Part of Smart Yellow Suite

WGK003525
Wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering gerechtelijke procedure in het burgerlijk recht en het bestuursrecht (KEI-I)

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 28 maart 2015
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wetsvoorstel herziening Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene Wet bestuursrecht met het oog op vereenvoudiging en digitalisering van de gerechtelijke procedure in eerste aanleg

Samenvatting

In het regeerakkoord is opgenomen dat het civiele en bestuursprocesrecht vergaand wordt vereenvoudigd en gedigitaliseerd. Het wetsvoorstel regelt dit voor de eerste aanleg.

Documenten

stb-2016-288 (PDF)

Wet 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht te wijzigen in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht in zaken waarbij een vordering is ingesteld, indien de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in Nederland.
B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht in zaken waarbij een verzoek is ingediend, met uitzondering van zaken als bedoeld in de artikelen 4 en 5, indien:
  1. hetzij de verzoeker of, indien er meer verzoekers zijn, een van hen, hetzij een van de in de procesinleiding genoemde belanghebbenden in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft,
  2. het verzoek betrekking heeft op een geding waarbij tevens een vordering is of wordt ingesteld ten aanzien waarvan de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, of
  3. de zaak anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is.
C

In artikel 6, onderdeel a, wordt «eis» vervangen door: vordering.

D

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7
1.
Indien in zaken waarbij een vordering is ingesteld de Nederlandse rechter ten aanzien van een van de verweerders rechtsmacht heeft, komt hem deze ook toe ten aanzien van in hetzelfde geding betrokken andere verweerders, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden verweerders een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
2.
Indien in zaken waarbij een vordering is ingesteld de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, komt hem deze ook toe ten aanzien van een verzoek, tegenvordering of tegenverzoek en ten aanzien van een vordering tot vrijwaring, voeging of tussenkomst, tenzij onvoldoende samenhang bestaat met de oorspronkelijke vordering.
E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

F

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11
Het verweer dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, wordt in zaken waarbij een vordering is ingesteld gevoerd vóór alle weren ten gronde, op straffe van verval van het recht daartoe.
G

In artikel 12 komt de laatste volzin te luiden: Indien het een zaak betreft waarbij een vordering is ingesteld, is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.

H

In het opschrift van de derde afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek wordt «voorschriften» vervangen door: beginselen.

I

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

2.
De rechter neemt ambtshalve of op verlangen van een van de partijen alle beslissingen die nodig zijn voor een goed verloop van de procedure.
J

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22
1.
De rechter kan in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen.
2.
Partijen kunnen dit, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, weigeren of de rechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de toelichting onderscheidenlijk de bescheiden.
3.
De rechter beslist of de in het tweede lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4.
Indien de rechter beslist dat de weigering onderscheidenlijk de beperking niet gerechtvaardigd is, kan hij daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
5.
Indien de rechter heeft beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.
6.
Indien de rechter heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan hij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die toelichting onderscheidenlijk die bescheiden uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
Ja

Na artikel 22 worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 22a
1.
De rechter kan, indien de vrees bestaat dat kennisneming van stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
2.
De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de persoonlijke levenssfeer van een ander onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
Artikel 22b
De rechter kan door partijen verschafte gegevens en bescheiden buiten beschouwing laten indien zij op zijn verzoek niet aangeven ter toelichting of staving van welke stelling de gegevens of bescheiden zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is.
K

In artikel 27, eerste en tweede lid, wordt «terechtzitting» vervangen door: zitting.

L

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

3.
Onder vonnissen, arresten en beschikkingen zijn begrepen stukken die bij de uitspraak zijn gevoegd. Van andere tot een procesdossier behorende stukken wordt geen afschrift of uittreksel aan derden verstrekt.
M

In artikel 28, eerste lid, onder a (nieuw), wordt «terechtzitting» telkens vervangen door: zitting.

N

Na artikel 30 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, die luidt:

O

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Van het verbeterde vonnis of arrest of de verbeterde beschikking stelt de griffier op de dag van de uitspraak aan de in de oorspronkelijke procedure verschenen partijen een afschrift ter beschikking, zo nodig opgemaakt in executoriale vorm. Een eerder verstrekt afschrift opgemaakt in executoriale vorm verliest hierdoor zijn kracht. Was de executie reeds aangevangen, dan kan deze met inachtneming van de verbetering worden voortgezet op grond van een na de verbetering afgegeven afschrift opgemaakt in executoriale vorm.
P

Artikel 33 vervalt.

Q

Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34
Wanneer een procedure na verwijzing of toepassing van een rechtsmiddel voor een andere rechter wordt voortgezet, stelt de griffier van het gerecht waar de procedure aanhangig was afschriften van het vonnis, het arrest of de beschikking en de op de procedure betrekking hebbende stukken ambtshalve ter beschikking van de griffier van het gerecht waar de procedure wordt voortgezet.
R

In artikel 35, tweede lid, wordt «betreffende het verloop van de procedure» vervangen door: betreffende het verloop van de procedure, de opmaak en inrichting van de door partijen in het geding te brengen stukken,.

S

In de artikelen 37, tweede lid, 39, eerste lid, 40, tweede lid, en 42, eerst lid, wordt «terechtzitting» vervangen door: zitting.

T

In het opschrift van de vijfde A afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek wordt «de Commissie van de Europese Gemeenschappen» vervangen door: de Europese Commissie.

