Part of Smart Yellow Suite

WGK001923
Omgevingswet

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Datum uitgave 26 maart 2015
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Samenvatting

De Omgevingswet gaat over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Het bevat regels over milieu, natuur, bouwen, infrastructuur, monumenten en ruimte. Die regels zijn nu verspreid over een groot aantal wetten. Met de Omgevingswet ontstaat één vereenvoudigd wettelijk kader. Dit moet leiden tot het efficiënter bereiken van doelen voor de leefomgeving en tot vermindering van lasten voor burgers, bedrijven en overheden. De wet maakt onderdeel uit van een brede stelselherziening. De Omgevingswet regelt de hoofdlijnen. Deze worden uitgewerkt in de uitvoeringsregelgeving. Ook volgt er nog invoeringsregelgeving, waarin onder meer het overgangsrecht is opgenomen. Meer informatie is beschikbaar op: https://www.omgevingswetportaal.nl/wet-en-regelgeving/wet

Documenten

stcrt-2016-21131 (PDF)
stb-2016-156 (PDF)

Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om, mede gelet op internationaalrechtelijke verplichtingen en artikel 21 van de Grondwet, met het oog op duurzame ontwikkeling, samenhangende, doelmatige en vereenvoudigde regels te stellen over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1.1 (begripsbepalingen)

De bijlage bij deze wet bevat begrippen en definities voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen.

Artikel 1.2 (fysieke leefomgeving)

Artikel 1.3 (maatschappelijke doelen van de wet)

Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:

Artikel 1.4 (verhouding tot andere wetgeving)

Deze wet is niet van toepassing op onderwerpen met betrekking tot de fysieke leefomgeving of onderdelen daarvan, die bij of krachtens een andere wet uitputtend zijn geregeld, tenzij uit de bepalingen van deze wet anders blijkt.

Artikel 1.5 (toepassing in de exclusieve economische zone en internationaal)

Artikel 1.6 (zorgplicht voor een ieder)

Een ieder draagt voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving.

Artikel 1.7 (activiteit met nadelige gevolgen)

Een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, is verplicht:

Artikel 1.8 (verhouding tot specifieke regels)

Aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 1.6 en 1.7, wordt in ieder geval voldaan, voor zover bij wettelijk voorschrift of besluit specifieke regels zijn gesteld met het oog op de doelen van de wet, en die regels worden nageleefd.

Artikel 2.1 (uitoefening taken en bevoegdheden)

Artikel 2.2 (afstemming en samenwerking)

Artikel 2.3 (algemene criteria verdeling van taken en bevoegdheden)

Artikel 2.4 (omgevingsplan)

De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente één omgevingsplan vast waarin regels over de fysieke leefomgeving worden opgenomen.

Artikel 2.5 (waterschapsverordening)

Het algemeen bestuur van het waterschap stelt één waterschapsverordening vast waarin regels over de fysieke leefomgeving worden opgenomen.

Artikel 2.6 (omgevingsverordening)

Provinciale staten stellen één omgevingsverordening vast waarin regels over de fysieke leefomgeving worden opgenomen.

Artikel 2.7 (uitsluiten van verplichte opname)

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden aangewezen waarin regels over de fysieke leefomgeving niet in het omgevingsplan, de waterschapsverordening of de omgevingsverordening worden opgenomen.

Artikel 2.8 (delegatie)

De gemeenteraad, het algemeen bestuur van een waterschap of provinciale staten kunnen de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van het omgevingsplan, de waterschapsverordening of de omgevingsverordening delegeren aan het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap respectievelijk gedeputeerde staten.

Artikel 2.9 (omgevingswaarden)

Artikel 2.10 (aard, termijn en locaties van omgevingswaarden en onderbouwing)

Artikel 2.11 (omgevingswaarden gemeente)

Artikel 2.12 (omgevingswaarden provincie)

Artikel 2.13 (verplichte omgevingswaarden provincie voor watersystemen)

Artikel 2.14 (omgevingswaarden Rijk)

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, met inachtneming van de grenzen van artikel 2.3, derde lid, omgevingswaarden worden vastgesteld.

Artikel 2.15 (verplichte omgevingswaarden Rijk)

Artikel 2.16 (gemeentelijke taken voor de fysieke leefomgeving)

Artikel 2.17 (waterschapstaken voor de fysieke leefomgeving)

Artikel 2.18 (provinciale taken voor de fysieke leefomgeving)

Artikel 2.19 (rijkstaken voor de fysieke leefomgeving)

Artikel 2.20 (aanwijzing van locaties)

Artikel 2.21 (nadere grondslag aanwijzing en begrenzing van locaties)

Artikel 2.22 (grondslag algemene instructieregels provincie)

Artikel 2.23 (inhoud instructieregels provincie)

Artikel 2.24 (grondslag algemene instructieregels Rijk)

Artikel 2.25 (inhoud instructieregels Rijk)

Artikel 2.26 (verplichte instructieregels Rijk programma’s)

Artikel 2.27 (verplichte instructieregels Rijk omgevingsverordening)

Regels op grond van artikel 2.24 worden in ieder geval gesteld over omgevingsverordeningen met het oog op:

voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die spoorweginfrastructuur of die wegen.

