Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de rechtsmachtbepalingen van enkele verdragen alsmede enkele andere wijzigingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2 april 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 626258;
Gelet op artikel 6 van het Wetboek van Strafrecht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 april 2015, nr. No. W03.15.0100/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 30 april 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 639841;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2, eerste lid, onder a, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
- aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 134a, 140, 140a, 161quater, 162, 162a, 163, 166, 168, 173a, 189, 191, 285, 287, 288, 288a, 289, 300 tot en met 303, 350, 352, 354, 381, 385a, 385b, 385c, 385d van de wet, in de artikelen 79 en 80 van de Kernenergiewet, in de artikelen 3, 10, 17, eerste lid, en 33b van de Wet explosieven voor civiel gebruik in samenhang met artikel 1 van de Wet op de economische delicten, in de artikelen 2, 3, eerste lid, of 4 van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens in samenhang met artikel 1 van de Wet op de economische delicten, in de artikelen 3 of 4 van de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens, in samenhang met artikel 1 van de Wet op de economische delicten, voor zover het feit valt onder de omschrijving van artikel 1 van het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen betreffende de burgerluchtvaart of van artikel II van het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen en hetzij het feit is gepleegd tegen een Nederlander, hetzij de verdachte zich in Nederland bevindt;
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
- aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 240 tot en met 240b, 242, 244 tot en met 246, 248a, 248d, 266, 273f, 284, 285, 285b, 285c, 296 en 300 tot en met 304 van de wet, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van de artikelen 33 tot en met 40 van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, indien het feit is begaan tegen een Nederlander of een vreemdeling die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft.
4.
De Nederlandse strafwet is toepasselijk op de Nederlander of de vreemdeling die een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 240 tot en met 240b, 242, 244 tot en met 246, 248a, 248d, 266, 273f, 284, 285, 285b, 285c, 296 en 300 tot en met 304 van de wet, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van de artikelen 33 tot en met 40 van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
- Aan het misdrijf omschreven in artikel 177 van de wet, voor zover het feit is begaan tegen een Nederlander of een Nederlandse ambtenaar en daarop door de wet van het land waar het is begaan, straf is gesteld;
ARTIKEL II
De bijlage bij het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht wordt als volgt gewijzigd:
- Het op 9 december 1994 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel (Trb. 1996, 62).
- Het Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PbEG L164);
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.