U

Artikel 44a wordt als volgt gewijzigd:

V

Het opschrift van de achtste afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek komt te luiden:

W

Artikel 69 komt te luiden:

Artikel 69
1.
Indien een vordering is ingesteld volgens de regels van de verzoekprocedure of een verzoek is ingediend volgens de regels van de vorderingsprocedure, deelt de rechter, zo nodig, de eiser of verzoeker mede dat deze op eigen kosten binnen een termijn van twee weken de procesinleiding dient te verbeteren of aan te vullen en dat eiser zo nodig de verweerder dient op te roepen binnen een termijn van vier weken. De procedure is aanhangig vanaf de oorspronkelijke dag van indiening van de procesinleiding.
2.
De rechter stelt partijen, zo nodig, in de gelegenheid hun stellingen aan de dan toepasselijke procesregels aan te passen.
3.
Tegen een beslissing ingevolge het eerste en tweede lid staat geen hogere voorziening open.
X

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

Y

Het vierde en vijfde lid van artikel 71 komen te luiden:

4.
In de beslissing tot verwijzing vermeldt de rechter:
  1. op welke wijze partijen in de procedure moeten verschijnen,
  2. voor zover van toepassing, het griffierecht of het verhoogde griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden,
  3. de informatie als bedoeld in artikel 111, tweede lid, onderdelen f en g, en
  4. de stand van het geding waarin het wordt verwezen.
In het geval van een vorderingsprocedure vermeldt de rechter tevens de datum voor de volgende proceshandeling en beveelt de rechter, indien tegen de verweerder verstek is verleend, dat deze datum door de eiser bij exploot aan de verweerder wordt aangezegd onder betekening van de beslissing tot verwijzing.
5.
Tegen een verwijzing en tegen het achterwege laten van verwijzing staat geen voorziening open.
Z

In artikel 73 wordt «eerste zin» vervangen door: onder a en b.

AA

Artikel 74 komt te luiden:

Artikel 74
Na verwijzing wordt een procedure in de stand waarin zij zich bij de verwijzing bevindt, voortgezet voor de rechter naar wie de zaak is verwezen. Een lagere rechter is aan de verwijzing gebonden, een hogere rechter niet.
BB

In artikel 77, tweede lid, wordt «die bij dagvaarding moet worden ingeleid» vervangen door: waarbij een vordering is ingesteld.

CC

In het opschrift van de tweede titel van het Eerste Boek wordt «dagvaardingsprocedure» vervangen door: vorderingsprocedure.

DD

In artikel 78 vervallen de aanduiding «1.» en het tweede lid.

EE

Artikel 82 komt te luiden:

Artikel 82
In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, kunnen verweerschrift, conclusies en akten ook ter zitting worden genomen, dan wel door indiening ter griffie tot uiterlijk de dag voor de zitting of een andere door de rechter bepaalde datum.
FF

Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:

4.
In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, is artikel 30k, vijfde lid van overeenkomstige toepassing.
GG

Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:

HH

De artikelen 87 tot en met 92 vervallen.

II

In artikel 93, onderdeel a, wordt «de dag van dagvaarding» vervangen door: de dag waarop de zaak aanhangig is gemaakt.

JJ

Het tweede en derde lid van artikel 94 komen te luiden:

2.
Indien een zaak meer dan één vordering of verzoek betreft en ten minste één daarvan een vordering of verzoek is als bedoeld in artikel 93 onder c of d, worden deze vorderingen en verzoeken alle door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen en verzoeken zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
3.
In het geval van een vordering of verzoek en een tegenvordering of tegenverzoek, waarbij ten minste één vordering of verzoek een vordering of verzoek betreft als bedoeld in artikel 93 onder c of d, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
KK

In artikel 95 wordt «eis» vervangen door: vordering.

LL

Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien slechts een van partijen zich tot de kantonrechter wendt voor toepassing van het eerste lid, wordt aan haar keuze slechts gevolg gegeven indien alle andere partijen de kantonrechter berichten dat zij instemmen met deze keuze.
MM

Artikel 97, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

NN

In artikel 99, eerste en tweede lid, wordt «gedaagde» telkens vervangen door: verweerder.

OO

In artikel 107 wordt «gedaagden» telkens vervangen door: verweerders.

PP

Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:

1.
In zaken waarbij zowel een vordering is ingesteld als een verzoek is ingediend, is bevoegd de rechter van de woonplaats van de verweerder bij de vordering, tenzij het verzoek niet behoort tot diens absolute bevoegdheid of tenzij de wet, met uitzondering van artikel 262, anders bepaalt. In dat geval wordt de zaak gesplitst overeenkomstig artikel 30b, vierde lid.
QQ

In het artikel 110, tweede lid, komt de tweede zin te luiden: Artikel 74 is van toepassing.

RR

In het opschrift van de vierde afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek wordt «Dagvaarding» vervangen door: Oproeping.

SS

De artikelen 111 tot en met 115 komen te luiden:

Artikel 111
1.
De griffier stuurt de eiser een oproepingsbericht na ontvangst van de procesinleiding.
2.
In het oproepingsbericht neemt de griffier de inhoud en de datum van indiening van de procesinleiding op en vermeldt hij ten minste:
  1. in zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen: de wijze waarop de verweerder in de procedure moet verschijnen, te weten in persoon of vertegenwoordigd door een gemachtigde en de wijze waarop en de termijn waarbinnen de verweerder zich kan verweren, zoals bepaald in de artikelen 30i, tweede lid, en 82;
  2. in zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen: de wijze waarop de verweerder in de procedure moet verschijnen, te weten vertegenwoordigd door een advocaat;
  3. de dag waarop de verweerder ten laatste zijn verweerschrift kan indienen, welke dag in kantonzaken vier weken en in andere zaken zes weken ligt na de dag waarop hij als verweerder in de procedure is verschenen als bedoeld in artikel 114;
  4. de in artikel 139 genoemde rechtsgevolgen die intreden indien de verweerder bij een vordering niet verschijnt in de procedure als verweerder als bedoeld in artikel 114, of, behalve in kantonzaken of zaken in kort geding, het door zijn verschijning verschuldigde griffierecht niet tijdig voldoet;
  5. indien er verschillende verweerders zijn, het in artikel 140, derde lid, genoemde rechtsgevolg dat intreedt indien niet alle verweerders op de voorgeschreven wijze in de procedure verschijnen;
  6. indien het een zaak betreft met verschillende verweerders, de mededeling dat van partijen die bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende stukken indienen of gelijkluidend verweer voeren, op basis van artikel 15 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven;
  7. de mededeling of van verweerders bij verschijning in de procedure een griffierecht zal worden geheven en binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden met verwijzing naar een vindplaats van de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken waarin de hoogte van de griffierechten staan vermeld. Hierbij wordt vermeld dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
    1. het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, de aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand, dan wel
    2. een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, als bedoeld in artikel 7, derde lid, onder 3, van de Wet op de rechtsbijstand, waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet;
  8. in geval van kort geding, de plaats, de dag en het uur van de mondelinge behandeling.
Artikel 112
1.
Het oproepingsbericht als bedoeld in artikel 111 wordt bij de verweerder bij exploot betekend of door eiser op andere wijze bezorgd, binnen twee weken na de dag van indiening van de procesinleiding, tenzij de wet anders bepaalt. Het exploot van betekening van het oproepingsbericht wordt door de eiser ingediend uiterlijk op de dag, voorafgaande aan de dag waarop de verweerder ten laatste kan verschijnen, tenzij verweerder eerder is verschenen.
2.
Heeft de eiser het oproepingsbericht bezorgd op andere wijze, bedoeld in het eerste lid, en verschijnt de verweerder niet uiterlijk op de laatste dag waarop hij diende te verschijnen, dan kan eiser binnen twee weken na de dag waarop verweerder uiterlijk diende te verschijnen, het oproepingsbericht doen betekenen bij de verweerder. De termijn om te verschijnen als bedoeld in artikel 30a, derde lid, onder c, wordt in dat geval verlengd met vier weken na de laatste dag waarop de verweerder diende te verschijnen, bedoeld in de eerste volzin.
3.
Indien eiser de oproeping bij exploot als bedoeld in het tweede lid achterwege laat, wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
4.
Het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing indien de procesinleiding zowel een vordering als een verzoek bevat.
5.
Indien het tweede lid van toepassing is, kunnen het oproepingsbericht en de procesinleiding door de deurwaarder worden verbeterd of aangevuld, met uitzondering van wijziging van eis. In dat geval vervangen dit gewijzigde oproepingsbericht en deze gewijzigde procesinleiding het eerdere oproepingsbericht onderscheidenlijk de eerdere procesinleiding. De termijn om te verschijnen als bedoeld in de laatste volzin van het tweede lid, wordt in het oproepingsbericht gewijzigd.
Artikel 113
1.
In afwijking van artikel 112 kan de eiser een oproepingsbericht bij exploot laten betekenen alvorens hij de procesinleiding indient.
2.
De deurwaarder stelt het oproepingsbericht op overeenkomstig artikel 30a, derde lid, en artikel 111, tweede lid, onder a tot en met h, en neemt de inhoud van de procesinleiding op in het oproepingsbericht.
3.
Na betekening van het oproepingsbericht dient eiser onverwijld het exploot van betekening, het oproepingsbericht en de procesinleiding in.
Artikel 114
Een verweerder geldt als in de procedure verschenen:
  1. in zaken voor de kantonrechter, indien hij binnen de termijn, genoemd in artikel 30a, derde lid, onder c, de griffie schriftelijk bericht dat hij in de procedure betrokken wenst te worden of zijn verweerschrift indient,
  2. in zaken voor de voorzieningenrechter, indien hij verschijnt op de mondelinge behandeling,
  3. in alle overige zaken, indien hij binnen de termijn, genoemd in artikel 30a, derde lid, onder c, advocaat stelt.
Artikel 115
1.
Indien de verweerder een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf buiten Nederland heeft in een Staat waar de in artikel 56, eerste lid, bedoelde verordening van toepassing is, of in een Staat die in Europa is gelegen en die partij is bij het op 15 november 1965 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken (Trb. 1966, 91), is de termijn om te verschijnen in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder c, ten minste zes weken en is de termijn tussen de betekening bij de verweerder en het verstrijken van de termijn om te verschijnen ten minste vier weken.
2.
Indien de verweerder noch in Nederland, noch in een Staat als bedoeld in het eerste lid, een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft, is de termijn om te verschijnen in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder c, ten minste vier maanden en is de termijn tussen de betekening bij de verweerder en het verstrijken van de termijn om te verschijnen ten minste drie maanden.
3.
Indien de verweerder in Nederland geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf heeft, is de termijn om te verschijnen in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder c en in afwijking van het eerste en tweede lid ten minste drie weken en is de termijn tussen de kennisgeving aan de verweerder en het verstrijken van de termijn om te verschijnen ten minste twee weken, indien het exploot in Nederland wordt gedaan aan de verweerder in persoon, dan wel aan een door de verweerder voor deze zaak gekozen woonplaats.
TT

Artikel 116, eerste lid, komt te luiden:

1.
Indien in rechte worden opgeroepen houders van aandelen of andere effecten die niet op naam staan of waarvan de houders niet bij naam bekend zijn, is de termijn om te verschijnen, in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder c, ten minste zes weken.
UU

Artikel 117 wordt als volgt gewijzigd:

VV

Artikel 118 vervalt.

