Wet van 17 april 2019, houdende aanpassing van wetten in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Aanpassingswet Wnra)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wenselijk is diverse wetten aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.1 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk, op aanbeveling van de voorzitter van de commissie wordt bij koninklijk besluit besloten tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst met de tot het secretariaat behorende personen. Tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk, op aanbeveling van de voorzitter van de commissie besloten, tenzij de voorzitter van de commissie de arbeidsovereenkomst opzegt op grond van artikel 677 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.2.
Bij koninklijk besluit op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk kan worden bepaald in welke gevallen het tweede lid niet van toepassing is.3.
In afwijking van artikel 4.6, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 vertegenwoordigt de voorzitter van de commissie de Staat bij het aangaan, wijzigen en beëindigen van individuele arbeidsovereenkomsten met de tot het secretariaat behorende personen.B
Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk, op aanbeveling van de voorzitter van de commissie wordt bij koninklijk besluit besloten tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst met de tot het secretariaat behorende personen. Tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk, op aanbeveling van de voorzitter van de commissie besloten, tenzij de voorzitter van de commissie de arbeidsovereenkomst opzegt op grond van artikel 677 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.3.
Bij koninklijk besluit op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk, kan worden bepaald in welke gevallen het tweede lid niet van toepassing is.4.
Ten aanzien van het tot het secretariaat behorende personen gelden de voor alle ambtenaren geldende arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.5.
Op verzoek van de commissie kunnen in de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in het vierde lid, andere arbeidsvoorwaarden voor de tot het secretariaat behorende personen worden opgenomen.Artikel 2.1 Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5, tweede lid, onderdeel c, wordt «die werkzaam is of was in de sector Rijk» vervangen door «die werkzaam was bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
B
Artikel 8, derde lid, komt te luiden:
3.
Indien voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen, wordt de in het eerste lid bedoelde laatstelijk genoten wedde voor de toepassing van dat lid met ingang van het tijdstip van ingang van die wijziging door Onze Minister overeenkomstig de wijziging aangepast.C
Na hoofdstuk 7 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
D
Artikel 133, derde lid, komt te luiden:
3.
Indien voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen, wordt de in het eerste lid bedoelde laatstelijk genoten wedde voor de toepassing van dat lid met ingang van het tijdstip van ingang van die wijziging door Onze Minister overeenkomstig de wijziging aangepast.E
In artikel 151a, tweede lid, «werkzaam in de sector Rijk» vervangen door «die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
F
In artikel 157, eerste lid, wordt «een algemene bezoldigingswijziging» vervangen door «een wijziging van het loon die in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen» en wordt «die werkzaam is geweest in de sector Rijk» vervangen door «die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam was bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
G
Na hoofdstuk 28 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Artikel 34b
Op uitkeringen en pensioenen op grond van deze afdeling is beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.
Artikel 34c
Onverschuldigd betaalde uitkeringen of pensioenen op grond van deze afdeling kunnen worden teruggevorderd.
Artikel 34d
Artikel 34e
Artikel 34f
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 34d, tweede lid, en artikel 34e, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 34g
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de uitkering of het pensioen geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 34h
Artikel 34i
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de Staat, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de Staat van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 34j
Beslag omvat in dit hoofdstuk ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 162a
Op uitkeringen en pensioenen op grond van deze afdeling is beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.
Artikel 162b
Onverschuldigd betaalde uitkeringen of pensioenen op grond van deze afdeling kunnen worden teruggevorderd.
Artikel 162c
Artikel 162d
Artikel 162e
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 162c, tweede lid, en artikel 162d, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 162f
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de uitkeringen of pensioenen geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 162g
Artikel 162h
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van de uitkering of het pensioen is geëindigd, ontlasten de provincie, de gemeente of het waterschap, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de provincie, de gemeente of het waterschap van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 162i
Beslag omvat in dit hoofdstuk ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 2.2 Algemene wet gelijke behandeling
In artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet gelijke behandeling komt te luiden:
- het aanstellen of ontslaan van personen, op wie artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 van toepassing is.
Artikel 2.3 Ambtenarenwet BES
In artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet BES wordt «en niet is aangesteld op grond van de Ambtenarenwet» vervangen door «en op wie artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 niet van toepassing is».
Artikel 2.4 Gemeentewet
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 vervalt.
B
Artikel 13, eerste lid, onderdeel o, komt te luiden:
- ambtenaar of ambtenaar van politie, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt;
C
Artikel 36b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt;
D
Na artikel 44 worden tien artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 44a
1.
Op de bezoldiging is, voor zover in deze wet niet anders is bepaald, beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.2.
Kostenvergoedingen krachtens artikel 44, tweede lid, zijn niet vatbaar voor beslag.Artikel 44b
Onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.Artikel 44c
1.
Met de bezoldiging kan worden verrekend hetgeen de wethouder zelf als zodanig aan de gemeente verschuldigd is.2.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid kan plaatshebben ondanks gelegd beslag of toegepaste korting als bedoeld in artikel 44d, eerste lid.3.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn, met dien verstande dat verrekening van hetgeen wegens genoten huisvesting of voeding is verschuldigd eveneens kan plaatsvinden met dat deel van de bezoldiging dat de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormt.Artikel 44d
1.
Op de bezoldiging kan ten behoeve van een schuldeiser van de wethouder een korting worden toegepast, mits de wethouder de vordering van de schuldeiser erkent dan wel het bestaan van de vordering blijkt uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak dan wel uit een authentieke akte.2.
Korting is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn.3.
Beslag, faillissement, surseance van betaling en toepassing ten aanzien van de wethouder van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen sluiten korting uit.Artikel 44e
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 44c, tweede lid, en artikel 44d, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.Artikel 44f
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.Artikel 44g
1.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de wethouder enig recht op zijn bezoldiging aan een derde toekent, is slechts geldig voor dat deel van de bezoldiging waarop beslag geldig zou zijn.2.
Een volmacht tot voldoening of invordering van de bezoldiging is slechts geldig indien zij schriftelijk is verleend en is steeds herroepelijk.Artikel 44h
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de gemeente, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de gemeente van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.Artikel 44i
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.Artikel 44j
Met bezoldiging worden in de artikelen 44a tot en met 44h gelijkgesteld de bedragen – onder de benaming van uitkering of welke benaming ook – waarop de wethouder krachtens artikel 44, eerste lid, aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden krachtens artikel 44, eerste lid, aanspraak hebben.E
Aan artikel 66 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8.
De artikelen 44a tot en met 44j zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «wethouder» wordt gelezen «burgemeester» en voor «artikel 44» «artikel 66».F
Artikel 68, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar of ambtenaar van politie, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde daaraan ondergeschikt;
G
Artikel 81f, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar of ambtenaar van politie, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde daaraan ondergeschikt;
H
In artikel 81j, tweede lid, wordt «benoemt het college zoveel ambtenaren van de rekenkamer» vervangen door «besluit het college tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met zoveel ambtenaren van de rekenkamer».
I
Artikel 81n wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar, in dienst van een deelnemende provincie of uit anderen hoofde aan het bestuur van een deelnemende provincie ondergeschikt;
J
Artikel 81o, onderdeel a, komt te luiden:
- het op verzoek van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer in dienst nemen van de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer;
K
In artikel 81t, eerste lid, wordt «benoemt het college het personeel van de ombudsman» vervangen door «besluit het college tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met het personeel van de ombudsman».
L
Artikel 102 komt te luiden:
Artikel 102
Het college wijst de secretaris aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.M
Artikel 107 komt te luiden:
Artikel 107
1.
De raad wijst de griffier aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van griffier geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.2.
De raad is bevoegd te besluiten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de griffier.N
Artikel 107e, tweede lid, komt te luiden:
2.
De raad besluit tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met de op de griffie werkzame ambtenaren.O
In artikel 155b, eerste lid, wordt «ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt» vervangen door «ambtenaren en gewezen ambtenaren onderscheidenlijk ambtenaren van politie en gewezen ambtenaren van politie, in dienst van de gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt».
P
In artikel 155e, derde lid, wordt «ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt» vervangen door «ambtenaren en gewezen ambtenaren, onderscheidenlijk ambtenaren van politie en gewezen ambtenaren van politie, in dienst van de gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt».
Q
In artikel 160, eerste lid, vervalt onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot d tot en met g.
R
Artikel 213 wordt als volgt gewijzigd:
7.
Accountants als bedoeld in het tweede lid kunnen in gemeentelijke dienst worden genomen. In dat geval besluit de raad tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst.S
In bijlage I, onderdeel A, onderdeel 1, wordt «Ambtenarenwet» vervangen door «Ambtenarenwet 2017».
Artikel 44a
Artikel 44b
Onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.
Artikel 44c
Artikel 44d
Artikel 44e
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 44c, tweede lid, en artikel 44d, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 44f
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 44g
Artikel 44h
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de gemeente, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de gemeente van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 44i
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 44j
Met bezoldiging worden in de artikelen 44a tot en met 44h gelijkgesteld de bedragen – onder de benaming van uitkering of welke benaming ook – waarop de wethouder krachtens artikel 44, eerste lid, aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden krachtens artikel 44, eerste lid, aanspraak hebben.
Artikel 102
Het college wijst de secretaris aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.
