Besluit van 11 mei 2020, houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar en het Besluit politiegegevens in verband met de herziening van de geweldsmelding
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie; van 30 januari 2019, nr. 2487023, Directie Wetgeving en Juridische Zaken
Gelet op de artikelen 7, negende lid, en 9, eerste en vierde lid, van de Politiewet 2012, artikel 6, vijfde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 februari 2019, nr. W16.19.0029/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 23 april 2020, nr. 2894173, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;,
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
De Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In dit besluit wordt verstaan onder ambtenaar:- de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 2012, en de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder c of d, van die wet, die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
- de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, en de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder c en d, van die wet, die is aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie dan wel de rijksrecherche, voor zover het betreft de artikelen 1 en 2 en hoofdstuk 5;
- degene die is benoemd tot aspirant voor de duur dat hij de praktijkstage volgt;
- de militair van de Koninklijke marechaussee in de uitvoering van de politietaken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Politiewet 2012;
- de militair van de krijgsmacht, bedoeld in artikel 58, eerste lid, en artikel 59 van de Politiewet 2012.
2.
In hoofdstuk 6 van dit besluit wordt onder ambtenaar mede verstaan de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, dan wel een andere persoon, voor zover die ambtenaar van politie of die persoon tevens buitengewoon opsporingsambtenaar is en door de korpschef is belast met de verzorging van ingeslotenen.B
In artikel 5, eerste lid, vervalt:, al of niet in gesloten verband,.
C
Het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 4, komt te luiden: § 4. Melding aanwenden van geweld
D
Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 17
1.
De ambtenaar die geweld heeft aangewend, meldt schriftelijk de aard, waaronder het gebruikte geweldmiddel, en de gevolgen daarvan en mondeling de feiten en omstandigheden, waaronder de redenen die tot het aanwenden van geweld hebben geleid, zo spoedig mogelijk aan de hulpofficier van justitie die krachtens aanwijzing is belast met de registratie van aangewend geweld.2.
Indien de ambtenaar die geweld heeft aangewend, onder leiding van een ter plaatse aanwezige meerdere heeft opgetreden en geweld heeft aangewend na diens uitdrukkelijke last, geschiedt de melding, bedoeld in het eerste lid, door deze meerdere. De ambtenaar verstrekt de hulpofficier van justitie, bedoeld in het eerste lid, desgevraagd de nodige inlichtingen.3.
De melding wordt door de hulpofficier van justitie, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk geregistreerd op een daartoe door Onze Minister vastgestelde wijze, indien:- het aanwenden van geweld de dood dan wel lichamelijk letsel van meer dan geringe betekenis heeft veroorzaakt;
- gebruik is gemaakt van een vuurwapen, of
- het aanwenden van geweld naar het oordeel van de hulpofficier van justitie daartoe aanleiding geeft.
4.
Van de geweldsregistratie wordt terstond kennis gegeven aan:- Onze Minister, indien het geweld is aangewend door de korpschef of een krachtens artikel 28, derde lid, van de Politiewet 2012 aangewezen lid van de leiding van de politie;
- de korpschef, indien het geweld is aangewend door een andere ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder a of c, van de Politiewet 2012, die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
- de commandant van de Koninklijke marechaussee, indien het geweld is aangewend door een militair bij de uitvoering van diens in de Politiewet 2012 omschreven taak;
- de directeur van de rijksrecherche, indien het geweld is aangewend door een ambtenaar van de rijksrecherche die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
5.
De hulpofficier van justitie geeft de ambtenaar die geweld heeft aangewend, alsmede, indien van toepassing, de meerdere die de last tot het aanwenden van geweld heeft gegeven zo spoedig mogelijk kennis van de geweldsregistratie.E
Na artikel 17 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 18
1.
Van de geweldsregistratie wordt in de gevallen, bedoeld in het tweede lid:- door Onze Minister kennis gegeven aan het College van procureurs-generaal indien het geweld is aangewend door de korpschef of een krachtens artikel 28, derde lid, van de Politiewet 2012 aangewezen lid van de leiding van de politie;
- door de korpschef kennis gegeven aan de officier van justitie in het arrondissement waarbinnen het geweld is aangewend, indien het geweld is aangewend door een andere ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
- door de commandant van de Koninklijke marechaussee kennis gegeven aan de officier van justitie te Arnhem belast met militaire zaken indien het geweld is aangewend door een militair bij de uitvoering van zijn in de Politiewet 2012 omschreven taak;
- door de directeur van de rijksrecherche kennis gegeven aan de hoofdofficier van justitie in het arrondissement waarbinnen het geweld is aangewend, indien het geweld is aangewend door een ambtenaar van de rijksrecherche die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
2.
