Besluit van 30 oktober 2020 tot wijziging van de Penitentiaire maatregel, het Reglement verpleging ter beschikking gestelden en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen in verband met de geestelijke verzorging en de instelling van een commissie van toezicht en een beklagcommissie voor het vervoer
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 5 juni 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2863366;
Gelet op de artikelen 18e, derde lid, en 41, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, 15b, derde lid, en 40, vierde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en 19b, derde lid, en 46, vierde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 juli 2020, No. W16.20.0165/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 27 oktober 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3055260;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
De Penitentiaire maatregel wordt als volgt gewijzigd:
A
Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
B
De artikelen 24 tot en met 27 komen als volgt te luiden:
Artikel 24
1.
Bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn een hoofd boeddhistische geestelijke verzorging, een hoofd hindoeïstische geestelijke verzorging, een hoofd islamitische geestelijke verzorging, een hoofdrabbijn, een hoofdpredikant, een hoofdaalmoezenier en een hoofd humanistische geestelijke verzorging aangesteld. Zij treden op als vertegenwoordiging van de zendende instanties en dienen Onze Minister gevraagd en ongevraagd van advies omtrent de geestelijke verzorging in de inrichtingen.2.
De hoofden zijn in ieder geval belast met het doen van voordrachten voor aanstelling van geestelijk verzorgers behorende tot hun gezindte of levensovertuiging.Artikel 25
Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.Artikel 26
De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 24, eerste lid.Artikel 27
Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 25 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.C
Hoofdstuk 7 vervalt.
D
In artikel 40, eerste lid, wordt «artikel 41 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming» vervangen door «artikel 21, tweede lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens».
Artikel 20a
Artikel 20b
Artikel 24
Artikel 25
Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.
Artikel 26
De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 24, eerste lid.
Artikel 27
Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 25 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.
ARTIKEL II
Het Reglement verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt gewijzigd:
A
Na hoofdstuk 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
B
De artikelen 36 tot en met 39 komen als volgt te luiden:
Artikel 36
1.
Bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn een hoofd boeddhistische geestelijke verzorging, een hoofd hindoeïstische geestelijke verzorging, een hoofd islamitische geestelijke verzorging, een hoofdrabbijn, een hoofdpredikant, een hoofdaalmoezenier en een hoofd humanistische geestelijke verzorging aangesteld. Zij treden op als vertegenwoordiging van de zendende instanties en dienen Onze Minister gevraagd en ongevraagd van advies omtrent de geestelijke verzorging in de inrichtingen.2.
De hoofden zijn in ieder geval belast met het doen van voordrachten voor aanstelling van geestelijk verzorgers bij de rijksinrichtingen behorende tot hun gezindte of levensovertuiging.Artikel 37
Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.Artikel 38
De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een rijksinrichting geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 36, eerste lid. De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een justitiële particuliere inrichting geschiedt door of vanwege het bestuur van de inrichting gehoord de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 36, eerste lid.Artikel 39
Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 37 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.Artikel 17a
Artikel 17b
Artikel 36
Artikel 37
Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.
Artikel 38
De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een rijksinrichting geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 36, eerste lid. De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een justitiële particuliere inrichting geschiedt door of vanwege het bestuur van de inrichting gehoord de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 36, eerste lid.
Artikel 39
Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 37 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.
ARTIKEL III
Het Reglement justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
B
Hoofdstuk 10 vervalt.
C
De artikelen 51 tot en met 54 komen als volgt te luiden:
Artikel 51
1.
Bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn een hoofd boeddhistische geestelijke verzorging, een hoofd hindoeïstische geestelijke verzorging, een hoofd islamitische geestelijke verzorging, een hoofdrabbijn, een hoofdpredikant, een hoofdaalmoezenier en een hoofd humanistische geestelijke verzorging aangesteld. Zij treden op als vertegenwoordiging van de zendende instanties en dienen Onze Minister gevraagd en ongevraagd van advies omtrent de geestelijke verzorging in de inrichtingen.2.
De hoofden zijn in ieder geval belast met het doen van voordrachten voor aanstelling van geestelijke verzorgers bij de rijksinrichtingen behorende tot hun gezindte of levensovertuiging.Artikel 52
Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.Artikel 53
1.
De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een rijksinrichting geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 51, eerste lid.2.
De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een justitiële particuliere inrichting geschiedt door of vanwege het bestuur van de inrichting gehoord de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 51, eerste lid.Artikel 54
Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 52 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.Artikel 23a
Artikel 23b
Artikel 51
Artikel 52
Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.
Artikel 53
Artikel 54
Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 52 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.
ARTIKEL IV
Het Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder c, wordt «artikel 11 van de wet» vervangen door «artikel 25 van de wet».
B
In artikel 8 wordt «artikel 14, eerste lid, van de wet» vervangen door «artikel 16, eerste lid, van de wet».
ARTIKEL V
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.