WW

Artikel 119 komt te luiden:

Artikel 119
Wordt het exploot gedaan met toepassing van artikel 56, dan vangt de termijn van verschijning aan op de dag, volgend op de datum van verzending als bedoeld in het tweede lid, onder a, van dat artikel. Bij het bepalen van de termijn van verschijning wordt de datum van verschijning niet meegerekend.
XX

Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Een gebrek in een exploot van betekening van het oproepingsbericht dat nietigheid meebrengt, kan bij exploot, uitgebracht voor de datum van verschijning van verweerder, worden hersteld.
3.
Bij het uitbrengen van dat exploot moeten de voor de oproeping voorgeschreven termijnen in acht worden genomen, tenzij de rechter anders bepaalt.
YY

Artikel 121 komt te luiden:

Artikel 121
1.
Verschijnt de verweerder niet in het geding hoewel hem dat bij exploot was aangezegd, en blijkt aan de rechter dat het exploot lijdt aan een gebrek dat nietigheid meebrengt, dan verleent de rechter geen verstek tegen hem.
2.
In het geval bedoeld in het eerste lid bepaalt de rechter een nieuwe uiterste datum voor verschijning en beveelt hij dat deze door de eiser bij exploot aan de verweerder wordt aangezegd met herstel van het gebrek en met inachtneming van artikel 120, derde lid, op kosten van de eiser.
3.
Is echter aannemelijk dat het exploot van betekening van het oproepingsbericht de verweerder als gevolg van het gebrek niet heeft bereikt, dan spreekt de rechter de nietigheid van het exploot uit.
ZZ

Het eerste lid van artikel 122 komt te luiden:

1.
Verschijnt de verweerder in het geding, of komt hij, na bij verstek te zijn veroordeeld, in verzet, en beroept hij zich op de nietigheid van het exploot van betekening van het oproepingsbericht, dan verwerpt de rechter dat beroep indien naar zijn oordeel het gebrek de verweerder niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad.
AAA

In artikel 123, eerste tot en met vierde lid, wordt «gedaagde» telkens vervangen door: verweerder.

BBB

In het opschrift van de vijfde afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek wordt «het geding» vervangen door: de procedure.

CCC

Artikel 125 komt te luiden:

Artikel 125
Het geding is aanhangig met ingang van de dag waarop de procesinleiding is ingediend als bedoeld in artikel 30a, eerste lid.
DDD

De artikelen 126 en 127 vervallen.

EEE

In het artikel 127a, tweede lid, wordt «gedaagde» vervangen door: verweerder.

FFF

Artikel 128 komt te luiden:

Artikel 128
1.
Indien de verweerder bij gemachtigde of bij advocaat procedeert, deelt hij de naam en het adres van de gemachtigde of de naam en het kantooradres van de advocaat mede zodra hij in de procedure verschijnt als bedoeld in artikel 114.
2.
Indiening van het verweerschrift geschiedt niet dan nadat de verweerder het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. De rechter houdt de zaak aan zolang de verweerder het griffierecht niet heeft voldaan en de termijn genoemd in artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog loopt.
3.
Indien de verschenen verweerder het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, zijn de artikelen 139 tot en met 142 van toepassing behalve in het geval dat artikel 127a, tweede lid, van toepassing is.
4.
Artikel 127a, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
GGG

In artikel 129 komt te luiden:

Artikel 129
Zolang de rechter nog niet heeft medegedeeld binnen welke termijn hij eindvonnis zal wijzen, kan de eiser te allen tijde zijn vordering verminderen.
HHH

Artikel 130, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

III

De artikelen 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 138 alsmede het opschrift van de zesde afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek vervallen.

JJJ

Artikel 139 wordt als volgt gewijzigd:

KKK

Artikel 140 wordt als volgt gewijzigd:

LLL

In artikel 141 wordt «een dagvaarding die» vervangen door: een exploot dat.

MMM

In artikel 142 wordt «gedaagde» vervangen door: verweerder.

NNN

Artikel 143 wordt als volgt gewijzigd:

1.
De verweerder die bij verstek is veroordeeld, kan daartegen verzet doen door het indienen van een procesinleiding als bedoeld in artikel 30a, eerste lid.
OOO

Artikel 146 komt te luiden:

Artikel 146
1.
Op het exploot van verzet zijn artikel 30a, derde lid, onder a, c, e en h, en artikel 111, tweede lid, onder a en b, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat niet vermeld hoeft te worden de wijze waarop de oorspronkelijk eiser verweer kan voeren.
2.
Indien een tegenvordering wordt ingesteld, vermeldt het exploot deze vordering met de gronden daarvan. Artikel 30a, derde lid, onder f en g, is van overeenkomstige toepassing.
PPP

Artikel 147 wordt als volgt gewijzigd:

QQQ

In artikel 170, eerste lid, wordt «week» telkens vervangen door: tien dagen.

RRR

Artikel 208 komt te luiden:

Artikel 208
1.
Incidentele vorderingen worden ingesteld bij procesinleiding, verweerschrift of bij met redenen omklede conclusie. De artikelen 85, 86 en 128 zijn van toepassing. De rechter kan in afwijking van artikel 30k, vijfde lid, termijnen vaststellen voor het indienen van incidentele vorderingen.
2.
Incidentele vorderingen worden zoveel mogelijk tegelijk ingesteld.
SSS

In artikel 209 wordt «de dag waarop de zaak weer op de rol zal komen» vervangen door: de volgende proceshandeling.