Artikel 2.28 (verplichte instructieregels Rijk omgevingsplan en projectbesluit)

Regels op grond van artikel 2.24 worden in ieder geval gesteld over omgevingsplannen en projectbesluiten met het oog op:

Artikel 2.29 (verplichte instructieregels Rijk omgevingsplan en projectbesluit voor luchthavens)

Artikel 2.30 (verplichte instructieregels Rijk zwemlocaties)

Regels op grond van artikel 2.24 worden met het oog op het waarborgen van de veiligheid en het beschermen van de gezondheid in ieder geval gesteld over:

Artikel 2.31 (verplichte instructieregels Rijk stedelijk afvalwater)

Artikel 2.32 (ontheffing instructieregels)

Artikel 2.33 (grondslag instructie provincie)

Artikel 2.34 (grondslag instructie Rijk)

Artikel 2.35 (toepassing instructie)

Artikel 2.36 (bevoegdheid tot indeplaatstreding)

Artikel 2.37 (vernietiging waterschapsbeslissingen door het Rijk)

Artikel 2.38 (zwemverbod en negatief zwemadvies)

Gedeputeerde staten zijn bevoegd voor zwemwateren of zwemlocaties een negatief zwemadvies te geven of een zwemverbod in te stellen met het oog op het waarborgen van de veiligheid of het beschermen van de gezondheid.

Artikel 2.39 (legger)

Artikel 2.40 (toegangsverbod waterstaatswerken en wegen)

Artikel 2.41 (peilbesluit)

Artikel 2.42 (rangorde bij waterschaarste)

Artikel 3.1 (vaststellen omgevingsvisie)

Artikel 3.2 (inhoud omgevingsvisie)

Een omgevingsvisie bevat, mede voor de uitoefening van de taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid:

Artikel 3.3 (doorwerking beginselen)

In een omgevingsvisie wordt rekening gehouden met het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

Artikel 3.4 (vaststellen programma)

Het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap, gedeputeerde staten en Onze Minister of Onze Minister die het aangaat kunnen programma’s vaststellen.

Artikel 3.5 (inhoud programma)

Een programma bevat, mede voor de uitoefening van de taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, voor een of meer onderdelen van de fysieke leefomgeving:

Artikel 3.6 (verplichte programma’s gemeente)

Artikel 3.7 (verplichte programma’s waterschap)

Het dagelijks bestuur van het waterschap stelt voor de watersystemen die bij het waterschap in beheer zijn een waterbeheerprogramma vast, waarbij het rekening houdt met het regionale waterprogramma voor die watersystemen, voor zover het de onderdelen betreft die uitvoering geven aan de richtlijnen, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid.

Artikel 3.8 (verplichte programma’s provincie)

Artikel 3.9 (verplichte programma’s Rijk)

Artikel 3.10 (verplicht programma bij (dreigende) overschrijding van omgevingswaarde)

Artikel 3.11 (wijziging met oog op doelbereik)

Artikel 3.12 (uitvoering maatregelen)

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de in de programma’s opgenomen maatregelen uitgevoerd of operationeel moeten zijn volgens de daarbij te stellen regels.

Artikel 3.13 (gezamenlijke vaststelling programma’s)

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bestuursorganen worden verplicht om programma’s als bedoeld in deze paragraaf gezamenlijk vast te stellen.

Artikel 3.14 (gemeentelijk rioleringsprogramma)

Het college van burgemeester en wethouders kan ter invulling van de taak, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onder a, onder 1° tot en met 3°, een gemeentelijk rioleringsprogramma vaststellen.