Artikel 107
Artikel 2.5 Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In artikel 3, zesde lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt «ambtenaren als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig,» vervangen door «personen op wie artikel 3, onderdeel b, c, d of f, van de Ambtenarenwet 2017 van toepassing is».
Artikel 2.6 Kaderwet adviescolleges
Artikel 15, vijfde lid, van de Kaderwet adviescolleges komt te luiden:
5.
Na overleg met de voorzitter van het adviescollege sluit, wijzigt en beëindigt Onze Minister namens de Staat een arbeidsovereenkomst met de secretaris en de andere medewerkers.Artikel 2.7 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, eerste lid, vervalt «of op grond van de bevoegdheid tot het nemen van besluiten of het verrichten van handelingen ten aanzien van een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden».
B
Artikel 15 komt te luiden:
Artikel 15
1.
Voor ambtenaren in dienst van een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel uitmaakt van de Staat gelden de voor alle ambtenaren geldende arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald voor welke aangelegenheden van het eerste lid kan worden afgeweken.Artikel 15
Artikel 2.8 Organisatiewet Kadaster
De artikelen 18 en 18a van de Organisatiewet Kadaster vervallen.
Artikel 2.9 Provinciewet
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 vervalt.
B
Artikel 13, eerste lid, onderdeel k komt te luiden:
- ambtenaar, in dienst van die provincie of uit anderen hoofde aan het provinciebestuur ondergeschikt.
C
Artikel 35c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar, in dienst van die provincie of uit anderen hoofde aan het provinciebestuur ondergeschikt;
- ambtenaar, in dienst van een in die provincie gelegen gemeente of uit anderen hoofde aan het bestuur van een dergelijke gemeente ondergeschikt;
D
Na artikel 43 worden tien artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 43a
1.
Op de bezoldiging is, voor zover in deze wet niet anders is bepaald, beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.2.
Kostenvergoedingen krachtens artikel 43, tweede lid, zijn niet vatbaar voor beslag.Artikel 43b
Onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.Artikel 43c
1.
Met de bezoldiging kan worden verrekend hetgeen de gedeputeerde zelf als zodanig aan de provincie verschuldigd is.2.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid kan plaatshebben ondanks gelegd beslag of toegepaste korting als bedoeld in artikel 43d, eerste lid.3.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn, met dien verstande dat verrekening van hetgeen wegens genoten huisvesting of voeding is verschuldigd eveneens kan plaatsvinden met dat deel van de bezoldiging dat de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormt.Artikel 43d
1.
Op de bezoldiging kan ten behoeve van een schuldeiser van de gedeputeerde een korting worden toegepast, mits de gedeputeerde de vordering van de schuldeiser erkent dan wel het bestaan van de vordering blijkt uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak dan wel uit een authentieke akte.2.
Korting is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn.3.
Beslag, faillissement, surséance van betaling en toepassing ten aanzien van de gedeputeerde van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen sluiten korting uit.Artikel 43e
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 43c, tweede lid, en artikel 43d, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.Artikel 43f
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.Artikel 43g
1.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de gedeputeerde enig recht op zijn bezoldiging aan een derde toekent is slechts geldig voor dat deel van de bezoldiging waarop beslag geldig zou zijn.2.
Een volmacht tot voldoening of invordering van de bezoldiging is slechts geldig indien zij schriftelijk is verleend en is steeds herroepelijk.Artikel 43h
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de provincie, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de provincie van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.Artikel 43i
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.Artikel 43j
Met bezoldiging worden in de artikelen 43a tot en met 43h gelijkgesteld de bedragen – onder de benaming van uitkering of welke benaming ook – waarop de gedeputeerde krachtens artikel 43, eerste lid, aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden krachtens artikel 43, eerste lid, aanspraak hebben.E
Aan artikel 65 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8.
De artikelen 43a tot en met 43j zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «gedeputeerde» wordt gelezen «commissaris» en voor «artikel 43» «artikel 65».F
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar, in dienst van die provincie of uit anderen hoofde aan het provinciebestuur ondergeschikt;
- ambtenaar, in dienst van een in die provincie gelegen gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur van een dergelijke gemeente ondergeschikt;
G
Artikel 79f, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar, in dienst van die provincie of uit anderen hoofde aan het provinciebestuur ondergeschikt;
H
In artikel 79j, tweede lid, wordt «benoemen gedeputeerde staten zoveel ambtenaren van de rekenkamer» vervangen door «besluiten gedeputeerde staten tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met zoveel ambtenaren van de rekenkamer».
I
Artikel 79n wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar, in dienst van een deelnemende gemeente of uit anderen hoofde aan het bestuur van een deelnemende gemeente ondergeschikt;
J
Artikel 79o, onderdeel a, komt te luiden:
- het op verzoek van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer in dienst nemen van de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer;
K
In artikel 79u, eerste lid, wordt «benoemen gedeputeerde staten het personeel van de ombudsman» vervangen door «besluiten gedeputeerde staten tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met het personeel van de ombudsman».
L
Artikel 99 komt te luiden:
Artikel 99
Gedeputeerde staten wijzen de secretaris aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.M
Artikel 104 komt te luiden:
Artikel 104
1.
Provinciale staten wijzen de griffier aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van griffier aan geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.2.
Provinciale staten zijn bevoegd te besluiten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de griffier.N
Artikel 104e, tweede lid, komt te luiden:
2.
Provinciale staten besluiten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met de op de griffie werkzame ambtenaren.O
In artikel 151b, eerste lid, wordt «ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt» vervangen door «ambtenaren en gewezen ambtenaren, in dienst van die provincie of uit anderen hoofde aan het provinciebestuur ondergeschikt».
P
In artikel 151e, derde lid, wordt «ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt» vervangen door «ambtenaren en gewezen ambtenaren, in dienst van die provincie of uit anderen hoofde aan het provinciebestuur ondergeschikt».
Q
In artikel 158, eerste lid, vervalt onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot d tot en met g.
R
In artikel 182, eerste lid, onderdeel e, wordt «rijksambtenaren» vervangen door «ambtenaren, in dienst van de Staat».
S
Artikel 217 wordt als volgt gewijzigd:
7.
Accountants als bedoeld in het tweede lid kunnen in provinciale dienst worden genomen. In dat geval besluiten provinciale staten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst.Artikel 43a
Artikel 43b
Onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.
Artikel 43c
Artikel 43d
Artikel 43e
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 43c, tweede lid, en artikel 43d, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 43f
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 43g
Artikel 43h
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de provincie, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de provincie van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 43i
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 43j
Met bezoldiging worden in de artikelen 43a tot en met 43h gelijkgesteld de bedragen – onder de benaming van uitkering of welke benaming ook – waarop de gedeputeerde krachtens artikel 43, eerste lid, aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden krachtens artikel 43, eerste lid, aanspraak hebben.
Artikel 99
Gedeputeerde staten wijzen de secretaris aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.
Artikel 104
Artikel 2.10 Uitvoeringswet EGTS-verordening
In artikel 8 van de Uitvoeringswet EGTS-verordening vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Artikel 2.11 Verhaalswet ongevallen ambtenaren
Artikel 2 van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
In het eerste lid wordt na «krachtens diens rechtspositieregeling» toegevoegd «, diens arbeidsovereenkomst of hetgeen collectief is overeengekomen en op die ambtenaar betrekking heeft».
B
In het tweede lid wordt na «krachtens zijn rechtspositieregeling» ingevoegd «, zijn arbeidsovereenkomst of hetgeen collectief is overeengekomen en op hem betrekking heeft».
C
In het derde lid wordt na «de voor de ambtenaar geldende rechtspositieregeling» ingevoegd «, zijn arbeidsovereenkomst of hetgeen collectief is overeengekomen en op hem betrekking heeft».
Artikel 2.12 Wet algemene regels herindeling
Hoofdstuk VIII van de Wet algemene regels herindeling komt te luiden:
Artikel 57
Artikel 58
Artikel 59
Artikel 60
Artikel 61
Artikel 2.13 Wet gemeenschappelijke regelingen
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 33b, eerste lid, vervalt onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e en f tot d en e.
B
In artikel 46b, eerste lid, vervalt onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e en f tot d en e.
C
In artikel 57b, eerste lid, vervalt onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e en f tot d en e.
Artikel 2.14 Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen
In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen vervalt «de artikelen 125g en 125h van de Ambtenarenwet,».
Artikel 2.15 Wet Huis voor klokkenluiders
De Wet Huis voor klokkenluiders wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3d, tweede lid, komt te luiden:
2.
In afwijking van artikel 4.6, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 vertegenwoordigt de voorzitter de Staat bij het aangaan, wijzigen en beëindigen van individuele arbeidsovereenkomsten met de medewerkers van het bureau.B
Artikel 18e vervalt.
C
Artikel 18f vervalt.
Artikel 2.16 Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement
De Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, derde lid, komt te luiden:
3.
Onder ambtenaar als bedoeld in het tweede lid, onder d, wordt mede verstaan een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 2012, een rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, sub 5° tot en met 7° en de officier in opleiding, genoemd in artikel 1, onderdeel b, sub 10°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, alsmede een burgerlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet ambtenaren defensie 2017.B
Artikel 2, derde lid, komt te luiden:
3.