TTT

Artikel 210 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien de eiser meent gronden te hebben om iemand in vrijwaring op te roepen, neemt hij zijn daartoe strekkende, met redenen omklede conclusie uiterlijk op de datum, op zijn verzoek bepaald bij de verschijning van partijen ter zitting op de voet van artikel 30j. Vindt geen verschijning van partijen op de voet van artikel 114 plaats, dan neemt de eiser zijn conclusie uiterlijk op de daarvoor door de rechter bepaalde datum.
UUU

Artikel 215 komt te luiden:

Artikel 215
In geval in de hoofdzaak en in de zaak in vrijwaring een zelfde datum voor de uitspraak is bepaald, wordt daarin gelijktijdig beslist. Indien dit niet het geval is, wordt op vordering van de oorspronkelijke eiser of verweerder de hoofdzaak afzonderlijk beslist.
VVV

In artikel 216 wordt «gedagvaard» vervangen door: opgeroepen.

WWW

Artikel 218 komt te luiden:

Artikel 218
Deze vordering wordt ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de datum waarop het verweer moet worden ingediend of, indien van toepassing, waarop ingevolge artikel 30o, eerste lid, onder b, de laatste schriftelijke uitwisseling van standpunten plaatsvindt.
XXX

Artikel 220 wordt als volgt gewijzigd:

YYY

In artikel 221 vervallen de zinsnedes «tegen de dag waarop zij de zaak ter rolle wil doen dienen» en «voor dagvaarding» vervallen.

ZZZ

In artikel 222, eerste lid, wordt aan het slot een zin toegevoegd, die luidt: In deze zaken kan de rechter ook ambtshalve tot voeging overgaan. Van verknochte zaken kan ook sprake zijn als de ene zaak een vordering betreft en de andere zaak een verzoek.

AAAA

In artikel 225, tweede lid, komt de eerste volzin te luiden: Schorsing vindt plaats door een daartoe strekkende akte.

BBBB

Artikel 227 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Indien schorsing heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 225, tweede lid, wordt het geding hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond:
  1. doordat degene die het geding heeft geschorst, in de tot de schorsing strekkende akte verklaart dat het geding wordt hervat;
2.
De rechter bepaalt de te verrichten proceshandeling en stelt partijen hiervan in kennis, met vermelding van de toepasselijke termijnen.
CCCC

Artikel 228 wordt als volgt gewijzigd:

DDDD

Artikel 229 vervalt.

EEEE

Artikel 230 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien tegen de verweerder of, bij meer verweerders, tegen hen allen verstek is verleend en de vorderingen van de eiser geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, kan ten aanzien van de ingevolge het eerste lid, onder a, c, e en f, te vermelden gegevens worden volstaan door bij het vonnis een afschrift van het betekende oproepingsbericht te voegen.
FFFF

GGGG

Artikel 232, tweede lid, komt te luiden:

2.
Van de artikelen 230 en 231, eerste lid, kan, voor zover nodig, worden afgeweken indien een tussenvonnis wordt gewezen ter beslissing op een incidentele vordering en de wederpartij te kennen geeft tegen toewijzing geen bezwaar te hebben.
HHHH

In artikel 237, vijfde lid, wordt «gedaagde» vervangen door: verweerder.

IIII

In het opschrift van de eerste paragraaf van de dertiende afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek wordt «op de rol» vervangen door: ter griffie.

JJJJ

In artikel 246, eerste en tweede lid, wordt «op de rol» telkens vervangen door: ter griffie.

KKKK

2.
In het vierde lid wordt «Artikel 28, vijfde en zesde lid» vervangen door: artikel 29, vijfde en zesde lid.
LLLL

Artikel 249 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Zolang de verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, kan de eiser afstand doen van de instantie.
MMMM

Artikel 250 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Afstand van instantie wordt schriftelijk gedaan.
NNNN

Artikel 251 wordt als volgt gewijzigd:

OOOO

Artikel 254 wordt als volgt gewijzigd:

PPPP

Artikel 255 wordt als volgt gewijzigd:

QQQQ

In het opschrift van de derde titel van het Eerste Boek wordt «verzoekschriftprocedure» vervangen door: verzoekprocedure.

RRRR

Artikel 261 komt te luiden:

Artikel 261
Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken waarbij een verzoek wordt ingediend, alsmede op zaken waarin de rechter ambtshalve een beschikking geeft.
SSSS

Artikel 262 komt te luiden:

Artikel 262
Tenzij de wet anders bepaalt, is bevoegd de rechter van de woonplaats van hetzij de verzoeker of één van de verzoekers, hetzij één van de in de procesinleiding genoemde belanghebbenden dan wel, als zodanige woonplaats in Nederland niet bekend is, de rechter van het werkelijk verblijf van één van hen.
TTTT

In de artikelen 263 en 267 wordt «de rechter te ’s-Gravenhage» vervangen door: de rechter van de rechtbank Den Haag.

UUUU

Artikel 268 wordt als volgt gewijzigd:

VVVV

Artikel 269 komt te luiden:

Artikel 269
Wijzen de artikelen 109, eerste lid, en 262 tot en met 268 geen bevoegde rechter aan, dan is de rechter van de rechtbank Den Haag bevoegd.
WWWW

Artikel 271 komt te luiden:

Artikel 271
De oproeping van verzoekers of van in de procedure verschenen belanghebbenden geschiedt schriftelijk door de griffier. De rechter kan nader bepalen hoe deze oproeping geschiedt.
XXXX

De artikelen 273 en 274 vervallen.

