Wet van 7 oktober 2020 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot homologatie van een onderhands akkoord (Wet homologatie onderhands akkoord)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Faillissementswet een regeling te treffen op basis waarvan de rechtbank kan overgaan tot homologatie van een onderhands akkoord betreffende de herstructurering van schulden;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3d
1.
Als een eigen aangifte of een verzoek tot faillietverklaring en een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst het laatste in behandeling.2.
De behandeling van de eigen aangifte of het verzoek tot faillietverklaring wordt in ieder geval geschorst totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek tot aanwijzing van de herstructureringsdeskundige. Wijst de rechtbank het verzoek toe, dan kondigt zij daarbij tevens overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode af en blijft de schorsing tijdens die periode van kracht.Aa
Het eerste lid van artikel 5 komt als volgt te luiden:
1.
De verzoeken, bedoeld in het vorige artikel en in de artikelen 5a, 8, 9, 10, 11, 15c, tweede lid, 42a, 67, 155, 166, 198, 206, 371, eerste lid, 376, eerste lid, 378, eerste lid, 379, eerste lid, en 383, eerste lid, worden ingediend door een advocaat.B
Na artikel 42 wordt ingevoegd een artikel 42a, luidende:
Artikel 42a
Een rechtshandeling die is verricht nadat de schuldenaar ter griffie van rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd als bedoeld in artikel 370, derde lid, of er overeenkomstig artikel 371 door de rechtbank een herstructureringsdeskundige is aangewezen, kan niet met een beroep op het vorige artikel worden vernietigd, als de rechter op verzoek van de schuldenaar voor die rechtshandeling een machtiging heeft afgegeven. De rechter honoreert dit verzoek als:- het verrichten van de rechtshandeling noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord als bedoeld in de genoemde artikelen te kunnen blijven voortzetten, en
- op het moment dat de machtiging wordt verstrekt redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van de schuldenaar bij deze rechtshandeling gediend zijn, terwijl geen van de individuele schuldeisers daardoor wezenlijk in zijn belangen wordt geschaad.
C
In artikel 47 wordt na «aangevraagd was,» ingevoegd «en er geen sprake was van een schorsing van de behandeling van die aanvraag overeenkomstig de artikelen 3d, tweede lid, en 376, tweede lid, onder c».
D
Aan artikel 54 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Degene die een verrekening verricht, is te goeder trouw als bedoeld in het eerste lid als deze verrekening:- geschiedt nadat de schuldenaar ter griffie van de rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd als bedoeld in artikel 370, derde lid, of er overeenkomstig artikel 371 door de rechtbank een herstructureringsdeskundige is aangewezen, en
- wordt verricht in het kader van de financiering van de voortzetting van de door de schuldenaar gedreven onderneming en niet strekt tot inperking van die financiering.
E
Aan artikel 215 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3.
Als een verzoek tot verlening van surseance en een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst het laatste in behandeling en vindt in afwijking van het tweede lid geen voorlopige verlening van surseance plaats.4.
De behandeling van het verzoek en de voorlopige verlening van surseance van betaling worden in ieder geval geschorst totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek tot aanwijzing van de herstructureringsdeskundige. Wijst de rechtbank het verzoek toe, dan kondigt zij daarbij tevens overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode af en blijft de schorsing tijdens die periode van kracht.F
Na artikel 368 wordt opgenomen een nieuwe afdeling, luidend als volgt:
G
Aan het slot van artikel 362, tweede lid, wordt toegevoegd «, met uitzondering van de artikelen 262 en 269 van dat wetboek voor zover het verzoeken betreft die op basis van de tweede afdeling van titel IV worden ingediend in het kader van een besloten akkoordprocedure buiten faillissement of een openbare akkoordprocedure buiten faillissement».
Artikel 3d
Artikel 42a
Een rechtshandeling die is verricht nadat de schuldenaar ter griffie van rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd als bedoeld in artikel 370, derde lid, of er overeenkomstig artikel 371 door de rechtbank een herstructureringsdeskundige is aangewezen, kan niet met een beroep op het vorige artikel worden vernietigd, als de rechter op verzoek van de schuldenaar voor die rechtshandeling een machtiging heeft afgegeven. De rechter honoreert dit verzoek als:
Artikel 369
Artikel 370
Artikel 371
Artikel 372
Artikel 373
Artikel 374
Artikel 375
Artikel 376
Artikel 377
Artikel 378
Artikel 379
Artikel 380
Artikel 381
Artikel 382
Artikel 383
Artikel 384
Artikel 385
Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor de schuldenaar en voor alle stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders. Heeft niet de schuldeiser of aandeelhouder, maar ingevolge artikel 381, vierde of vijfde lid, een ander over het akkoord gestemd, dan is het akkoord desalniettemin verbindend voor de schuldeiser of aandeelhouder.
Artikel 386
Het vonnis van homologatie levert ten behoeve van de stemgerechtigde schuldeisers met niet door de schuldenaar betwiste vorderingen een voor tenuitvoerlegging vatbare titel op tegen de schuldenaar en tegen de tot het akkoord als borgen toegetreden personen, voor zover de schuldeisers op basis van het akkoord een vordering krijgen tot betaling van een geldsom.
Artikel 387
ARTIKEL II
In de Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt een nieuw artikel 19a ingevoegd, luidende:
Artikel 19a
1.
Voor de indiening van verzoeken als bedoeld in de artikelen 42a, 371, eerste lid, 376, eerste lid, 377, derde lid, 378, eerste lid, 379, eerste lid, en 383, zevende lid, van de Faillissementswet wordt van de verzoeker het griffierecht geheven bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken met betrekking tot een vordering van onbepaalde waarde op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.2.
Voor de indiening van een verzoek tot homologatie van een akkoord als bedoeld in artikel 383, eerste lid, van de Faillissementswet wordt van de verzoeker het griffierecht geheven bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100.000 op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.3.
Voor de indiening van een verzoek tot afwijzing van het verzoek tot homologatie van het akkoord als bedoeld in artikel 383, achtste lid, van de Faillissementswet wordt van een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder het griffierecht geheven bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd. De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van het bedrag van hun vordering of het nominale bedrag van hun aandeel.4.
Bij de toepassing van het eerste en het tweede lid geldt, dat als het verzoek wordt gedaan door een herstructureringsdeskundige, het griffierecht wordt geheven van de schuldenaar.Artikel 19a
ARTIKEL IIA
Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Wet homologatie onderhands akkoord.