Onder ambtenaar als bedoeld in het tweede lid, onder d, wordt mede verstaan een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 2012, een rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, sub 5° tot en met 7°, en 10°, voor zover dat betrekking heeft op de officier in opleiding, van de Wet op de rechterlijke organisatie, alsmede een burgerlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet ambtenaren defensie.C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
7.
De arbeidsovereenkomst van degene die een in artikel 1, tweede lid, bedoeld ambt bekleedt en die tot het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of het Europees Parlement is toegelaten, eindigt in verband daarmee van rechtswege met ingang van de dag van die toelating, tenzij betrokkene voor die dag verzoekt om met ingang van die dag tijdelijk te worden ontheven van de waarneming van zijn ambt.D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Onder laatstelijk in zijn ambt genoten loon wordt verstaan het loon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en, in afwijking van onderdeel a van dat lid, de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die wet. Onder laatstelijk in zijn ambt genoten bezoldiging wordt verstaan de bezoldiging, bedoeld in artikel 48a, eerste lid, van de Politiewet 2012, in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren of in artikel 10, eerste lid, van de Wet ambtenaren defensie.E
In artikel 5, eerste lid, wordt voor «de laatstelijk in zijn ambt genoten bezoldiging» ingevoegd «het laatstelijk in zijn ambt genoten loon of».
F
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Is herstel in actieve dienst niet mogelijk, dan wordt aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 2, derde lid, eervol ontslag verleend. Als gevolg van het eervol ontslag, is geen sprake van verwijtbare werkloosheid in de zin van artikel 24 van de Werkloosheidswet. Inkomsten, als bedoeld in artikel 6, worden beschouwd als inkomsten genoten uit of in verband met arbeid of bedrijf na het ontslag ter hand genomen.Artikel 2.17 Wet Nationale ombudsman
De Wet Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel d, wordt «een persoon met wie door een bestuursorgaan een arbeidsovereenkomst is gesloten naar burgerlijk recht, ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, een dienstplichtig militair, ook na het einde van de dienstplicht» vervangen door «personen genoemd in artikel 3, onderdelen a, c, d, e en f, van de Ambtenarenwet 2017 en in artikel 1, onderdeel b, onder 7°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, ook na beëindiging van de aanstelling,».
B
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Op voordracht van de ombudsman wordt bij koninklijk besluit besloten tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst met de tot het bureau behorende personen. Tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt bij koninklijk besluit op voordracht van de ombudsman besloten, tenzij de ombudsman de arbeidsovereenkomst opzegt op grond van artikel 677 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.3.
Bij koninklijk besluit wordt bepaald in welke gevallen het tweede lid niet van toepassing is.4.
Ten aanzien van het tot het bureau van de ombudsman behorende personeel gelden de voor alle ambtenaren geldende arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.5.
Op verzoek van de ombudsman kunnen in de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in het vierde lid, andere arbeidsvoorwaarden voor het tot het bureau van de ombudsman behorende personeel worden opgenomen.Artikel 2.18 Wet normalisering rechtspositie ambtenaren
De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
- de voorzitters en leden, bedoeld in artikel 8.16, derde lid, en 8.36, derde lid, van de Wet dieren, en hun plaatsvervangers;
- de personen die deel uitmaken van een orgaan als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet;
- de voorzitter en leden van de Accountantskamer, bedoeld in artikel 11 van de Wet tuchtrechtspraak accountants, en hun plaatsvervangers;
- de voorzitter en leden, bedoeld in artikel 30 van de Loodsenwet, en hun plaatsvervangers;
- de voorzitter en leden van het tuchtcollege voor de scheepvaart, bedoeld in artikel 55a van de Wet zeevarenden, en hun plaatsvervangers;
- de voorzitter en leden van de kamers voor het notariaat, bedoeld in artikel 94 van de Wet op het notarisambt, en hun plaatsvervangers;
- de voorzitter en leden-advocaten van de raden van discipline, bedoeld in artikel 46b van de Advocatenwet, en hun plaatsvervangers;
- de voorzitter en leden-advocaten van het hof van discipline, bedoeld in artikel 51van de Advocatenwet, en hun plaatsvervangers;
- de voorzitter en de leden van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, bedoeld in artikel 35van de Gerechtsdeurwaarderswet, en hun plaatsvervangers;
- de voorzitters en leden van een tuchtcollege, bedoeld in de artikelen 55 en 56 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, en hun plaatsvervangers.
- de voorzitter en leden van het College van beroep voor het hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.64, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en hun plaatsvervangers.
- de voorzitters en leden van de grondkamers, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringswet grondkamers, en hun plaatsvervangers, alsmede de leden van de Centrale grondkamer, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Uitvoeringswet grondkamers, en hun plaatsvervangers.
Artikel 3a
1.
Overheidswerkgevers kunnen een onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid voor een functie als ambtenaar doen. Indien noodzakelijk kunnen zij daarbij bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken.2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de soorten persoonsgegevens die verwerkt kunnen worden.2.
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wordt de aanstelling die voor dat tijdstip is verleend aan een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid die geen aanspraak had op bezoldiging als bedoeld in het eerste lid van rechtswege omgezet in een overeenkomst. Van de overeenkomst maken deel uit de op dat tijdstip ten aanzien van de ambtenaar bestaande beslissingen, afspraken en toezeggingen inzake het verrichten van de arbeid, waaronder in ieder geval zijn begrepen: duur van het dienstverband, kostenvergoedingen, werktijden, rooster, verlof, faciliteiten voor de uitoefening van de functie en studiefaciliteiten.3.
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren worden aanstellingen verleend voorafgaand aan de aanstelling, bedoeld in het eerste lid, als arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht beschouwd.4.
De voorgaande leden zijn niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 3.4.
Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften, voor zover zij betrekking hebben op de rechtspositie van degenen met wie op grond van artikel 3 geen arbeidsovereenkomst wordt gesloten.B
Artikel IIA wordt als volgt gewijzigd:
4.
De paragrafen 2, 3 en 4 van de Ambtenarenwet 2017 zijn, met uitzondering van artikel 6, tweede lid, van overeenkomstige toepassing op de politie.B
Artikel 53, derde lid, komt te luiden:
3.
De artikelen 44a, 47, 47a, 47b, 47c en 48 en de paragrafen 3.5.2. en 3.5.3. zijn van overeenkomstige toepassing op de rijksrecherche.C
In artikel IIB, onderdeel B, wordt artikel 12o als volgt gewijzigd:
5.
De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, die te goeder trouw en naar behoren een vermoeden van een misstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Huis voor klokkenluiders meldt, zal als gevolg daarvan geen nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie ondervinden tijdens en na de behandeling van deze melding bij het bevoegd gezag of de daartoe bevoegde instantie.6.
De artikelen 12b en 12c zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid.Ca
Artikel III, onderdeel B, komt te luiden:
D
Artikel VI komt te luiden:
Artikel 3a
Artikel 13a
Bij koninklijk besluit wordt besloten tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst ter zake van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen functies. Tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt bij koninklijk besluit besloten, tenzij de Staat de arbeidsovereenkomst opzegt op grond van artikel 677 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 13b
ARTIKEL VI
- personen, op wie artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 van toepassing is;.
Artikel 2.19 Wet op de parlementaire enquête 2008
Artikel 1, tweede lid, van de Wet op de parlementaire enquête 2008 komt te luiden:
2.
In deze wet wordt mede verstaan onder ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet ambtenaren defensie en de dienstplichtige als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Kaderwet dienstplicht.Artikel 2.20 Wet op de Raad van State
In hoofdstuk I, afdeling 4 van de Wet op de Raad van State wordt voor artikel 14 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a
1.
Ten aanzien van de secretaris en de aan de Raad toegevoegde ambtenaren gelden de voor alle ambtenaren geldende arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.2.
Op verzoek van de Raad van State kunnen in de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, andere arbeidsvoorwaarden voor de secretaris en de aan de Raad toegevoegde ambtenaren worden opgenomen.Artikel 13a
Artikel 2.21 [VERVALLEN]
Artikel 2.22 Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen
De Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 2, eerste lid, wordt «op de voet van de regeling voor het burgerlijk rijkspersoneel» vervangen door «op de voet van hetgeen daaromtrent voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen».
C
In artikel 3 wordt «op de voet van de regeling voor het burgerlijk rijkspersoneel» vervangen door «op de voet van hetgeen voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daaromtrent in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen».
D
De artikelen 4 en 5 komen te luiden:
Artikel 4
1.
Op de bezoldiging en uitkeringen, bedoeld in artikel 1, derde lid, artikel 2, eerste lid, en artikel 3 is, voor zover in deze wet niet anders is bepaald, beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.2.
Kostenvergoedingen krachtens artikel 2, tweede lid, zijn niet vatbaar voor beslag.Artikel 5
Onverschuldigd betaalde bezoldiging of uitkeringen als bedoeld in artikel 1, derde lid, artikel 2, eerste lid, en artikel 3 kunnen worden teruggevorderd.E
Na artikel 5 worden zeven artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 5a
1.
