Besluit van 22 november 2018 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de algemene verplichting tot overlegging van een verklaring omtrent gedrag bij een eerste benoeming tot rechterlijk ambtenaar
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 10 oktober 2018, nr. 2382586;
Gelet op artikel 5d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 november 2018, nr. W16.18.0312/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 19 november 2018, nr. 2412600
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Artikel 2f van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt gewijzigd als volgt:
1.
In geval van een opvolgende benoeming van een rechterlijk ambtenaar in een ander ambt dan bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet en niet zijnde een ambt als bedoeld in het tweede of derde lid van dit artikel, kan Onze Minister van de betrokkene een verklaring omtrent het gedrag, niet ouder dan drie maanden en afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, verlangen als hij van mening is dat de omstandigheden sinds de benoeming van betrokkene in het eerdere ambt dusdanig gewijzigd zijn dat dit noodzakelijk is.5.
Het tweede tot en met vierde lid zijn niet van toepassing in geval van benoeming in een ambt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet.ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.