Artikel 3.15 (toepassingsbereik programmatische aanpak)

Artikel 3.16 (inhoud en werking programmatische aanpak)

Artikel 3.17 (eisen aan programma bij programmatische aanpak)

Artikel 3.18 (uitvoeringsplicht bij programmatische aanpak)

Artikel 3.19 (wijziging programma bij programmatische aanpak)

Artikel 4.1 (decentrale regels over activiteiten)

Artikel 4.2 (toedeling van functies aan locaties)

Artikel 4.3 (grondslag rijksregels)

Artikel 4.4 (specificeren inhoud)

Artikel 4.5 (maatwerkvoorschriften)

Artikel 4.6 (maatwerkregels)

Artikel 4.7 (gelijkwaardigheid)

Artikel 4.8 (bevoegd gezag voor decentrale regels)

Voor het omgevingsplan is het college van burgemeester en wethouders, voor de waterschapsverordening is het dagelijks bestuur van het waterschap en voor de omgevingsverordening zijn gedeputeerde staten:

Artikel 4.9 (gemeente bevoegd gezag voor rijksregels)

Tenzij op grond van de artikelen 4.10 tot en met 4.13 anders is bepaald, wordt op grond van artikel 4.3 het college van burgemeester en wethouders aangewezen als:

Artikel 4.10 (bevoegd gezag voor rijksregels over wateractiviteiten)

Op grond van artikel 4.3 worden in het belang van een doelmatig waterbeheer voor wateractiviteiten gevallen aangewezen waarin het dagelijks bestuur van het waterschap, gedeputeerde staten of Onze Minister het bevoegd gezag is.

Artikel 4.11 (provincie bevoegd gezag voor rijksregels)

Artikel 4.12 (Rijk bevoegd gezag voor rijksregels)

Artikel 4.13 (bevoegd gezag rijksregels in combinatie met een omgevingsvergunning)

Artikel 4.14 (voorbereidingsbesluit omgevingsplan)

Artikel 4.15 (voorbereidingsbesluit omgevingsverordening)

Artikel 4.16 (voorbereidingsbesluit in verband met projectbesluit of instructies)

Artikel 4.17 (actualisering in verband met afwijkactiviteiten)

Het omgevingsplan wordt uiterlijk vijf jaar na het onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning voor een voortdurende afwijkactiviteit, waaraan geen termijn is verbonden als bedoeld in artikel 5.36, eerste lid, met die vergunning in overeenstemming gebracht.

Artikel 4.18 (aanwijzen moderniseringslocaties)

In het omgevingsplan kunnen locaties worden aangewezen waar de daar aanwezige bouwwerken moeten worden gemoderniseerd of worden vervangen door gelijksoortige bebouwing. Zolang deze modernisering of vervanging niet is verwezenlijkt, wordt het gebruik van die bouwwerken aangemerkt als afwijkend van de toegedeelde functie.

Artikel 4.19 (regels over het uiterlijk van bouwwerken)

Als in het omgevingsplan regels worden opgenomen over het uiterlijk van bouwwerken en de toepassing daarvan uitleg behoeft, stelt de gemeenteraad beleidsregels vast voor de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit. Deze beleidsregels zijn zo veel mogelijk toegesneden op de te onderscheiden bouwwerken.

Artikel 4.20 (rijksregels implementatie internationaalrechtelijke verplichtingen)

Op grond van artikel 4.3 worden in ieder geval regels gesteld ter uitvoering van:

Artikel 4.21 (rijksregels bouwwerken)

Artikel 4.22 (rijksregels milieubelastende activiteiten)

Artikel 4.23 (rijksregels wateractiviteiten)

Artikel 4.24 (rijksregels mijnbouwactiviteiten)

Artikel 4.25 (rijksregels beperkingengebiedactiviteiten wegen)

Artikel 4.26 (rijksregels beperkingengebiedactiviteiten installatie in een waterstaatswerk)

Artikel 4.27 (rijksregels gelegenheid bieden tot zwemmen en baden)

Artikel 4.28 (rijksregels cultureel erfgoed)

Artikel 4.29 (rijksregels werelderfgoed)

Artikel 5.1 (omgevingsvergunningplichtige activiteiten wet)

Artikel 5.2 (afbakening vergunningplicht artikel 5.1)

Artikel 5.3 (omgevingsvergunningplicht waterschapsverordening)

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten wanneer dat in de waterschapsverordening is bepaald.

Artikel 5.4 (omgevingsvergunningplicht omgevingsverordening)

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten wanneer dat in de omgevingsverordening is bepaald.

Artikel 5.5 (verbod handelen in strijd met voorschriften omgevingsvergunning)

Het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning.

Artikel 5.6 (verbod in stand laten zonder vergunning gebouwd bouwwerk)

Artikel 5.7 (aanvraag los of gelijktijdig)

Artikel 5.8 (bevoegd gezag gemeente aanvraag één activiteit)

Het college van burgemeester en wethouders beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op één activiteit, tenzij op grond van artikel 5.9, 5.10 of 5.11 een ander bestuursorgaan is aangewezen.

Artikel 5.9 (bevoegd gezag aanvraag één wateractiviteit)

Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van een doelmatig waterbeheer voor wateractiviteiten gevallen aangewezen waarin het dagelijks bestuur van het waterschap, gedeputeerde staten of Onze Minister op de aanvraag beslissen.