YYYY

Artikel 276 wordt als volgt gewijzigd:

ZZZZ

Het opschrift «Vierde afdeling. Verloop van de procedure» vervalt na artikel 277 en wordt ingevoegd na artikel 279.

AAAAA

Artikel 278 komt te luiden:

Artikel 278
In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt de procesinleiding tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.
BBBBB

Artikel 279 vervalt.

CCCCC

In artikel 280 wordt «het verzoekschrift» vervangen door: de procesinleiding.

DDDDD

In artikel 281, eerste lid, wordt «het verzoekschrift» vervangen door: de procesinleiding.

EEEEE

Artikel 282 komt te luiden:

Artikel 282
1.
Iedere belanghebbende kan tot tien dagen voor de aanvang van de mondelinge behandeling of, indien de rechter dit toestaat, op een later moment een verweerschrift indienen, tenzij de wet een andere termijn voorschrijft. De artikelen 30a, derde lid, onderdelen a en d, en vierde lid, en 278 zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de rechter toestaat dat een verweerschrift wordt ingediend op de mondelinge behandeling, dan verstrekt belanghebbende ter zitting een afschrift aan de verzoeker en de andere opgeroepen belanghebbenden.
2.
De griffier roept, voor zover dat nog niet is geschied, hen die een verweerschrift hebben ingediend op tegen de dag van de mondelinge behandeling.
FFFFF

Artikel 283 komt te luiden:

Artikel 283
1.
Zolang de rechter nog niet heeft bepaald binnen welke termijn hij de eindbeschikking zal geven, is de verzoeker bevoegd het verzoek of de gronden daarvan te verminderen, dan wel schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. In het geval van verandering of vermeerdering is artikel 130 van overeenkomstige toepassing.
2.
De verzoeker kan zijn verzoek intrekken, tenzij een belanghebbende een tegenverzoek of tegenvordering heeft ingesteld. De artikelen 249, tweede en derde lid, en 250 zijn van overeenkomstige toepassing.
GGGGG

In artikel 284, vierde lid, wordt «het verzoekschrift» vervangen door: de procesinleiding.

HHHHH

Artikel 285 wordt als volgt gewijzigd:

IIIII

Artikel 286 vervalt.

JJJJJ

In artikel 287, tweede lid, wordt «het verzoekschrift» vervangen door: de procesinleiding.

KKKKK

In artikel 290, eerste lid, wordt «het verzoekschrift» vervangen door: de procesinleiding.

Artikel 2

De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht in zaken waarbij een vordering is ingesteld, indien de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in Nederland.

Artikel 3

De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht in zaken waarbij een verzoek is ingediend, met uitzondering van zaken als bedoeld in de artikelen 4 en 5, indien:

Artikel 7

Artikel 11

Het verweer dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, wordt in zaken waarbij een vordering is ingesteld gevoerd vóór alle weren ten gronde, op straffe van verval van het recht daartoe.

Artikel 22

Artikel 22a

Artikel 22b

De rechter kan door partijen verschafte gegevens en bescheiden buiten beschouwing laten indien zij op zijn verzoek niet aangeven ter toelichting of staving van welke stelling de gegevens of bescheiden zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is.

Artikel 30a

Artikel 30b

Artikel 30c

Artikel 30d

Artikel 30e

Artikel 30f

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het elektronisch verkeer met de rechter, het digitale systeem voor gegevensverwerking en de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen wegens verstoring van het digitale systeem voor gegevensverwerking van de gerechten of van de toegang tot dit systeem.

Artikel 30g

Oproepingen van derden als partij in het geding geschieden met inachtneming van de termijnen die gelden voor de bezorging of betekening van de procesinleiding bij de belanghebbende of verweerder. Indien de oproeping niet geschiedt bij dezelfde procesinleiding waarmee de belanghebbende of verweerder in de procedure is betrokken, wordt de procesinleiding, waarmee de belanghebbende of verweerder in de procedure is betrokken, met de oproeping bij de derde bezorgd of betekend. Artikel 111, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, d, e, en g, artikel 128, tweede, derde en vierde lid en artikel 276 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30h

Indien de behandeling van een zaak wordt aangehouden, blijft een hernieuwde oproeping van of mededeling aan diegenen, aan wie de dag en het uur reeds mondeling ter zitting waren medegedeeld, achterwege.

Artikel 30i

Artikel 30j

Artikel 30k

Artikel 30l

Artikel 30m

Artikel 30n

Artikel 30o

Artikel 30p

Artikel 30q

Artikel 34

Wanneer een procedure na verwijzing of toepassing van een rechtsmiddel voor een andere rechter wordt voortgezet, stelt de griffier van het gerecht waar de procedure aanhangig was afschriften van het vonnis, het arrest of de beschikking en de op de procedure betrekking hebbende stukken ambtshalve ter beschikking van de griffier van het gerecht waar de procedure wordt voortgezet.

Artikel 69

Artikel 74

Na verwijzing wordt een procedure in de stand waarin zij zich bij de verwijzing bevindt, voortgezet voor de rechter naar wie de zaak is verwezen. Een lagere rechter is aan de verwijzing gebonden, een hogere rechter niet.

Artikel 82

In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, kunnen verweerschrift, conclusies en akten ook ter zitting worden genomen, dan wel door indiening ter griffie tot uiterlijk de dag voor de zitting of een andere door de rechter bepaalde datum.

