Besluit van 11 februari 2019 tot wijziging van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart ter implementatie van de besluiten 2013-II-6, 2015-II-3, 2016-I-5 en 2017-I-5 van de Conferentie van Verdragsluitende Partijen van het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI), het schrappen van de eenheidsverklaring en het herstel van een aantal onvolkomenheden
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 18 oktober 2018, nr. IenW/BSK-2018/105722, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de besluiten 2013-II-6, 2015-II-3, 2016-I-5 en 2017-I-5 van de Conferentie van Verdragsluitende Partijen van het CDNI, de artikelen 6.2, eerste lid, onder b, 6.6 en 6.7 van de Waterwet en de artikelen 8.42 en 9.5.2 van de Wet milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 november 2018, nr. W17.18.0334/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 6 februari 2019, nr. IENW/BSK-2019/14065, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In § 1.3 Algemene verboden en verplichtingen wordt artikel 3a ingevoegd, luidende:
Artikel 3a
Het in het oppervlaktewaterlichaam brengen van stoffen bedoeld in de artikelen 62, 76, 77 en 100 is vrijgesteld van het in artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet bedoelde verbod.C
In artikel 10 vervalt «, ook voor zover die zich bevinden op andere wateren dan bedoeld in artikel 3, onder a».
D
In artikel 26, tweede lid, wordt «zes maanden» vervangen door: twaalf maanden.
E
In artikel 57 wordt na «wordt» ingevoegd: gedurende ten minste zes maanden na afgifte.
F
Artikel 58 komt te luiden:
Artikel 58
1.
Indien de laadruimten en ladingtanks van schepen worden ingezet voor verenigbare transporten wordt dit schriftelijk aangetoond door de schipper. De ladingontvanger dan wel de overslaginstallatie vult in dat geval de toepasselijke rubriek van de losverklaring in.2.
De schipper zorgt ervoor dat het in de eerste regel van het eerste lid bedoelde schriftelijke bewijs tot na de beëindiging van het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig is.3.
Indien op het moment van het lossen de vervolglading nog niet bekend is, maar verwacht wordt dat die verenigbaar zal zijn, kan de toepassing van de artikelen 45 en 47 bedoelde maatregelen worden uitgesteld.4.
De in artikel 70 bedoelde afzender en de in artikel 71 bedoelde ontvanger wijzen voorlopig een ontvangstvoorziening als bedoeld in artikel 47 aan en vullen dit in de toepasselijke rubrieken op de losverklaring in.5.
Een ladingruim en ladingtank behoeven niet gewassen te worden wanneer, voordat de in het vierde lid bedoelde ontvangstvoorziening wordt aangelopen, aantoonbaar vaststaat dat de vervolglading verenigbaar is. De schipper vult dit in bij de toepasselijke rubriek op de losverklaring en zorgt ervoor dat deze tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig is.G
Artikel 59 komt te luiden:
Artikel 59
Indien een lading wordt gelost van een schip dat, blijkens de door de ladingontvanger dan wel de overslaginstallatie ingevulde toepasselijke rubriek op de losverklaring, wordt ingezet ten behoeve van eenheidstransporten zijn met betrekking tot dat lossen niet van toepassing:- de artikelen 36, 42, 43 en artikel 55, tweede lid, onderdeel a, onder 2◦, en;
- de artikelen 45, 47 en artikel 55, tweede lid, onderdeel a, onder 3◦ en 4◦.
H
Artikel 60 vervalt.
I
Artikel 62, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
- ballastwater uit ballasttanks, ballastwater dat blijkens een losverklaring welke voldoet aan het bepaalde in paragraaf 3.6 afkomstig is uit een gewassen laadruim of ladingtank, regenwater of buiswater;
J
Artikel 68, tweede lid, komt te luiden:
2.
Degene die de inrichting drijft als bedoeld in artikel 67 bewaart een exemplaar van de door hem, de ladingontvanger of de overslaginstallatie, en de schipper ingevulde en ondertekende losverklaring gedurende ten minste zes maanden na afgifte in zijn administratie.K
In artikel 70, tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «indien uit de laatst afgegeven losverklaring blijkt dat het laadruim, onderscheidenlijk de ladingtank, na de vorige lossing gewassen is» vervangen door: indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de ladingrestanten overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van aanhangsel III bij de Uitvoeringsregeling niet met het waswater in het water geloosd mogen worden.
L
In artikel 71, onderdeel b, wordt de zinsnede «indien uit de laatst afgegeven losverklaring blijkt dat het laadruim, onderscheidenlijk de ladingtank, na de vorige lossing gewassen is» vervangen door: indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de ladingrestanten overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van aanhangsel III bij de Uitvoeringsregeling niet met het waswater in het water geloosd mogen worden.
M
Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De schipper van een passagiersschip dient zeker te stellen dat het bedrijfsafvalwater uit keukens, eetruimten, wasruimten en bijkeukens, daaronder begrepen toiletwater, op een passende wijze aan boord van het schip wordt verzameld en bij een ontvangstvoorziening wordt afgegeven, voor zover het passagiersschip niet over een zuiveringsinstallatie als bedoeld in artikel 76, beschikt.N
Artikel 100a komt te luiden:
Artikel 100a
Voor zover dit besluit berust op de Wet milieubeheer, berust dit op de artikelen 8.42a, 9.5.2. en 10.40a, tweede lid, van die wet.Artikel 3a
Het in het oppervlaktewaterlichaam brengen van stoffen bedoeld in de artikelen 62, 76, 77 en 100 is vrijgesteld van het in artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet bedoelde verbod.
Artikel 58
Artikel 59
Indien een lading wordt gelost van een schip dat, blijkens de door de ladingontvanger dan wel de overslaginstallatie ingevulde toepasselijke rubriek op de losverklaring, wordt ingezet ten behoeve van eenheidstransporten zijn met betrekking tot dat lossen niet van toepassing:
Artikel 100a
Voor zover dit besluit berust op de Wet milieubeheer, berust dit op de artikelen 8.42a, 9.5.2. en 10.40a, tweede lid, van die wet.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2019.