Artikel 5.10 (bevoegd gezag provincie aanvraag één activiteit anders dan in artikel 5.9)

Artikel 5.11 (bevoegd gezag Rijk aanvraag één activiteit anders dan in artikel 5.9)

Artikel 5.12 (bevoegd gezag aanvraag meer activiteiten)

Artikel 5.13 (eens bevoegd gezag altijd bevoegd gezag)

Artikel 5.14 (bevoegd gezag grondgebiedoverstijgende aanvraag)

Als een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit of activiteiten die op het grondgebied van meer dan een gemeente, waterschap of provincie plaatsvinden, wordt op die aanvraag beslist door het daarvoor op grond van artikel 5.8, 5.9, 5.10 of 5.12 aangewezen bestuursorgaan van de gemeente, het waterschap of de provincie waar de activiteit of activiteiten geheel of in hoofdzaak zullen worden verricht.

Artikel 5.15 (bevoegd gezag toepassing paragraaf 5.1.5)

Het bestuursorgaan dat bevoegd is om op een aanvraag om een omgevingsvergunning te beslissen, is ook bevoegd tot toepassing van paragraaf 5.1.5.

Artikel 5.16 (flexibiliteitsregeling bevoegd gezag)

Artikel 5.17 (gedeeltelijke conversie aanvraag)

Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt ook aangemerkt als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit, voor zover die bouwactiviteit in strijd is met een in het omgevingsplan gestelde regel over bouwactiviteiten of het gebruik van bouwwerken en vanwege deze strijd niet eerder een omgevingsvergunning is aangevraagd of verleend.

Artikel 5.18 (beoordelingsregels aanvraag artikel 5.1-activiteiten bij algemene maatregel van bestuur)

Artikel 5.19 (beoordelingsregels aanvraag artikel 5.1-activiteiten in omgevingsplan en omgevingsverordening)

Artikel 5.20 (artikel 5.18 beoordelingsregels aanvraag bouwactiviteit)

Artikel 5.21 (artikel 5.18 beoordelingsregels aanvraag afwijkactiviteit)

Artikel 5.22 (artikel 5.18 beoordelingsregels aanvraag rijksmonumentenactiviteit)

Voor een rijksmonumentenactiviteit worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, gesteld met het oog op het behoud van cultureel erfgoed en in dat kader tot:

Artikel 5.23 (artikel 5.18 beoordelingsregels aanvraag ontgrondingsactiviteit)

Voor een ontgrondingsactiviteit worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, gesteld met het oog op de doelen van de wet.

Artikel 5.24 (artikel 5.18 beoordelingsregels aanvraag wateractiviteit)

Artikel 5.25 (artikel 5.18 beoordelingsregels aanvraag brandveilig gebruiksactiviteit)

Voor een brandveilig gebruiksactiviteit worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, gesteld met het oog op het waarborgen van de veiligheid.

Artikel 5.26 (artikel 5.18 beoordelingsregels aanvraag milieubelastende activiteit)

Artikel 5.27 (artikel 5.18 beoordelingsregels aanvraag mijnbouwactiviteit)

Voor een mijnbouwactiviteit worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, gesteld met het oog op:

Artikel 5.28 (artikel 5.18 beoordelingsregels beperkingengebiedactiviteit anders dan een wateractiviteit)

Voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot:

worden de regels, bedoeld in artikel 5.18, gesteld met het oog op het behoeden van de staat en werking daarvan voor nadelige gevolgen van activiteiten, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van de onder a tot en met d genoemde werken en objecten kan behoren.

Artikel 5.29 (artikel 5.18 beoordelingsregels aanvraag Natura 2000-activiteit en flora- en fauna-activiteit)

Artikel 5.30 (beoordelingsregels artikel 5.3- en 5.4-activiteiten)

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 5.3 of 5.4, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn bepaald in de waterschapsverordening respectievelijk de omgevingsverordening.

Artikel 5.31 (weigeren vergunning vanwege Wet bibob)

Artikel 5.32 (weigeren vergunning vanwege ernstige gezondheidsrisico’s)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning weigeren als naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het verlenen van de vergunning zou leiden tot ernstige nadelige of mogelijk ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheid.

Artikel 5.33 (weigeren vergunning vanwege onthouden instemming)

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor het verlenen van de omgevingsvergunning op grond van artikel 16.16 instemming van een ander bestuursorgaan behoeft, wordt de omgevingsvergunning voor die activiteit geweigerd als de instemming is onthouden.