Artikel 111

Artikel 112

Artikel 113

Artikel 114

Een verweerder geldt als in de procedure verschenen:

Artikel 115

Artikel 119

Wordt het exploot gedaan met toepassing van artikel 56, dan vangt de termijn van verschijning aan op de dag, volgend op de datum van verzending als bedoeld in het tweede lid, onder a, van dat artikel. Bij het bepalen van de termijn van verschijning wordt de datum van verschijning niet meegerekend.

Artikel 121

Artikel 125

Het geding is aanhangig met ingang van de dag waarop de procesinleiding is ingediend als bedoeld in artikel 30a, eerste lid.

Artikel 128

Artikel 129

Zolang de rechter nog niet heeft medegedeeld binnen welke termijn hij eindvonnis zal wijzen, kan de eiser te allen tijde zijn vordering verminderen.

Artikel 146

Artikel 208

Artikel 215

In geval in de hoofdzaak en in de zaak in vrijwaring een zelfde datum voor de uitspraak is bepaald, wordt daarin gelijktijdig beslist. Indien dit niet het geval is, wordt op vordering van de oorspronkelijke eiser of verweerder de hoofdzaak afzonderlijk beslist.

Artikel 218

Deze vordering wordt ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de datum waarop het verweer moet worden ingediend of, indien van toepassing, waarop ingevolge artikel 30o, eerste lid, onder b, de laatste schriftelijke uitwisseling van standpunten plaatsvindt.

Artikel 261

Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken waarbij een verzoek wordt ingediend, alsmede op zaken waarin de rechter ambtshalve een beschikking geeft.

Artikel 262

Tenzij de wet anders bepaalt, is bevoegd de rechter van de woonplaats van hetzij de verzoeker of één van de verzoekers, hetzij één van de in de procesinleiding genoemde belanghebbenden dan wel, als zodanige woonplaats in Nederland niet bekend is, de rechter van het werkelijk verblijf van één van hen.

Artikel 269

Wijzen de artikelen 109, eerste lid, en 262 tot en met 268 geen bevoegde rechter aan, dan is de rechter van de rechtbank Den Haag bevoegd.

Artikel 271

De oproeping van verzoekers of van in de procedure verschenen belanghebbenden geschiedt schriftelijk door de griffier. De rechter kan nader bepalen hoe deze oproeping geschiedt.

Artikel 278

In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt de procesinleiding tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.

Artikel 282

Artikel 283

ARTIKEL II

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6:15, eerste lid, wordt «nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend» vervangen door: onder vermelding van de datum van ontvangst.

B

Artikel 6:17 wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 6:19, derde lid, wordt «doet onverwijld mededeling van het nieuwe besluit» vervangen door: stelt het nieuwe besluit onverwijld ter beschikking.

D

Artikel 6:20, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

E

In artikel 7:1a, vijfde lid, wordt «nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend» vervangen door: onder vermelding van de datum van ontvangst.

F

In artikel 8:13, derde lid, wordt «toegezonden» vervangen door: ter beschikking gesteld.

G

Na artikel 8:32 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 8:32a
De bestuursrechter kan door partijen verschafte gegevens en bescheiden buiten beschouwing laten indien zij op zijn verzoek niet aangeven ter toelichting of staving van welke stelling de gegevens en bescheiden zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is.
H

Na artikel 8:36 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, die luidt:

I

Voor artikel 8:37 wordt in afdeling 8.1.7 een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 8:36g
De verzending van berichten door de griffier geschiedt langs elektronische weg, met uitzondering van de berichtgeving aan een partij als bedoeld in artikel 8:36b, die te kennen heeft gegeven deze op papier te willen ontvangen.
J

Het eerste en tweede lid van artikel 8:37 komen te luiden:

1.
Oproepingen, de uitnodiging om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, de uitnodiging om te verklaren of van het recht ter zitting te worden gehoord gebruik wordt gemaakt, alsmede de verzending van een afschrift van de uitspraak en van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan een geadresseerde voor wie de verplichting tot digitaal procederen als bedoeld in artikel 8:36a niet geldt en die niet digitaal procedeert, geschieden door de griffier bij aangetekende brief, tenzij de bestuursrechter anders bepaalt.
2.
Voor het overige geschiedt de verzending van stukken aan geadresseerden als bedoeld in het eerste lid door de griffier bij gewone brief, tenzij de bestuursrechter anders bepaalt.
K

In artikel 8:38, eerste en tweede lid, vervalt telkens: of bij brief met ontvangstbevestiging.

L

Artikel 8:40a vervalt.

M

Artikel 8:42 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Binnen vier weken na de dag van verzending van de gronden van het beroepschrift aan het bestuursorgaan zendt dit de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter en kan het een verweerschrift indienen. Indien de bestuursrechter om een verweerschrift heeft verzocht, dient het bestuursorgaan binnen vier weken een verweerschrift in.
N

In artikel 8:52, tweede lid, onderdeel b wordt «termijn» vervangen door: termijnen.

O

Artikel 8:57, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1.
De bestuursrechter kan bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft indien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht.
P

In artikel 8:60, vierde lid, wordt «een week» vervangen door: tien dagen.