Met de bezoldiging en de uitkeringen, bedoeld in artikel 1, derde lid, artikel 2, eerste lid, en artikel 3, kan worden verrekend hetgeen de minister of staatssecretaris of zijn nagelaten betrekkingen zelf als zodanig aan de Staat verschuldigd is of zijn.2.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid kan plaatshebben ondanks gelegd beslag of toegepaste korting als bedoeld in artikel 5b, eerste lid.3.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging of uitkeringen geldig zou zijn, met dien verstande dat verrekening van hetgeen wegens genoten huisvesting of voeding is verschuldigd eveneens kan plaatsvinden met dat deel van de bezoldiging dat de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormt.Artikel 5b
1.
Op de bezoldiging en de uitkeringen, bedoeld in artikel 1, derde lid, artikel 2, eerste lid, en artikel 3, kan ten behoeve van een schuldeiser van de minister of staatssecretaris of zijn nagelaten betrekkingen een korting worden toegepast, mits de minister of staatssecretaris onderscheidenlijk zijn nagelaten betrekkingen de vordering van de schuldeiser erkent of erkennen dan wel het bestaan van de vordering blijkt uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak dan wel uit een authentieke akte.2.
Korting is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn.3.
Beslag, faillissement, surséance van betaling en toepassing ten aanzien van de minister of staatssecretaris of zijn nagelaten betrekkingen van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen sluiten korting uit.Artikel 5c
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 5a, tweede lid, en artikel 5b, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.Artikel 5d
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.Artikel 5e
1.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling waardoor de minister of staatssecretaris of zijn nagelaten betrekkingen enig recht op zijn bezoldiging aan een derde toekent of toekennen, is slechts geldig voor dat deel van de bezoldiging waarop beslag geldig zou zijn.2.
Een volmacht tot voldoening of invordering van de bezoldiging is slechts geldig indien zij schriftelijk is verleend en is steeds herroepelijk.Artikel 5f
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de Staat, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de Staat van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.Artikel 5g
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.Artikel 4
Artikel 5
Onverschuldigd betaalde bezoldiging of uitkeringen als bedoeld in artikel 1, derde lid, artikel 2, eerste lid, en artikel 3 kunnen worden teruggevorderd.
Artikel 5a
Artikel 5b
Artikel 5c
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 5a, tweede lid, en artikel 5b, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 5d
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 5e
Artikel 5f
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de Staat, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de Staat van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 5g
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 2.23 Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
De Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 2, tweede lid, wordt «op de voet van de regeling hieromtrent voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk» vervangen door «op de voet van hetgeen hieromtrent voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen».
C
In artikel 3, eerste lid, wordt «op de voet van de regeling hieromtrent geldt voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk» vervangen door «op de voet van hetgeen daaromtrent voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen».
D
De artikelen 6 tot en met 12 komen te luiden:
Artikel 6
1.
Op de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, eerste tot en met vijfde lid, de uitkering, bedoeld in artikel 1, zesde lid, en de vergoeding, bedoeld in artikel 2, eerste lid, alsmede op de ambtsjubileumgratificatie, de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is, voor zover in deze wet niet anders is bepaald, beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.2.
Kostenvergoedingen krachtens artikel 3, tweede lid, zijn niet vatbaar voor beslag.Artikel 7
Onverschuldigd betaalde bezoldiging als bedoeld in artikel 1, eerste tot en met vijfde lid, uitkeringen als bedoeld in artikel 1, zesde lid, vergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en ambtsjubileumgratificaties, vakantie-uitkeringen en eindejaarsuitkeringen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, kunnen worden teruggevorderd.Artikel 8
1.
Met bezoldiging als bedoeld in artikel 1, eerste tot en met vijfde lid, uitkeringen als bedoeld in artikel 1, zesde lid, vergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en ambtsjubileumgratificaties, vakantie-uitkeringen en eindejaarsuitkeringen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, kan worden verrekend hetgeen de betrokken functionaris of zijn nagelaten betrekkingen zelf als zodanig aan de Staat verschuldigd is of zijn.2.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid kan plaatshebben ondanks gelegd beslag of toegepaste korting als bedoeld in artikel 9, eerste lid.3.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging, ambtsjubileumgratificaties, vakantie-uitkeringen of eindejaarsuitkeringen geldig zou zijn, met dien verstande dat verrekening van hetgeen wegens genoten huisvesting of voeding is verschuldigd eveneens kan plaatsvinden met dat deel van de bezoldiging dat de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormt.Artikel 9
1.
Op bezoldiging als bedoeld in artikel 1, eerste tot en met vijfde lid, uitkeringen als bedoeld in artikel 1, zesde lid, vergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en ambtsjubileumgratificaties, vakantie-uitkeringen en eindejaarsuitkeringen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, kan ten behoeve van een schuldeiser van de betrokken functionaris of zijn nagelaten betrekkingen een korting worden toegepast, mits deze functionaris onderscheidenlijk zijn nagelaten betrekkingen de vordering van de schuldeiser erkent of erkennen dan wel het bestaan van de vordering blijkt uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak dan wel uit een authentieke akte.2.
Korting is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn.3.
Beslag, faillissement, surséance van betaling en toepassing ten aanzien van de betrokken functionaris of zijn nagelaten betrekkingen van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen sluiten korting uit.Artikel 10
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 8, tweede lid, en artikel 9, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.Artikel 11
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.Artikel 12
1.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling waardoor de betrokken functionaris of zijn nagelaten betrekkingen enig recht op zijn bezoldiging aan een derde toekent of toekennen, is slechts geldig voor dat deel van de bezoldiging waarop beslag geldig zou zijn.2.
Een volmacht tot voldoening of invordering van de bezoldiging is slechts geldig indien zij schriftelijk is verleend en is steeds herroepelijk.E
Na artikel 12 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 12a
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de Staat, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de Staat van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.Artikel 12b
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.Artikel 6
Artikel 7
Onverschuldigd betaalde bezoldiging als bedoeld in artikel 1, eerste tot en met vijfde lid, uitkeringen als bedoeld in artikel 1, zesde lid, vergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en ambtsjubileumgratificaties, vakantie-uitkeringen en eindejaarsuitkeringen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, kunnen worden teruggevorderd.
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 8, tweede lid, en artikel 9, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 11
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 12
Artikel 12a
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de Staat, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de Staat van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 12b
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 2.24 Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement
Artikel 2a van de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.25 Wet vergoedingen adviescolleges en commissies
In artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies wordt «het personeel werkzaam bij de sector Rijk» vervangen door «de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
Artikel 3.1 Militaire ambtenarenwet 1931
De Militaire ambtenarenwet 1931 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
B
Na artikel 9 wordt ingevoegd:
C
Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10
1.
In deze titel wordt verstaan onder bezoldiging:- de bedragen – onder de benaming bezoldiging of welke benaming ook – waarop de ambtenaar als zodanig uit hoofde van zijn dienstbetrekking aanspraak heeft;
- de bedragen – onder de benaming pensioen, wachtgeld, uitkering of welke benaming ook – waarop de gewezen ambtenaar als zodanig uit hoofde van zijn vroegere dienstbetrekking aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden aanspraak hebben.
2.
Onder ambtenaar wordt in deze titel mede verstaan de nagelaten betrekkingen van een ambtenaar die uit hoofde van zijn overlijden pensioen genieten.3.
Beslag omvat in deze titel ook de vordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.D
Na artikel 10 worden acht artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
1.
Op bezoldiging is, voor zover in deze wet niet anders is bepaald, beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.2.
Kostenvergoedingen welke verband houden met de dienstverrichting zijn niet vatbaar voor beslag.Artikel 10b
Door Onze Minister onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.Artikel 10c
1.
Met verschuldigde bezoldiging kan worden verrekend hetgeen de ambtenaar als zodanig aan Onze Minister verschuldigd is.2.
Verrekening kan plaatshebben ondanks gelegd beslag of toegepaste korting als bedoeld in artikel 10d, eerste lid.3.
Verrekening is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn, met dien verstande dat verrekening van hetgeen wegens genoten huisvesting of voeding is verschuldigd eveneens kan plaatsvinden met dat deel van de bezoldiging dat de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormt.Artikel 10d
1.
Onze Minister kan op de bezoldiging ten behoeve van een schuldeiser van de ambtenaar een korting toepassen, mits de ambtenaar de vordering van de schuldeiser erkent of het bestaan van de vordering blijkt uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak dan wel uit een authentieke akte.2.
Korting is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn.3.
Beslag, faillissement, surséance van betaling en toepassing ten aanzien van de ambtenaar van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen sluiten korting uit.Artikel 10e
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 10c, tweede lid, en artikel 10d, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.Artikel 10f
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging, geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.Artikel 10g
1.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de ambtenaar enig recht op zijn bezoldiging aan een derde toekent is slechts geldig voor dat deel van de bezoldiging waarop beslag geldig zou zijn.2.
Een volmacht tot voldoening of invordering van de bezoldiging is slechts geldig indien zij schriftelijk is verleend en is steeds herroepelijk.Artikel 10h
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten Onze Minister, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen Onze Minister van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.C
Na artikel 12o wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12p
1.
Het bevoegd gezag maakt geen onderscheid tussen ambtenaren op grond van een verschil in arbeidsduur in de voorwaarden waaronder een aanstelling wordt verleend, verlengd dan wel beëindigd, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.2.