Artikel 5.34 (voorschriften omgevingsvergunning)

Artikel 5.35 (verhouding voorschriften omgevingsvergunning en rijksregels)

Artikel 5.36 (termijnstelling in omgevingsvergunning)

Artikel 5.37 (normadressaat omgevingsvergunning)

Artikel 5.38 (actualisering omgevingsvergunning)

Artikel 5.39 (verplichting tot wijziging voorschriften omgevingsvergunning en intrekking omgevingsvergunning)

Het bevoegd gezag wijzigt de voorschriften van een omgevingsvergunning of trekt een omgevingsvergunning in:

Artikel 5.40 (bevoegdheid tot wijziging voorschriften omgevingsvergunning en intrekking omgevingsvergunning)

Artikel 5.41 (toepassing artikelen 5.39 en 5.40 op verzoek instemmingsorgaan)

Het bevoegd gezag wijzigt de voorschriften van een omgevingsvergunning of trekt de omgevingsvergunning in met toepassing van artikel 5.39 of 5.40, als het bestuursorgaan waarvan op grond van artikel 16.16 de instemming vereist is met de voorgenomen beslissing op een aanvraag om een dergelijke omgevingsvergunning daarom heeft verzocht.

Artikel 5.42 (invulling algemene maatregel van bestuur artikelen 5.39 en 5.40)

Artikel 5.43 (revisievergunning)

Artikel 5.44 (bevoegd gezag voor het projectbesluit)

Artikel 5.45 (coördinatie uitvoeringsbesluiten)

Artikel 5.46 (projectbesluit voor hoofdinfrastructuur en primaire waterkeringen)

Artikel 5.47 (voornemen)

Artikel 5.48 (verkenning)

Artikel 5.49 (voorkeursbeslissing)

De voorkeursbeslissing kan inhouden:

Artikel 5.50 (uitwerken of wijzigen projectbesluit zonder paragraaf 5.2.2)

Deze paragraaf is niet van toepassing op een uitwerking van een projectbesluit als bedoeld in artikel 5.54 of een wijziging van een projectbesluit.

Artikel 5.51 (inhoud projectbesluit)

In het projectbesluit wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten zijn van de uitgevoerde verkenning, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op de door derden voorgedragen mogelijke oplossingen en de daarover door deskundigen uitgebrachte adviezen.

Artikel 5.52 (integraal besluit)

Artikel 5.53 (beoordelingsregels)

Artikel 5.54 (uitwerking binnen besluit)

Artikel 5.55 (gemeentelijk project van publiek belang)

Als de gemeenteraad met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5.45, eerste en derde lid, 5.47, 5.48, 5.49 en 5.51, het opnemen van regels in het omgevingsplan voorbereidt die gericht zijn op het uitvoeren van een project van publiek belang, is artikel 16.87 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10.1 (begripsbepalingen)

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 10.2 (gedoogplichten wegen en waterstaatswerken)

Artikel 10.3 (gedoogplichten waterbeheer)

Artikel 10.4 (melding werkzaamheden)

Bij werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 10.2 en 10.3, eerste lid, informeert de beheerder de rechthebbende ten minste achtenveertig uur van tevoren schriftelijk over de voorgenomen werkzaamheden, tenzij dit door het spoedeisende karakter van die werkzaamheden niet mogelijk is.

Artikel 10.5 (bevoegdheid tot betreden plaatsen)

Artikel 10.6 (gedoogplichten Wet milieubeheer)

Artikel 10.7 (gedoogplicht Wet luchtvaart)

De exploitant van een luchthaven als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart gedoogt op de luchthaven elektronische, meteorologische en andere hulpmiddelen, bestemd voor de uitvoering van de taken, toegedeeld aan de Luchtverkeersleiding Nederland, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, voor de luchtverkeersbeveiliging en de luchtvaartmeteorologische dienstverlening.

Artikel 10.8 (gedoogplichten Spoorwegwet en Wet lokaal spoor)

Artikel 10.9 (gedoogplicht Mijnbouwwet)

Een rechthebbende gedoogt dat de houder van een vergunning voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte of het opslaan van stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet, in de ondergrond CO2-opslagcomplexen opspoort, delfstoffen of aardwarmte opspoort of wint respectievelijk stoffen opslaat volgens de voor die activiteiten geldende regels, voor zover die activiteiten plaatsvinden op een diepte van meer dan honderd meter beneden de oppervlakte.

Artikel 10.10 (gedoogplicht zwemwater)

Een rechthebbende op een onroerende zaak waarin of waarop tekens met voorlichting ter uitvoering van de zwemwaterrichtlijn worden geplaatst, gedoogt het aanbrengen en in stand houden van die tekens.

Artikel 10.11 (toepassingscriteria)

Een gedoogplicht op grond van deze afdeling kan worden opgelegd als voor een werk van algemeen belang:

Artikel 10.12 (op aanvraag en ambtshalve)

Het opleggen van een gedoogplicht op grond van deze afdeling geschiedt op aanvraag van de initiatiefnemer of ambtshalve, als de initiatiefnemer op grond van deze wet zelf bevoegd is om voor het werk van algemeen belang een gedoogplicht op te leggen.