Q

In artikel 8:61 wordt, onder vernummering van het negende lid tot tiende lid, een lid ingevoegd, dat luidt:

9.
Nadat de bestuursrechter toepassing heeft gegeven aan artikel 8:36e, kan de hogerberoepsrechter of de Hoge Raad verzoeken een schriftelijke weergave van de gesproken tekst van de beeld- of geluidsopname op te stellen.
R

Artikel 8:64, vijfde lid, komt als volgt te luiden:

5.
De bestuursrechter kan bepalen dat de nadere zitting achterwege blijft indien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. Artikel 8:57, tweede en derde lid, is van toepassing.
S

Artikel 8:78 komt als volgt te luiden:

Artikel 8:78
De uitspraak geschiedt in het openbaar.
T

Artikel 8:79, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1.
Binnen twee weken na de dagtekening van de uitspraak stelt de griffier kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ter beschikking van partijen.
U

Artikel 8:107 wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL III
1.
Ten aanzien van een procedure bij de civiele rechter waarbij het exploot voor de datum van inwerkingtreding van deze wet rechtsgeldig is betekend, blijft het recht van toepassing zoals dat voor die datum gold.
2.
Ten aanzien van een procedure bij de civiele rechter waarbij voor de datum van inwerkingtreding van deze wet een verzoekschrift bij de rechter is ingediend, een beroepschrift bij het gerechtshof is ingediend of een verzoekschrift bij de Hoge Raad is ingediend, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet.
ARTIKEL IV
1.
Het recht zoals dit gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de verplichting om langs elektronische weg te procederen, blijft van toepassing op:
  1. beroep tegen een voor dat tijdstip bekendgemaakt besluit,
  2. hoger beroep, verzet of beroep in cassatie tegen een voor dat tijdstip bekendgemaakte uitspraak van de bestuursrechter,
  3. een voor dat tijdstip ingesteld beroep wegens niet tijdig beslissen,
  4. een voor dat tijdstip ingediend verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en
  5. een voor dat tijdstip ingediend verzoek om herziening van een uitspraak van de bestuursrechter.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een verzoek aan de bestuursrechter om voorlopige voorziening of om opheffing of wijziging daarvan.
ARTIKEL IVa
Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen drie jaar na het tijdstip waarop de laatste fase van de invoering van de verplichting om langs elektronische weg te procederen, in werking is getreden, bedoeld in artikel V, eerste en tweede lid, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL V
1.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, voor verschillende vorderingen, verzoeken en besluiten en voor de verschillende gerechten en verschillende bestuursrechters verschillend kan worden vastgesteld.
2.
Zolang de verplichting om langs elektronische weg te procederen nog niet bij alle gerechten en bestuursrechters voor alle zaken in werking is getreden, bepaalt de rechter naar wie een zaak wordt doorgestuurd, verwezen of teruggewezen, zo nodig op welke wijze die zaak wordt behandeld of voortgezet.

Artikel 8:32a

De bestuursrechter kan door partijen verschafte gegevens en bescheiden buiten beschouwing laten indien zij op zijn verzoek niet aangeven ter toelichting of staving van welke stelling de gegevens en bescheiden zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is.

Artikel 8:36a

Artikel 8:36b

Artikel 8:36c

Artikel 8:36d

Artikel 8:36e

De bestuursrechter kan bepalen dat een door of namens hem gemaakte beeld- of geluidsopname van een zakelijke samenvatting van:

het proces-verbaal bedoeld in deze artikelen, dan wel de aantekening van het verhandelde ter zitting bedoeld in artikel 8:61, tweede lid, vervangt.

Artikel 8:36f

Artikel 8:36g

De verzending van berichten door de griffier geschiedt langs elektronische weg, met uitzondering van de berichtgeving aan een partij als bedoeld in artikel 8:36b, die te kennen heeft gegeven deze op papier te willen ontvangen.

Artikel 8:78

De uitspraak geschiedt in het openbaar.

ARTIKEL III

ARTIKEL IV

ARTIKEL IVa

Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen drie jaar na het tijdstip waarop de laatste fase van de invoering van de verplichting om langs elektronische weg te procederen, in werking is getreden, bedoeld in artikel V, eerste en tweede lid, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V

stb-2017-230 (PDF)

Besluit van 31 mei 2017 tot wijziging van het Besluit van 24 april 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van diverse onderdelen van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288), de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Stb. 2016, 289), de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht en het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Stb. 2017, 174) en tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XCIV, onderdelen D en E, van de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 31 mei 2017, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2079571;

Gelet op artikel V, eerste lid, van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288) en artikel CX, eerste lid, van de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit van 24 april 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van diverse onderdelen van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288), de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Stb. 2016, 289), de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht en het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Stb. 2017, 174) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel III, onderdeel 1, wordt «onderdelen J tot en met U» vervangen door: onderdelen J, K en M tot en met U.

B

In artikel IV, onderdeel 1, wordt «onderdeel I» vervangen door: onderdelen I en L.

ARTIKEL II

De onderdelen D en E van artikel XCIV van de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht treden in werking met ingang van 12 juni 2017.

stb-2020-99 (PDF)

Besluit van 6 maart 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288), de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht en het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Inwerkingtredingsbesluit digitaal procederen in bestuursrechtelijke cassatieprocedures)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 4 maart 2020, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2839208;

Gelet op artikel V, eerste lid, van de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288), artikel CX, eerste lid van de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht, artikel 9 van het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht en artikel XI van het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Voor het beroep in cassatie bij de Hoge Raad waarop afdeling 4 van hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing of van overeenkomstige toepassing is, treden met ingang van 15 april 2020 in werking:

Artikel 2

Artikel LXIII, van de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht treedt in werking met ingang van 15 april 2020.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Inwerkingtredingsbesluit digitaal procederen in bestuursrechtelijke cassatieprocedures.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.