Part of Smart Yellow Suite

WGK003699
Wijziging Vreemdelingenbesluit 2000 ivm herschikking en uitbreiding vrijstellingen TEV-procedure

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 28 maart 2015
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van vrijstellingen van het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf

Samenvatting

Deze wijziging betreft de toevoeging (en een enkele wijziging) van vrijstellingen van het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf.

Documenten

stb-2015-333 (PDF)

Besluit van 9 september 2015 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de herschikking en beperkte uitbreiding van de vrijstellingen van de visumplicht voor de toegang en het verblijf van langere duur

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 23 april 2015, nr: 638271;

Gelet op artikel 17, eerste lid, onder g, van de Vreemdelingenwet 2000;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 juni 2015, No.W03.15.0137/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 2 september 2015, nr. 678324;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt gewijzigd als volgt.

A

In artikel 3.30b vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

B

In artikel 3.30c, derde lid, wordt «op de gronden, bedoeld in het tweede lid, onder a of d» vervangen door: op de grond, bedoeld in het tweede lid, onder d.

C

In artikel 3.31, derde lid, wordt «op grond van artikel 16, eerste lid, onder a, e of k, van de Wet» vervangen door: op grond van artikel 16, eerste lid, onder e of k, van de Wet.

D

In artikel 3.46, vierde lid, tweede volzin, wordt «artikel 16, eerste lid, onder a en c» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder c.

E

Artikel 3.71, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. die houder is van een door een andere staat die het Schengenacquis volledig toepast afgegeven geldige verblijfstitel die het buitenlands equivalent is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 of 20 van de Wet, de aanvraag via een erkende referent indient en in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, dan wel die als de echtgenoot, geregistreerde dan wel ongehuwde partner of het minderjarig kind van die echtgenoot, partner of houder voor verblijf bij die houder in die andere staat in het bezit is gesteld van een zodanige verblijfstitel, de aanvraag via een erkende referent indient voor verblijf als familie- of gezinslid bij die houder en in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet;
  1. die in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met grensoverschrijdende dienstverlening;
  1. die verblijf beoogt voor medische behandeling en die ten minste een jaar direct voorafgaande aan de aanvraag rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder j, van de Wet heeft gehad;
  1. die de biologische of juridische ouder is die het gezag heeft over en is ingereisd met een minderjarige vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet die is verleend met toepassing van artikel 3.46 dan wel die de onder het gezag van die ouder staande minderjarige broer of zuster van die houder is en met die ouder en houder is ingereisd;
  2. die de echtgenoot, geregistreerde partner of partner is, dan wel het biologische of juridische kind dat onder het rechtmatig gezag staat, van een meerderjarige vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet die is verleend met toepassing van artikel 3.46, met die houder is ingereisd en bij die houder verblijft;
  3. die minderjarig is, Nederland is ingereisd als houder van een geldig Nederlands nationaal paspoort en na de vaststelling dat het paspoort ten onrechte is verstrekt, alsnog een aanvraag indient voor een verblijfsvergunning regulier verband houdend met verblijf ter adoptie, tenzij onjuiste gegevens zijn verstrekt die hebben geleid tot de afgifte van dat paspoort;
  4. die een minderjarig kind is van een houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, onder a, b dan wel c, en onder het gezag staat van en verblijft bij die houder;
  5. die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder d, e of f, dan wel het minderjarige kind van die vreemdeling dat onder het gezag staat van en verblijft bij die vreemdeling;
  6. die houder is van een door de autoriteiten van een andere staat die Partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie afgegeven Europese blauwe kaart en gedurende ten minste achttien maanden als houder van die kaart in die staat heeft verbleven.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2015.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.