Artikel 10.13 (gedoogplichten infrastructuur en water)

Artikel 10.14 (gedoogplichten energie en mijnbouw)

Onze Minister kan, na overleg met Onze Minister van Economische Zaken, aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het tot stand brengen of opruimen van:

Artikel 10.15 (gedoogplicht Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag)

Onze Minister kan, na overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het tot stand brengen of opruimen van werken voor grenswateren als bedoeld in de Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag.

Artikel 10.16 (gedoogplichten ontgrondingen)

Artikel 10.17 (gedoogplichten waterstaatswerken)

Artikel 10.18 (gedoogplicht luchtverontreiniging)

Onze Minister kan aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen als door een gemeente, een provincie, het Rijk of een openbaar lichaam voor het bepalen van de mate van luchtverontreiniging gebruik moet worden gemaakt van onroerende zaken.

Artikel 10.19 (gedoogplichten archeologisch onderzoek)

Artikel 10.20 (gedoogplicht vanwege het maken van een ontwerp)

Onze Minister kan aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het uitvoeren van meetwerkzaamheden of graafwerkzaamheden, het aanbrengen van tekens in, boven of op een onroerende zaak, of het verrichten van onderzoek met gebruikmaking van de daarvoor benodigde hulpmiddelen, als die activiteiten nodig zijn voor het maken van een ontwerp voor de aanleg, instandhouding, wijziging, verplaatsing of opruiming van een werk als bedoeld in artikel 10.13, 10.14 of 10.15.

Artikel 10.21 (gedoogplicht andere werken van algemeen belang)

Artikel 10.22 (inhoud gedoogplichtbeschikking)

Artikel 10.23 (wijziging van een gedoogplichtbeschikking)

Artikel 10.24 (bomen en beplantingen)

Degene op wie een gedoogplicht op grond van paragraaf 10.3.2 rust, gedoogt dat de initiatiefnemer bomen en beplantingen rooit, inkort of snoeit voor zover die bomen en beplantingen hinderlijk zijn voor de het tot stand brengen of opruimen van het werk van algemeen belang.

Artikel 10.25 (rechtsopvolging)

De in de gedoogplichtbeschikking opgenomen rechten en plichten van de rechthebbende en van de initiatiefnemer rusten ook op hun rechtsopvolgers.

Artikel 10.26 (toegang tot de onroerende zaak)

Voor de in de gedoogplichtbeschikking genoemde werkzaamheden heeft de initiatiefnemer of diens gemachtigde toegang tot de onroerende zaak voor zover dat redelijkerwijs voor de uitvoering van zijn werkzaamheden nodig is.

Artikel 10.27 (opruimen van een werk van algemeen belang)

Artikel 10.28 (eigendom van een werk van algemeen belang)

Artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op werken van algemeen belang die met toepassing van een gedoogplichtbeschikking worden aangelegd, in stand gehouden, gewijzigd of verplaatst.

Artikel 10.29 (recht op schadevergoeding)

Het bestaan van een gedoogplicht op grond van dit hoofdstuk laat onverlet het recht op schadevergoeding.

Artikel 12.1 (verhaal van kosten, verbonden aan grondexploitatie)

Artikel 12.2 (exploitatiegebied en bovenwijkse voorzieningen in omgevingsplan)

Artikel 12.3 (vaststelling exploitatieregels of exploitatievoorschriften)

Artikel 12.4 (overeenkomst over grondexploitatie)

Artikel 12.5 (inhoud exploitatieregels of -voorschriften)

Artikel 12.6 (exploitatieopzet)

Artikel 12.7 (herziening exploitatieregels)

Artikel 12.8 (verhaal kosten)

Artikel 12.9 (afrekening en intrekking exploitatieregels)

Artikel 12.10 (vergoeding bevoegd gezag)

Artikel 12.11 (sancties bij overschrijden termijn van betaling exploitatiebijdrage)

Artikel 13.1 (heffen van rechten)

Artikel 13.2 (berekening en bedragen rechten en doelbelastingen)

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de berekening en de bedragen van de op grond van:

te heffen rechten en belastingen inzake de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van deze wet.