Het bevoegd gezag maakt geen onderscheid tussen ambtenaren in de arbeidsvoorwaarden op grond van het al dan niet tijdelijk karakter van de aanstelling, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.3.
Het bevoegd gezag beëindigt het dienstverband met de ambtenaar niet wegens de omstandigheid dat betrokkene in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het bepaalde in het eerste of tweede lid of ter zake bijstand heeft verleend.4.
Het bevoegd gezag benadeelt de ambtenaar niet wegens de omstandigheid dat betrokkene in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het bepaalde in het eerste lid of tweede lid of ter zake bijstand heeft verleend.5.
Het bevoegd gezag stelt de ambtenaar die is aangesteld in tijdelijke dienst tijdig en duidelijk in kennis van een vacature met een dienstverband voor onbepaalde tijd.6.
Het College, bedoeld in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens, kan onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in dit artikel. De artikelen 10, 11, 12, 13, 22 en 23 van de Wet College voor de rechten van de mens zijn van overeenkomstige toepassing.D
Na artikel 12p wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12q
1.
Voor de burgerlijke ambtenaar die de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt en die is aangesteld in tijdelijke dienst geldt die aanstelling als een aanstelling in vaste dienst vanaf de dag waarop:- de door Onze Minister van Defensie verleende aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar met tussenpozen van niet meer dan zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 48 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden;
- meer dan zes door hetzelfde bevoegd gezag verleende aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan zes maanden.
2.
Voor de vaststelling of de in het eerste lid bedoelde periode of het aantal opvolgende aanstellingen is overschreden, worden slechts de aanstellingen in tijdelijke dienst in aanmerking worden genomen die zijn aangegaan na het bereiken van de in het eerste lid bedoelde leeftijd.3.
De in acht te nemen termijn van opzegging van het dienstverband van de ambtenaar, bedraagt voor de ambtenaar die de in het eerste lid bedoelde leeftijd heeft bereikt, een maand.4.
Voor zover in verband met een reorganisatie arbeidsplaatsen vervallen, wordt de ambtenaar die de in het eerste lid bedoelde leeftijd heeft bereikt het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht. In deze leeftijdsgroep worden vervolgens de ambtenaren met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht.5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke diensttijd wordt meegeteld voor de berekening van de duur van het dienstverband, bedoeld in de tweede zin van het vierde lid.6.
De ambtenaar die de in het eerste lid bedoelde leeftijd heeft bereikt, kan worden ontslagen op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, indien:- er sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van zes weken, en
- herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes weken na de in onderdeel a genoemde periode van zes weken te verwachten is. Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de ambtenaar de in het eerste lid bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum de in onderdeel a genoemde termijn van zes weken, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan twee jaar.
7.
Voor de berekening van de periode van zes weken, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.8.
Om te beoordelen of sprake is van een situatie als bedoeld in het zesde lid, onderdelen a en b, kan het bevoegd gezag een onderzoek naar en een oordeel over het bestaan van ongeschiktheid tot werken als bedoeld in artikel 32, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen aanvragen.9.
In afwijking van de in het zesde en zevende lid genoemde termijn van 6 weken, geldt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip een termijn van dertien weken voor de werknemer die de in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt.10.
Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de werknemer de in het eerste lid bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum de in het negende lid genoemde termijn, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.11.
Met ingang van het tijdstip, bedoeld in het negende lid, geldt de in het zesde lid, onderdeel a, genoemde termijn van zes weken, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan dertien weken.12.
Het tijdstip, bedoeld in het negende lid, wordt niet eerder vastgesteld, dan nadat:- Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd in de praktijk gedurende de eerste twee jaren na inwerkingtreding van die wet, aan de beide kamers der Staten-Generaal heeft gezonden, en
- acht weken zijn verstreken nadat het voornemen tot het vaststellen van dat tijdstip is meegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal.
13.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan ten gunste van de ambtenaar die de in het eerste lid bedoelde leeftijd heeft bereikt, van dit artikel worden afgeweken.E
Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 17
Deze wet wordt aangehaald als: Wet ambtenaren defensie.Artikel 10
Artikel 10a
Artikel 10b
Door Onze Minister onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.
Artikel 10c
Artikel 10d
Artikel 10e
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 10c, tweede lid, en artikel 10d, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 10f
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging, geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 10g
Artikel 10h
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten Onze Minister, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen Onze Minister van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 12p
Artikel 12q
Artikel 17
Deze wet wordt aangehaald als: Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.2 Kaderwet Dienstplicht
De Kaderwet Dienstplicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 25 komt te luiden:
Artikel 25
Titel IIa van de Wet ambtenaren defensie vindt op dienstplichtigen in werkelijke dienst en op gewezen dienstplichtigen overeenkomstige toepassing.B
In artikel 33 wordt «Militaire ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Artikel 25
Titel IIa van de Wet ambtenaren defensie vindt op dienstplichtigen in werkelijke dienst en op gewezen dienstplichtigen overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.3 Kaderwet militaire pensioenen
In artikel 1 van de Kaderwet militaire pensioenen wordt «Militaire ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Artikel 3.4 Uitkeringswet gewezen militairen
In artikel 1 van de Uitkeringswet gewezen militairen wordt «Militaire ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Artikel 3.5 Veteranenwet
In de artikelen 1 en 6 van de Veteranenwet wordt «Militaire ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Artikel 4.1 Comptabiliteitswet 2016
De Comptabiliteitswet 2016 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7.3 komt te luiden:
Artikel 7.3 De secretaris
1.
De Algemene Rekenkamer heeft een secretaris.2.
Op voordracht van de Algemene Rekenkamer wordt bij koninklijk besluit besloten tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst met de secretaris. Tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt bij koninklijk besluit op voordracht van de Algemene Rekenkamer besloten, tenzij de Algemene Rekenkamer de arbeidsovereenkomst opzegt op grond van artikel 677 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.B
Artikel 7.11 komt te luiden:
Artikel 7.11 Ambtenaren van de Algemene Rekenkamer
1.
Het college van de Algemene Rekenkamer kan het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomsten met de ambtenaren van de Algemene Rekenkamer opdragen aan de secretaris.2.
Ten aanzien van de ambtenaren van de Algemene Rekenkamer gelden de voor alle ambtenaren geldende arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.3.
Op verzoek van de Algemene Rekenkamer kunnen in de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in het tweede lid, andere arbeidsvoorwaarden voor de ambtenaren van de Algemene Rekenkamer worden opgenomen.4.
Van de ambtenaren van de Algemene Rekenkamer wordt door de president hetzij de eed, hetzij de verklaring en belofte afgenomen.Artikel 7.3 De secretaris
Artikel 7.11 Ambtenaren van de Algemene Rekenkamer
Artikel 4.2 Wet tuchtrechtspraak accountants
A
Artikel 13 komt te luiden:
1.
De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd voor een periode van zes jaren.2.
Aanwijzing van de secretaris geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister voor een periode van zes jaren.3.
De plaatsvervangend-secretarissen worden aangewezen door de voorzitter van de accountantskamer.4.
De aanwijzingen, bedoeld in het tweede en derde lid, eindigen van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.B
In artikel 15, eerste lid, eerste zin, vervalt «en de secretaris».
C
Artikel 19, eerste en tweede lid, komen te luiden:
Artikel 19
1.
De voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden die rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast zijn, alsmede de secretaris en de plaatsvervangend-secretarissen, worden voor hun werkzaamheden bij de accountantskamer vrijgesteld.2.
Onze Minister compenseert het betrokken gerecht voor het vrijstellen van de personen, bedoeld in het eerste lid.D
In de bijlage bij de wet, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants vervalt in de eerste en de laatste zin telkens «, de secretaris».
Artikel 19
Artikel 4.3 Wet waardering onroerende zaken
De Wet waardering onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, vijfde lid, wordt «van artikel 9» vervangen door «van de artikelen 9 en 15».
B
Artikel 8, eerste lid, komt te luiden:
1.
De Waarderingskamer heeft een secretariaat onder leiding van een secretaris. In overeenstemming met Onze Minister, gaat de Waarderingskamer een arbeidsovereenkomst aan met de secretaris en beëindigt deze.C
Artikel 9 vervalt.
Artikel 5.1 Waterschapswet
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 31, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar, in dienst van het waterschap of uit anderen hoofde aan het waterschapsbestuur ondergeschikt;
B
Na artikel 44 worden, onder vernummering van artikel 44a tot 44k, tien artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 44a
1.
Op de bezoldiging is, voor zover in deze wet niet anders is bepaald, beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.2.
Kostenvergoedingen krachtens artikel 44, eerste lid, tweede zin, zijn niet vatbaar voor beslag.Artikel 44b
Onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.Artikel 44c
1.
Met de bezoldiging kan worden verrekend hetgeen het lid van het dagelijks bestuur zelf als zodanig aan het waterschap verschuldigd is.2.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid kan plaatshebben ondanks gelegd beslag of toegepaste korting als bedoeld in artikel 44d, eerste lid.3.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn, met dien verstande dat verrekening van hetgeen wegens genoten huisvesting of voeding is verschuldigd eveneens kan plaatsvinden met dat deel van de bezoldiging dat de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormt.Artikel 44d
1.