De kennisgeving geschiedt:- terstond, indien:
- het aanwenden van geweld de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt of er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat het aanwenden van geweld zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt;
- gebruik is gemaakt van een vuurwapen met enig lichamelijk letsel tot gevolg;
- zo spoedig mogelijk, indien het aanwenden van geweld naar het oordeel van Onze Minister, de korpschef, de commandant van de Koninklijke marechaussee onderscheidenlijk de directeur van de rijksrecherche daartoe aanleiding geeft.
3.
De functionaris die op grond van artikel 17, vierde lid, van de geweldsregistratie heeft kennisgenomen, licht de ambtenaar, alsmede, indien van toepassing, de meerdere die de last tot het aanwenden van geweld heeft gegeven, in over de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid.Artikel 18a
1.
De geweldsregistratie wordt zo spoedig mogelijk behandeld door de functionaris die op grond van artikel 17, vierde lid, van de geweldsregistratie heeft kennisgenomen.2.
De functionaris beoordeelt of de ambtenaar, alsmede, indien van toepassing, de meerdere die de last tot het aanwenden van geweld heeft gegeven, heeft gehandeld volgens artikel 7, eerste en zevende lid, van de Politiewet 2012 en dit besluit.3.
De functionaris licht de ambtenaar, alsmede, indien van toepassing, de meerdere die de last tot het aanwenden van geweld heeft gegeven, in over de voortgang van de behandeling van de geweldsregistratie.4.
De functionaris geeft de ambtenaar die geweld heeft aangewend, alsmede, indien van toepassing, de meerdere die de last tot het aanwenden van geweld heeft gegeven, schriftelijk en gemotiveerd kennis van zijn oordeel over de geweldsaanwending.F
Artikel 19 komt te luiden:
Artikel 19
De functionaris, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, draagt zorg voor:- de registratie van de meldingen, bedoeld in artikel 17, eerste tot en met derde lid, en van de kennisgevingen, bedoeld in de artikelen 18 en 18a, vierde lid;
- een jaarlijkse publicatie van een zakelijke weergave van deze meldingen en kennisgevingen.
G
In artikel 21 wordt «de meerdere» vervangen door: de hulpofficier van justitie.
H
In artikel 23 wordt «de meerdere» vervangen door: de hulpofficier van justitie.
I
Artikel 23b wordt gewijzigd:
J
In artikel 28, vierde lid, wordt «de meerdere» vervangen door: de hulpofficier van justitie.
K
Artikel 36a komt te luiden:
Artikel 36a
1.
Op de ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst zijn de artikelen 1, derde, vierde en vijfde lid, 2, 4, 5, 7, eerste lid, aanhef en onder a en b, tweede, derde en vierde lid, 10, 10a, 12a, 12b, 12c, 15, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, 16, 17, eerste tot en met derde lid, vierde lid, onder b, en vijfde lid, 18, eerste lid, aanhef en onder b, tweede lid, 18a, 19 tot en met 23 van dit besluit van toepassing.2.