Artikel 13.3 (extra kosten omgevingsplan of omgevingsvergunning voor afwijkactiviteit)

Artikel 13.4 (andere kosten)

Artikel 13.5 (financiële zekerheidsstelling)

Artikel 13.6 (financiële voorschriften voor een ontgrondingsactiviteit)

Artikel 13.7 (vergoeding voor adviezen van de Commissie voor de milieueffectrapportage)

Artikel 16.1 (elektronische aanvraag en melding)

Artikel 16.2 (omgevingsdocumenten en daaraan te stellen vormvereisten)

Artikel 16.3 (procedurele vereisten omgevingsdocumenten)

Artikel 16.4 (landelijke voorziening elektronisch aanvragen en melden)

Artikel 16.5 (houdbaarheid onderzoeksgegevens)

Artikel 16.6 (beoordeling van gevolgen)

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de meet- en rekenmethoden en uitgangspunten aan de hand waarvan op het moment van het nemen van een besluit de gevolgen van dat besluit worden beoordeeld.

Artikel 16.7 (toepassing coördinatieregeling Awb)

Artikel 16.8 (koepelconcept)

Artikel 16.9 (toepassingsbereik paragraaf 16.2.2)

Deze paragraaf is:

Artikel 16.10 (buiten behandeling laten aanvraag)

Artikel 16.11 (advies)

De bestuursorganen die bevoegd gezag zijn met betrekking tot elk van de aanvragen, bedoeld in artikel 16.7, eerste lid, onder b, brengen aan elkaar een advies uit met het oog op de samenhang tussen de beslissingen op beide aanvragen.

Artikel 16.12 (termijn gelding omgevingsvergunningen)

Artikel 16.13 (instructie op initiatief algemeen bevoegd gezag)

Artikel 16.14 (instructie op initiatief bevoegd gezag water)

Artikel 16.15 (advies)

Artikel 16.16 (instemming)

Artikel 16.17 (gronden onthouden instemming)

In afwijking van artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht kan instemming als bedoeld in artikel 16.16 alleen worden onthouden vanwege een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen belang.

Artikel 16.18 (termijn instemming; geen fictieve instemming)

Artikel 16.19 (advies en instemming bij ambtshalve besluiten)

Artikel 16.20 (advies en instemming bij projectbesluit)

De artikelen 16.15 tot en met 16.19 zijn van overeenkomstige toepassing op het uitbrengen van advies over het ontwerp van een projectbesluit of het verlenen van instemming met een voorgenomen projectbesluit, waarbij geen instemming is vereist als:

Artikel 16.21 (bijzondere betrokkenheid provincie bij omgevingsplan)

Artikel 16.22 (toepassing paragraaf 16.3.1)

Deze paragraaf is van toepassing als bij of krachtens deze wet is bepaald dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

Artikel 16.23 (kring inspraakgerechtigden)

Artikel 16.24 (intrekking of wijziging)

Tenzij het een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval of besluit betreft, zijn de paragrafen 16.3.2 tot en met 16.3.6 en de artikelen 16.40, eerste lid, 16.50, eerste lid, 16.70 en 16.71 van overeenkomstige toepassing op een wijziging of intrekking van de daarin genoemde besluiten of andere rechtsfiguren of documenten.

Artikel 16.25 (toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht)

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de aanwijzing van zwemlocaties.

Artikel 16.26 (toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht)

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van een omgevingsvisie.

Artikel 16.27 (toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht)

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van een programma als bedoeld in de paragrafen 3.2.2 tot en met 3.2.4 en de documenten die voor het opstellen van een programma afzonderlijk worden vastgesteld.

Artikel 16.28 (voorbereiding stroomgebiedsbeheerplan en overstromingsrisicoplan)

Artikel 16.29 (kennisgeving voornemen)

De gemeenteraad geeft kennis van zijn voornemen om een omgevingsplan vast te stellen. Artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.30 (toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht)

Artikel 16.31 (zienswijzen)

Zienswijzen kunnen geen betrekking hebben op het deel van het ontwerp van een omgevingsplan dat zijn grondslag vindt in een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit.

Artikel 16.32 (toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht)

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van een waterschapsverordening en een omgevingsverordening.

Artikel 16.33 (toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en bekendmaking)

Artikel 16.34 (reikwijdte, bevoegd gezag plan-mer)

Artikel 16.35 (uitzondering plan-mer-plicht)

Deze paragraaf is niet van toepassing op plannen of programma’s die:

Artikel 16.36 (plan-mer-plichtige plannen of programma’s)

Artikel 16.37 (gebruik andere plan-MER’en)

Om overlapping van milieueffectrapporten te voorkomen:

Artikel 16.38 (raadpleging reikwijdte en detailniveau)

Artikel 16.39 (advies Commissie voor de milieueffectrapportage)

Artikel 16.40 (voorbereidingsprocedure plan of programma)

Artikel 16.41 (plan of programma grondslag in het plan-MER)

Het bevoegd gezag stelt een plan of programma niet vast als het milieueffectrapport redelijkerwijs niet aan het plan of programma ten grondslag kan worden gelegd.

Artikel 16.42 (inhoud plan-MER)

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de inhoud van het milieueffectrapport.