Op de bezoldiging kan ten behoeve van een schuldeiser van het lid van het dagelijks bestuur een korting worden toegepast, mits het lid van het dagelijks bestuur de vordering van de schuldeiser erkent dan wel het bestaan van de vordering blijkt uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak dan wel uit een authentieke akte.2.
Korting is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn.3.
Beslag, faillissement, surseance van betaling en toepassing ten aanzien van het lid van het dagelijks bestuur van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen sluiten korting uit.Artikel 44e
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 44c, tweede lid, en artikel 44d, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.Artikel 44f
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging, geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.Artikel 44g
1.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor het lid van het dagelijks bestuur enig recht op zijn bezoldiging aan een derde toekent is slechts geldig voor dat deel van de bezoldiging waarop beslag geldig zou zijn.2.
Een volmacht tot voldoening of invordering van de bezoldiging is slechts geldig indien zij schriftelijk is verleend en is steeds herroepelijk.Artikel 44h
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten het waterschap, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen het waterschap van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.Artikel 44i
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.Artikel 44j
Met bezoldiging worden in de artikelen 44a tot en met 44h gelijkgesteld de bedragen – onder de benaming van uitkering of welke benaming ook – waarop het lid van het dagelijks bestuur krachtens artikel 44, eerste lid, eerste zin, aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden krachtens artikel 44, eerste lid, aanspraak hebben.C
Artikel 47, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- ambtenaar, in dienst van het waterschap of uit anderen hoofde aan het waterschapsbestuur ondergeschikt;
D
In artikel 51f, eerste lid, wordt «benoemt het dagelijks bestuur het personeel van de ombudsman» vervangen door «besluit het dagelijks bestuur tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met het personeel van de ombudsman».
E
Artikel 53 komt te luiden:
Artikel 53
1.
Het algemeen bestuur wijst de secretaris van het waterschap aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.2.
Het algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de secretaris van het waterschap.F
Artikel 54 komt te luiden:
Artikel 54
In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur de secretaris op non-actief stellen. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De op non-actiefstelling vervalt indien het algemeen bestuur niet in een binnen acht weken na de datum van de op non-actiefstelling gehouden vergadering instemt met de op non-actiefstelling.G
Artikel 82 vervalt.
Artikel 44a
Artikel 44b
Onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.
Artikel 44c
Artikel 44d
Artikel 44e
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 44c, tweede lid, en artikel 44d, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 44f
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging, geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 44g
Artikel 44h
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlasten het waterschap, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen het waterschap van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 44i
Beslag omvat in deze wet ook de invordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 44j
Met bezoldiging worden in de artikelen 44a tot en met 44h gelijkgesteld de bedragen – onder de benaming van uitkering of welke benaming ook – waarop het lid van het dagelijks bestuur krachtens artikel 44, eerste lid, eerste zin, aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden krachtens artikel 44, eerste lid, aanspraak hebben.
Artikel 53
Artikel 54
In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur de secretaris op non-actief stellen. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De op non-actiefstelling vervalt indien het algemeen bestuur niet in een binnen acht weken na de datum van de op non-actiefstelling gehouden vergadering instemt met de op non-actiefstelling.
Artikel 5.2 Waterwet
Artikel 3.6a van de Waterwet wordt als volgt gewijzigd:
3.
De deltacommissaris wordt aangewezen voor een periode van ten hoogste zeven jaren en kan nog een maal aangewezen worden voor een periode van ten hoogste zeven jaren. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van deltacommissaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.Artikel 5.3 Wegenverkeerswet 1994
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4l, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
- wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden van het personeel;.
B
Artikel 4o komt te luiden:
Artikel 4o
Bij reglement kunnen voorzieningen worden vastgesteld met betrekking tot de rechtspositie van de leden van de directie.Artikel 4o
Bij reglement kunnen voorzieningen worden vastgesteld met betrekking tot de rechtspositie van de leden van de directie.
Artikel 5.4 Wet luchtvaart
De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma wordt aan artikel 5.32, vierde lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden van het personeel.
B
Artikel 5.37 komt te luiden:
Artikel 5.37
Bij reglement kunnen voorzieningen worden vastgesteld met betrekking tot de rechtspositie van de leden van het bestuur.Artikel 5.37
Bij reglement kunnen voorzieningen worden vastgesteld met betrekking tot de rechtspositie van de leden van het bestuur.
Artikel 5.5 Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels
In artikel 5, derde lid, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels wordt «aangesteld» vervangen door «aangewezen», wordt «met deze aanstelling» vervangen door «met deze aanwijzing» en wordt na de eerste zin ingevoegd «De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van veiligheidsbeambte geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.».
Artikel 6.1 Advocatenwet
De Advocatenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 34 van de Advocatenwet komt te luiden:
Artikel 34
1.
De algemene raad wijst zijn secretaris aan.2.
De secretaris van de algemene raad heeft de leiding van het bureau van de Nederlandse orde van advocaten. De secretaris kan geen lid van de algemene raad zijn. De algemene raad voorziet in zijn vervanging bij verhindering of afwezigheid.B
Artikel 46b, zestiende lid, komt te luiden:
16.
De raad van discipline wijst zijn griffier aan en ontslaat deze. De raad van discipline voorziet in vervanging van de griffier bij verhindering of afwezigheid.C
Artikel 51, derde lid, komt te luiden:
3.
Het hof van discipline wijst zijn griffier aan en ontslaat deze. Het hof van discipline voorziet in vervanging van de griffier bij verhindering of afwezigheid.Artikel 34
Artikel 6.2 Algemene wet bestuursrecht
In Bijlage 2, artikel 6 van de Algemene wet bestuursrecht wordt «Militaire ambtenarenwet 1931» telkens vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Artikel 6.2a
Artikel 1:16 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
2.
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren worden door burgemeester en wethouders aangewezen. Een aanwijzing kan voor een bepaalde tijdsduur geschieden. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum waarop de uitoefening van de functie van ambtenaar van de burgerlijke stand of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand eindigt. Als ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand is slechts aanwijsbaar de persoon die in de uitoefening van zijn ambt geen onderscheid maakt als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet gelijke behandeling, tenzij het onderscheid is gebaseerd op een wettelijk voorschrift.Artikel 6.3 Gerechtsdeurwaarderwet
De Gerechtsdeurwaarderwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel j, wordt «de volledige arbeidsduur, bedoeld in artikel 2 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984» vervangen door «een arbeidsduur welke gemiddeld zesendertig werkuren per week omvat».
B
Artikel 6.4 Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015
De Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Onze Minister sluit, wijzigt en beëindigt arbeidsovereenkomsten met de secretaris, na overleg met de voorzitter van de Raad.2.
Onze Minister sluit, wijzigt en beëindigt arbeidsovereenkomsten met medewerkers, na overleg met de secretaris.Artikel 6.4a
De Penitentiaire beginselenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6.5 Politiewet 2012
De Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd:
aA
Afdeling 3.5. Rechtspositie wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 44a
1.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:2.
Voor de toepassing van de artikelen 47b en 47c en de paragrafen 3.5.2. en 3.5.3. wordt mede verstaan onder ambtenaar van politie: de nagelaten betrekkingen van een ambtenaar van politie die uit hoofde van zijn overlijden pensioen genieten.A
Na artikel 47 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 47a
De ambtenaar van politie is niet gehouden tot dienstverrichting op voor hem op grond van zijn godsdienst of levensovertuiging geldende feest- en rustdagen, tenzij het dienstbelang dit onvermijdelijk maakt.Artikel 47b
1.
Een ambtenaar van politie, die een functie in publiekrechtelijke colleges, waarin hij is benoemd of verkozen, gezien de omvang van de daaruit voortvloeiende werkzaamheden, niet gelijktijdig kan vervullen met zijn ambt, wordt in verband daarmee tijdelijk ontheven van de waarneming van zijn ambt, tenzij het dienstbelang zich tegen ontheffing verzet. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het doorbetalen van bezoldiging.2.
Indien de ambtenaar in verband met een functie in publiekrechtelijke colleges, waarin hij is benoemd of verkozen, niet op grond van het eerste lid van de waarneming van zijn ambt is ontheven, wordt hem voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van deze colleges en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges, buitengewoon verlof verleend, tenzij het dienstbelang zich tegen verlofverlening verzet. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het doorbetalen van bezoldiging.3.
Tenzij het dienstbelang zich tegen verlofverlening verzet, wordt aan de ambtenaar buitengewoon verlof verleend voor aan te wijzen activiteiten van of voor politievakorganisaties overeenkomstig regels te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.Artikel 47c
1.
Het bevoegd gezag maakt geen onderscheid tussen ambtenaren van politie op grond van een verschil in arbeidsduur in de voorwaarden waaronder een aanstelling wordt verleend, verlengd dan wel beëindigd, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.2.
Het bevoegd gezag maakt geen onderscheid tussen ambtenaren in de arbeidsvoorwaarden op grond van het al dan niet tijdelijk karakter van de aanstelling, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.3.
Het bevoegd gezag beëindigt het dienstverband met de ambtenaar niet wegens de omstandigheid dat betrokkene in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het eerste of tweede lid of ter zake bijstand heeft verleend.4.
