van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw aangewezen categorie» vervangen door: mijnbouwwerken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw, met uitzondering van installaties:
- waarmee een boorgat wordt aangelegd, gewijzigd of uitgebreid of
- die zijn geplaatst bij of verbonden met een voor winning bestemd mijnbouwwerk.
B
Aan artikel 6.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van een mijnbouwwerk, indien die aanvraag betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van een boorgat of het winnen van delfstoffen of aardwarmte waarvoor Onze Minister van Economische Zaken het bevoegd gezag is, wordt als adviseur aangewezen gedeputeerde staten van de provincie waar het project geheel of gedeeltelijk zal worden of wordt uitgevoerd.ARTIKEL II
Het Besluit milieueffectrapportage wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8, onderdeel b, wordt «inrichting» vervangen door: inrichting of mijnbouwwerk.
B
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL III
Het Besluit algemene regels milieu mijnbouw wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de toepassing van de NRB.C
Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:
D
De artikelen 4 en 5 komen te luiden:
Artikel 4
1.
Dit besluit is van toepassing op:- mobiele installaties op land met bijbehorend terrein;
- mobiele installaties in oppervlaktewater;
- onderzeese installaties.
2.
Dit besluit is niet van toepassing op:- een mobiele installatie op een locatie die gelegen is in een gevoelig gebied als bedoeld onder a, b, of d van punt 1 van onderdeel A van de bijlage, behorende bij het Besluit milieueffectrapportage;
- een mobiele installatie op land indien uit de berekening van het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 44 blijkt dat er een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen binnen de 10-6 per jaar veiligheidscontour is gelegen.
Artikel 5
Van het verbod, bedoeld in artikel 40, tweede lid, eerste volzin, van de Mijnbouwwet, zijn alle mobiele en onderzeese installaties uitgezonderd, tenzij een installatie is geplaatst bij of verbonden is met een voor winning bestemd mijnbouwwerk op het continentaal plat.E
Na artikel 5 worden artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 5a
1.
Het is verboden zonder instemming van Onze Minister met een mobiele installatie in het continentaal plat een boorgat aan te leggen, uit te breiden of te wijzigen, tenzij de mobiele installatie is geplaatst bij of verbonden is aan een mijnbouwwerk en voor deze activiteit krachtens artikel 40, tweede lid, eerste volzin, van de Mijnbouwwet een vergunning is verleend.2.
De instemming kan slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd.3.
De instemming en de daarbij gestelde voorwaarden, beperkingen en voorschriften kunnen worden gewijzigd, voor zover de wijziging wordt gerechtvaardigd door het belang van de bescherming van het milieu.4.
De instemming kan worden ingetrokken indien het aanleggen, uitbreiden of wijzigen van een boorgat met een mobiele installatie tot ontoelaatbare nadelige gevolgen voor het milieu kan leiden.Artikel 5b
1.
Onze Minister kan ter bescherming van het milieu:- aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning als bedoeld in artikel 40, tweede lid, eerste volzin, van de Mijnbouwwet en een instemming voorschriften verbinden om aanvullende eisen te stellen;
- een bepaling als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 19, 21 tot en met 61, eerste lid, en 62 tot en met 65, niet van toepassing verklaren en daarbij beperkingen of voorwaarden stellen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning als bedoeld in artikel 40, tweede lid, eerste volzin, van de Mijnbouwwet of een instemming.
2.
Artikel 20, eerste en tweede lid, en artikel 61, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 20, derde en vierde lid, is niet van toepassing.F
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
3. Het aanleggen, testen, onderhouden, repareren en het gebruik van een onderzeese installatie geschiedt in overeenstemming met de voorschriften die zijn opgenomen in hoofdstuk 5.G
Na artikel 7, vijfde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
6.
Een melding als bedoeld in het eerste lid blijft achterwege indien voor het aanleggen, het uitbreiden of het wijzigen van een boorgat met een mobiele installatie een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend.H
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
6.
Een melding als bedoeld in het eerste lid blijft achterwege indien voor het aanleggen, het uitbreiden of het wijzigen van een boorgat met een mobiele installatie een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een instemming als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van dit besluit is verleend.I
Na artikel 8 wordt in hoofdstuk 2 een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 8a
1.
In afwijking van artikel 8, eerste lid, aanhef, vraagt een uitvoerder die het voornemen heeft om met een mobiele installatie in het continentaal plat een boorgat aan te leggen, uit te breiden of te wijzigen als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, ten minste vier weken voor aanvang om instemming.2.
De uitvoerder overlegt bij de aanvraag om instemming gegevens over de werkzaamheden, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a tot en met f, voor zover deze gegevens niet zijn verstrekt bij de mededeling, bedoeld in artikel 7.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer.3.
Van de aanvraag om instemming wordt in de Staatscourant kennisgegeven.4.
Onze Minister kan op aanvraag van de uitvoerder een instemming wijzigen. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.J
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
K
In artikel 28, tweede lid, wordt «NEN 5744» vervangen door: een bij ministeriële regeling aan te wijzen niet publiekrechtelijke regeling of norm voor de bemonstering en het analyseren van grondwater.
L
Na artikel 66 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 66a
1.
Een melding die is gedaan in de periode tussen de bekendmaking van het Besluit van 6 maart 2017, houdende wijziging van het Besluit omgevingsrecht, het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit algemene regels milieu mijnbouw (Staatsblad 2017, 114) tot tien maanden na de inwerkingtreding van dat besluit, geldt in afwijking van artikel 2.5 van het Besluit omgevingsrecht, de Bijlage, onderdeel D, categorie 17.2, kolom 4, bij het Besluit milieueffectrapportage en de artikelen 5, onderdeel a, onder 1°, 7, zesde lid, 8, zesde lid, en 8a, van dit besluit als een melding als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, aanhef, en 8, eerste lid, aanhef, van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw met toepassing van het Besluit omgevingsrecht, het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit algemene regels milieu mijnbouw zoals deze besluiten luidden voor de inwerkingtreding van het eerder genoemde besluit.2.
Het aanleggen, wijzigen of uitbreiden van een boorgat, waarvoor een melding is gedaan, kan worden begonnen tot en met 12 maanden na de inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid, en voortgezet tot en met 18 maanden na de inwerkingtreding van dat besluit.Artikel 2
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de toepassing van de NRB.
Artikel 4
Artikel 5
Van het verbod, bedoeld in artikel 40, tweede lid, eerste volzin, van de Mijnbouwwet, zijn alle mobiele en onderzeese installaties uitgezonderd, tenzij een installatie is geplaatst bij of verbonden is met een voor winning bestemd mijnbouwwerk op het continentaal plat.
Artikel 5a
Artikel 5b
Artikel 8a
Artikel 66a
ARTIKEL IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.