Voor de toepassing van:- artikel 1, derde lid, wordt voor «meerdere» gelezen: de ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst die uit hoofde van zijn functie met de leiding is belast of het bevel heeft over de taakuitvoering;
- artikel 1, vierde lid, onder a, wordt voor «bevoegd gezag» gelezen: de officier van justitie;
- artikel 1, vierde lid, onder d, wordt voor «geweldmiddel» gelezen: de wapens en de uitrusting waarmee geweld kan worden uitgeoefend, ten aanzien waarvan krachtens artikel 3a, derde lid, van de Wet wapens en munitie is bepaald dat de in dat lid genoemde artikelen niet van toepassing zijn op ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten;
- de artikelen 17, vierde lid, onder b, en 18, eerste lid, aanhef en onder b, wordt voor «de korpschef» telkens gelezen «het hoofd van de bijzondere opsporingsdienst» en voor «een andere ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder a of c, van de Politiewet 2012, die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» telkens gelezen: de ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst;
- artikel 18, tweede lid, aanhef en onder b, wordt voor «de korpschef» gelezen: het hoofd van de bijzondere opsporingsdienst;
- artikel 18a, tweede lid, wordt voor «artikel 7, eerste en zevende lid, van de Politiewet 2012» gelezen: artikel 6, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten;
- artikel 20 wordt voor «artikel 7, derde en vierde lid, van de Politiewet 2012» gelezen: artikel 6, derde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten;
- artikel 21 wordt voor «onderzoek aan kleding of voorwerpen» gelezen «onderzoek aan kleding» en wordt voor «artikel 7, derde lid, van de Politiewet 2012» gelezen: artikel 6, derde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten.
K
Artikel 37 komt te luiden:
Artikel 37
1.
Indien Onze Minister ingevolge artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012 heeft bepaald dat een buitengewoon opsporingsambtenaar bevoegd is tot de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in het eerste, derde en vierde lid van dat artikel, zijn de artikelen 1, derde, vierde en vijfde lid, 5, 17, eerste tot en met derde, vierde lid, onder b en vijfde lid, 18, eerste lid, aanhef en onder b, tweede lid, 18a, 19 tot en met 21 van dit besluit van toepassing op de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar.2.
Indien de aanwijzing mede omvat het gebruik van een wapen, een surveillancehond dan wel handboeien zijn de artikelen 4, 7, eerste lid, aanhef en onder a en b, tweede, derde en vierde lid, 8, 9, 10, 10a, 12a, 12b, 12c, 15, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, 16 respectievelijk 22 en 23 van dit besluit van toepassing op de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar.3.
Voor de toepassing van:- artikel 1, derde lid, wordt voor «meerdere» gelezen: de direct toezichthouder, bedoeld in artikel 1 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;
- artikel 1, vierde lid, onder a, wordt voor «het gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012» gelezen: het gezag, bedoeld in artikel 12 van de Politiewet 2012;
- artikel 1, vierde lid, onder d, wordt voor «geweldmiddel» gelezen: de wapens en de uitrusting waarmee geweld kan worden uitgeoefend, ten aanzien waarvan krachtens artikel 3a, derde lid, van de Wet wapens en munitie is bepaald dat de in dat lid genoemde artikelen niet van toepassing zijn op buitengewoon opsporingsambtenaren;
- de artikelen 17, vierde lid, onder b en, 18, eerste lid, aanhef en onder b, wordt voor «de korpschef» gelezen «de direct toezichthouder, bedoeld in artikel 1 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar» en voor «een andere ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2, onder a of c, van de Politiewet 2012, die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak» gelezen: de buitengewoon opsporingsambtenaar;
- artikel 18, tweede lid, aanhef en onder b, wordt voor «de korpschef» gelezen: de direct toezichthouder, bedoeld in artikel 1, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;
- artikel 18, vierde lid, wordt voor «de ambtenaar» gelezen: de buitengewoon opsporingsambtenaar.
Artikel 17
Artikel 18
Artikel 18a
Artikel 19
De functionaris, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, draagt zorg voor:
Artikel 36a
Artikel 37
ARTIKEL II
Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel k door een puntkomma een onderdeel ingevoegd, luidende:
B
In de artikelen 19 en 31 vervalt telkens:, als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren,.
C
In artikel 29, eerste lid, wordt «door of namens de meerdere, bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren,» vervangen door: door de direct toezichthouder.
ARTIKEL III
In artikel 4:3, eerste lid, van het Besluit politiegegevens wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma een onderdeel ingevoegd, luidende:
- de hulpofficier van justitie, de functionarissen, bedoeld in de artikelen 17, vierde lid, van de Ambtsinstructie van de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het hoofd van de bijzondere opsporingsdienst en de direct toezichthouder, bedoeld in artikel 1 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, ten behoeve van:
- de geweldsregistratie, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder m, van de Ambtsinstructie van de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren;
- de behandeling en beoordeling van de geweldsregistratie, bedoeld in artikel 18a van de Ambtsinstructie van de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
ARTIKEL IV
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.