Het bevoegd gezag benadeelt de ambtenaar niet wegens de omstandigheid dat betrokkene in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het bepaalde in het eerste lid of tweede lid of ter zake bijstand heeft verleend.5.
Het bevoegd gezag stelt de ambtenaar die is aangesteld in tijdelijke dienst tijdig en duidelijk in kennis van een vacature met een dienstverband voor onbepaalde tijd.6.
Het College, bedoeld in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens, kan onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in dit artikel. De artikelen 10, 11, 12, 13, 22 en 23 van de Wet College voor de rechten van de mens zijn van overeenkomstige toepassing.B
Na artikel 48 worden twee paragrafen toegevoegd, luidende:
C
Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
3.
De artikelen 44a, 47a, 47b, 47c en de paragrafen 3.5.2 en 3.5.3 van deze wet alsmede artikel 4 van de Ambtenarenwet 2017 zijn van overeenkomstige toepassing op de Politieacademie, met dien verstande dat:- voor de toepassing van artikel 47c en de paragrafen 3.5.2 en 3.5.3 onder bevoegd gezag wordt verstaan: Onze Minister, en
- voor de toepassing van artikel 4 van de Ambtenarenwet 2017 onder overheidswerkgever wordt verstaan: de Staat.
Artikel 44a
Artikel 47a
De ambtenaar van politie is niet gehouden tot dienstverrichting op voor hem op grond van zijn godsdienst of levensovertuiging geldende feest- en rustdagen, tenzij het dienstbelang dit onvermijdelijk maakt.
Artikel 47b
Artikel 47c
Artikel 48a
Beslag omvat in deze paragraaf ook de vordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 48b
Artikel 48c
Door het bevoegd gezag onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.
Artikel 48d
Artikel 48e
Artikel 48f
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 48d, tweede lid, en artikel 48e, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 48g
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid van de inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 48h
Artikel 48i
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlast het bevoegd gezag, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen het bevoegd gezag van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 48j
Artikel 48k
Indien bij voorschriften of regels op grond van artikel 47, eerste lid, een in acht te nemen termijn van opzegging van het dienstverband van de ambtenaar van politie is bepaald, bedraagt die termijn voor de ambtenaar die de in artikel 48j, eerste lid, bedoelde leeftijd heeft bereikt, een maand.
Artikel 48l
Artikel 48m
Artikel 48n
Artikel 48o
Artikel 48p
Bij voorschriften of regels op grond van artikel 47, eerste lid, kan ten gunste van de ambtenaar van politie die de in 48j, eerste lid, bedoelde leeftijd heeft bereikt, van de artikelen 48j tot en met 48o worden afgeweken.
Artikel 6.6 Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 10
De Autoriteit persoonsgegevens heeft een secretariaat.Artikel 10
De Autoriteit persoonsgegevens heeft een secretariaat.
Artikel 6.7 Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers
Artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6.8 Wet College voor de rechten van de mens
2.
In afwijking van artikel 4.6, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 sluit, wijzigt en beëindigt het College namens de Staat individuele arbeidsovereenkomsten met de bij het bureau werkzame ambtenaren.Artikel 6.9 Wet Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen
De Wet Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, derde lid, komt te luiden:
3.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid sluit, wijzigt en beëindigt arbeidsovereenkomsten met de medewerkers van het bureau op verzoek van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.Artikel 6.10 Wet op de bijzondere opsporingsdiensten
De Wet op de bijzondere opsporingsdiensten wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6.11 Wet op het notarisambt
De Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel h, wordt «de volledige arbeidsduur als bedoeld in artikel 2 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984» vervangen door «een arbeidsduur welke gemiddeld zesendertig werkuren per week omvat».
B
Artikel 64, tweede lid, tweede zin, vervalt.
C
Artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6.12 Wet op de rechterlijke organisatie
De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel d, wordt «op basis van een aanstelling werkzaam bij een gerecht» vervangen door: op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij een gerecht.
B
In artikel 14, vierde lid, eerste zin, wordt «benoemen tot» vervangen door «aanwijzen als».
C
Aan het slot van artikel 15 wordt een lid toegevoegd, luidende:
10.
Artikel 3, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017 is niet van toepassing op het niet-rechterlijk lid van het bestuur.D
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Ten aanzien van het niet-rechterlijk lid van het bestuur worden de bevoegdheden uit de Ambtenarenwet 2017 en titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek uitgeoefend door het bestuur uitgezonderd dat lid.4.
Voor gerechtsambtenaren gelden de arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.E
In artikel 54 wordt «Militaire ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Ea
In artikel 73, derde lid, eerste zin, wordt «benoemd» vervangen door «aangewezen».
F
Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
Ten aanzien van een niet-rechterlijk lid van de Raad worden de bevoegdheden uit de Ambtenarenwet 2017 en titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek uitgeoefend door de Raad, uitgezonderd het niet-rechterlijk lid van de Raad.9.
Artikel 3, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017 is niet van toepassing op een niet-rechterlijk lid van de Raad.G
Artikel 89, tweede lid, komt te luiden:
2.
Voor tot het bureau behorende ambtenaren gelden de arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.H
Artikel 130, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017 is niet van toepassing op deze procureur-generaal.Artikel 6.13 Wet op de rechtsbijstand
Afdeling 3 van Hoofdstuk II van de Wet op de rechtsbijstand vervalt.
Artikel 6.14 Wet politiegegevens
In de artikelen 16, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, en 36d, eerste lid, onderdeel c, onder 3°, van de Wet politiegegevens wordt «Militaire Ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Artikel 6.15 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1aa
1.
De functionele autoriteit maakt geen onderscheid tussen rechterlijke ambtenaren als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 5° tot en met 10°, van de Wet op de rechterlijke organisatie op grond van een verschil in arbeidsduur in de voorwaarden waaronder een aanstelling wordt verleend, verlengd dan wel beëindigd, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.2.
De functionele autoriteit maakt geen onderscheid tussen rechterlijke ambtenaren als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onderdelen 5° tot en met 10°, van de Wet op de rechterlijke organisatie in de arbeidsvoorwaarden op grond van het al dan niet tijdelijk karakter van de aanstelling, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.3.
De functionele autoriteit beëindigt het dienstverband met een in het eerste en tweede lid bedoelde ambtenaar niet wegens de omstandigheid dat betrokkene in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het eerste of tweede lid of ter zake bijstand heeft verleend.4.
De functionele autoriteit benadeelt een in het eerste en tweede lid bedoelde ambtenaar niet wegens de omstandigheid dat betrokkene in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het bepaalde in het eerste lid of tweede lid of ter zake bijstand heeft verleend.5.
De functionele autoriteit stelt een rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onderdelen 5° tot en met 10°, van de Wet op de rechterlijke organisatie die is aangesteld in tijdelijke dienst tijdig en duidelijk in kennis van een vacature met een dienstverband voor onbepaalde tijd.6.
Het College, bedoeld in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens, kan onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in het eerste of tweede lid. De artikelen 10, 11, 12, 13, 22 en van de Wet College voor de rechten van de mens zijn van overeenkomstige toepassing.B
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
C
Aan artikel 40 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Een rechterlijke ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onderdelen 5° tot en met 10°, van de Wet op de rechterlijke organisatie is niet gehouden tot dienstverrichting op voor hem op grond van zijn godsdienst of levensovertuiging geldende feest- en rustdagen, tenzij het dienstbelang dit onvermijdelijk maakt.Artikel 1aa
Artikel 19c
Artikel 19d
Artikel 19e
Aan de rechterlijk ambtenaar onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd door Onze Minister onderscheidenlijk het gerechtsbestuur.
Artikel 19f
Artikel 19g
Artikel 19h
Voor de toepassing van de artikelen 475b, tweede en derde lid, en 475d, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 19f, tweede lid, en artikel 19g, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.
Artikel 19i
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid van de inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
Artikel 19j
Artikel 19k
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlast het bevoegd gezag, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen het bevoegd gezag van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Artikel 6.16 Wet schadefonds geweldsmisdrijven
Artikel 8, zesde lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven komt te luiden:
6.
Aan de commissie is een secretaris verbonden. Onze Minister sluit, wijzigt en beëindigt de arbeidsovereenkomst met de secretaris, gehoord de commissie.Artikel 6.17 Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten
2.
Onze Minister sluit, wijzigt en beëindigt de arbeidsovereenkomst met de secretaris na overleg met de voorzitter van het College van Toezicht.Artikel 6.18 Wet veiligheidsregio’s
De Wet veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in het onderdeel geneeskundige hulpverlening «daartoe aangesteld personeel» vervangen door «daartoe in dienst genomen personeel».
B
In artikel 35, derde lid, wordt «benoemt de directeur» vervangen door «neemt de directeur in dienst» en wordt «het aanstellen en aangesteld houden» vervangen door «het in dienst nemen en in dienst genomen houden».
C
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het dagelijks bestuur besluit tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met het personeel van het Instituut Fysieke Veiligheid.2.
Voor ambtenaren in dienst van het Instituut Fysieke Veiligheid gelden de arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.Artikel 6.19 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
- de bedragen – onder de naam bezoldiging of welke benaming ook – waarop de ambtenaar als zodanig uit hoofde van zijn dienstbetrekking aanspraak heeft alsmede de bedragen – onder de benaming pensioen, wachtgeld, uitkering of welke benaming ook – waarop de gewezen ambtenaar als zodanig uit hoofde van zijn vroegere dienstbetrekking aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden aanspraak hebben, met uitzondering van die bedragen waarop de ambtenaar of gewezen ambtenaar niet periodiek aanspraak heeft.
2.
Onder ambtenaar worden in het eerste lid, onderdeel i, verstaan de personen, bedoeld in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017, alsmede hun nagelaten betrekkingen die uit hoofde van hun overlijden pensioen genieten.Artikel 6.20 Wetboek van Strafrecht
In de artikelen 177, tweede lid, en 363, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt «een aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling als ambtenaar is gevolgd» telkens vervangen door «een dienstbetrekking bij een overheidswerkgever, indien de dienstbetrekking bij een overheidswerkgever is gevolgd».
Artikel 7.1 Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer
Artikel 16 van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer komt te luiden:
Artikel 16
1.
Onverminderd artikel 14 gelden voor de directeur en de overige personeelsleden van Staatsbosbeheer de arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het ministerie, waaronder Staatsbosbeheer ressorteert.2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald voor welke aangelegenheden van het eerste lid kan worden afgeweken.Artikel 16
Artikel 7.2 Wet dieren
In artikel 6.3 van de Wet dieren wordt «door de overheid aangesteld persoon» telkens vervangen door «persoon in dienst van de overheid,».
Artikel 7.3 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Artikel 7, tweede lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden komt te luiden:
2.
Na instemming van Onze Minister sluit, wijzigt en beëindigt het college de arbeidsovereenkomst met de secretaris.Artikel 7.4 Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005
In artikel 3, derde lid, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 vervalt «, die door Onze Minister worden benoemd».
Artikel 8.0 Archiefwet 1995
De Archiefwet 1995 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Gedeputeerde staten wijzen de provinciearchivaris aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van provinciearchivaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.B
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Burgemeester en wethouders wijzen de gemeentearchivaris aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van gemeentearchivaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.C
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Het bestuur wijst de waterschapsarchivaris aan. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van waterschapsarchivaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.D
In artikel 46, derde lid, wordt «benoemd» vervangen door «aangewezen».
Artikel 8.1 Wet College voor toetsen en examens
Artikel 5, derde lid, van de Wet College voor toetsen en examens komt te luiden:
3.
Onze Minister gaat arbeidsovereenkomsten aan en wijzigt en beëindigt deze namens de Staat met de directeur en de andere medewerkers na overleg met de voorzitter van het college.Artikel 8.2 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
2.
Bij koninklijk besluit wordt besloten tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst met de secretaris. Tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt bij koninklijk besluit besloten, tenzij Onze Minister namens de Staat de arbeidsovereenkomst opzegt op grond van artikel 677 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.Artikel 9.1 Arbeidstijdenwet
In de artikelen 1:6, onderdeel c, en 1:7, eerste lid, onderdeel b, van de Arbeidstijdenwet wordt «Militaire ambtenarenwet 1931» telkens vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Artikel 9.2 Wet arbeid en zorg
In artikel 1:3 van de Wet arbeid en zorg wordt «Militaire ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Artikel 9.3 Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd
Artikel 3, onderdeel d, van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd komt te luiden:
- het aanstellen of ontslaan van personen, op wie artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 van toepassing is.
Artikel 9.4 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
De artikelen 2, derde lid, en 3, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen vervallen.
Artikel 9.5 Wet op de ondernemingsraden
Artikel 46d, aanhef, van de Wet op de ondernemingsraden komt te luiden:
Ten aanzien van een onderneming, waarin uitsluitend of nagenoeg uitsluitend krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht en ten aanzien van een onderneming die overheidswerkgever is in de zin van de Ambtenarenwet 2017 gelden de volgende bijzondere bepalingen:.Artikel 10.1 Geneesmiddelenwet
In artikel 8, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet vervalt «, waarvan de ambtenaren door Onze Minister worden benoemd, geschorst en ontslagen».
Artikel 10.2 Gezondheidswet
De Gezondheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
5.
Ten behoeve van de organisatie van het Staatstoezicht op de volksgezondheid kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.B
In artikel 37 wordt aan het slot van de eerste zin toegevoegd «, die bij besluit van Onze Minister wordt aangewezen. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van hoofdinspecteur geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.».
C
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Gedeputeerde staten kunnen de Provinciale Raad ontheffing verlenen van de toepassing van de op grond van het eerste lid toe te passen arbeidsvoorwaarden inzake de salariëring van de directeur en van de andere personen, werkzaam bij het bureau.Artikel 10.3 Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
Artikel 4, onderdeel c, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte komt te luiden:
- het aanstellen of ontslaan van personen, op wie artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 van toepassing is.
Artikel 10.4 Wet langdurige zorg
De Wet langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.2.8, eerste lid, wordt «Militaire ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
B
Artikel 6.1.1, zevende lid, komt te luiden:
7.
Artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing ten aanzien van personeel in dienst van het CAK.Artikel 10.5 Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen
Artikel 15
De centrale commissie heeft een secretariaat, ten behoeve waarvan Onze Minister namens de Staat, gehoord de centrale commissie, arbeidsovereenkomsten aangaat, wijzigt en beëindigt.Artikel 15
De centrale commissie heeft een secretariaat, ten behoeve waarvan Onze Minister namens de Staat, gehoord de centrale commissie, arbeidsovereenkomsten aangaat, wijzigt en beëindigt.
Artikel 10.6 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 55, vijfde lid, laatste zin, wordt vervangen door twee zinnen, luidende:
Zij worden bij besluit van Onze Minister aangewezen. De aanwijzing eindigt met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris of plaatsvervangend secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.B
Artikel 55a, eerste lid, komt te luiden:
1.
Onze Minister draagt zorg voor de indienstneming van ambtenaren, die klagers kunnen adviseren bij het opstellen en wijzigen van hun klacht.C
In artikel 62, eerste lid, wordt «De leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen van de tuchtcolleges» vervangen door «De leden en de plaatsvervangende leden van de tuchtcolleges».
Artikel 10.7 Wet op de medische keuringen
Artikel 1, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de medische keuringen, komt te luiden:
- een aanstelling voor een functie als genoemd in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017,.
Artikel 10.8 Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland
De Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, vierde lid, wordt «artikel 6, derde lid» vervangen door «artikel 6, tweede lid».
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 10.9 Wet toelating zorginstellingen
Artikel 22 van de Wet toelating zorginstellingen komt te luiden:
Artikel 22
1.
Voor het personeel van het College sanering gelden de arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het ministerie, waaronder het College sanering ressorteert.2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald voor welke aangelegenheden van het eerste lid kan worden afgeweken.Artikel 22
Artikel 10.10 Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding
In artikel 4, tweede lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding wordt «benoemd» vervangen door «aangewezen» en wordt een zin toegevoegd, luidende: De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van secretaris of plaatsvervangend secretaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.
Artikel 10.11 Wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Zorgverzekeringswet en andere wetten in verband met de overgang van een aantal taken van het Zorginstituut Nederland naar het CAK (Stb. 2016, 173)
Artikel XII, tweede lid, van de Wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Zorgverzekeringswet en andere wetten in verband met de overgang van een aantal taken van het Zorginstituut Nederland naar het CAK (Stb. 2016, 173) komt te luiden:
2.
In afwijking van artikel 6.1.1., zevende lid, van de Wet langdurige zorg is artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing op een persoon als bedoeld in het eerste lid.Artikel 10.12 Zorgverzekeringswet
Artikel 11.1 Overgangsrecht met betrekking tot leden van zelfstandige bestuursorganen en adviescolleges
Artikel 11.1a
Artikel 11.2 Overgangsrecht veiligheidsregio’s
Artikel 11.2a
Artikel 11.3 Overgangsrecht reorganisaties
Artikel 11.4 Samenloop
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 november 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enige wetten in verband met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren in het onderwijs (Kamerstukken 35 089) tot wet is of wordt verheven en die wet:
Artikel 58
In het geval van een grenscorrectie gaat op de datum van herindeling het personeel, verbonden aan de in overgaand gebied gevestigde door de gemeente in stand gehouden scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, over in dienst van de gemeente waaraan bedoeld gebied wordt toegevoegd.Artikel 58
In het geval van een grenscorrectie gaat op de datum van herindeling het personeel, verbonden aan de in overgaand gebied gevestigde door de gemeente in stand gehouden scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, over in dienst van de gemeente waaraan bedoeld gebied wordt toegevoegd.Artikel 58
In het geval van een grenscorrectie gaat op de datum van herindeling het personeel, verbonden aan de in overgaand gebied gevestigde door de gemeente in stand gehouden scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, over in dienst van de gemeente waaraan bedoeld gebied wordt toegevoegd.
Artikel 58
In het geval van een grenscorrectie gaat op de datum van herindeling het personeel, verbonden aan de in overgaand gebied gevestigde door de gemeente in stand gehouden scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, over in dienst van de gemeente waaraan bedoeld gebied wordt toegevoegd.
Artikel 11.5
Artikel 11.6
Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet Wnra.