Artikel 16.43 (aanwijzen mer-(beoordelings)plichtige projecten en besluiten)

Artikel 16.44 (ontheffing voor het maken van een MER)

Artikel 16.45 (mededeling voornemen)

Degene die voornemens is een besluit als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid, aan te vragen, deelt dat voornemen zo spoedig mogelijk mee aan het bevoegd gezag.

Artikel 16.46 (raadpleging reikwijdte en detailniveau)

Artikel 16.47 (advies Commissie voor de milieueffectrapportage)

Artikel 16.48 (één MER)

Degene die het milieueffectrapport zou moeten maken, kan gebruik maken van een ander milieueffectrapport als dat voldoet aan de bij of krachtens deze afdeling gestelde eisen en het project in dat milieueffectrapport is beschreven.

Artikel 16.49 (aanhouden en buiten behandeling laten aanvraag)

Artikel 16.50 (voorbereidingsprocedure mer-plichtig besluit)

Artikel 16.51 (project grondslag in het MER)

Artikel 16.52 (inhoud project-MER)

Artikel 16.53 (milieugevolgen van het besluit)

Artikel 16.54 (indienen aanvraag; ontvangstbevestiging)

Artikel 16.55 (aanvraagvereisten)

Artikel 16.56 (overleggen gegevens en bescheiden in verband met actualisering omgevingsvergunning)

Artikel 16.57 (beslissing over kerkelijk rijksmonument)

Artikel 16.58 (aanhoudingsregeling vanwege voorbereidingsbesluit)

Artikel 16.59 (aanhoudingsregeling vanwege exploitatieregels)

Artikel 16.60 (mededeling van aanhouding)

Het bevoegd gezag deelt de aanhouding op grond van de artikelen 16.58, tweede lid, en 16.59, eerste lid, mee aan de aanvrager.

Artikel 16.61 (begin beslistermijn)

Als een beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangehouden, wordt voor de toepassing van artikel 16.64, eerste lid, van deze wet of artikel 3:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in plaats van de dag van ontvangst van de aanvraag uitgegaan van de dag waarop de aanhouding eindigt.

Artikel 16.62 (toepassingsbereik reguliere voorbereidingsprocedure)

Artikel 16.63 (kennisgeving aanvraag)

Het bevoegd gezag geeft bij de toepassing van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht ook onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Daarbij wordt de dag van ontvangst van de aanvraag vermeld.

Artikel 16.64 (beslistermijn)

Artikel 16.65 (toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht)

Artikel 16.66 (aanvullende bepalingen)

Artikel 16.67 (openbaarheid informatie)

Artikel 16.68 (uitzonderingen)

Het bevoegd gezag kan op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die op grond van artikel 16.65 is aangewezen, de afdelingen 3.4 en 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten als:

Artikel 16.69 (zienswijze ontwerp exploitatievoorschriften)

Als toepassing wordt gegeven aan artikel 12.3, tweede lid, stelt het bevoegd gezag, voorafgaand aan het nemen van een besluit waarop de reguliere voorbereidingsprocedure, bedoeld in paragraaf 16.5.2, van toepassing is, de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze over de in dat besluit op te nemen exploitatievoorschriften naar voren te brengen.

Artikel 16.70 (toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht)

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van een voorkeursbeslissing voor:

Artikel 16.71 (toepassing afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht)

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van:

Artikel 16.72 (goedkeuring projectbesluit waterschap)

Artikel 16.73 (afwijzing aanvraag om projectbesluit vast te stellen)

Artikel 16.71 is niet van toepassing op de afwijzing van een aanvraag om een projectbesluit vast te stellen.

Artikel 16.74 (geen belemmering projectbesluit)

Artikel 16.75 (toepassing onteigeningswet)

De in artikel 18, eerste lid, van de onteigeningswet bedoelde dagvaarding kan plaatsvinden nadat het projectbesluit is vastgesteld.

Artikel 16.76 (toepassing onteigeningswet)

Artikel 16.77 (opschorting beslistermijn)

Als een beslissing op een aanvraag om een besluit op grond van deze wet of een besluit tot wijziging daarvan niet kan worden genomen dan nadat is voldaan aan een internationaalrechtelijke verplichting, wordt de termijn voor het nemen van dat besluit opgeschort tot de voor die verplichting geldende procedure is afgerond.

Artikel 16.78 (inwerkingtreding omgevingsplan en projectbesluit)

Artikel 16.79 (inwerkingtreding omgevingsvergunning)

Artikel 16.80 (aanvullende inwerkingtredingsbepaling vanwege Kernenergiewet)

Onverminderd artikel 16.79 treedt een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, als die activiteit ook is aan te merken als het oprichten of wijzigen van een installatie waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder b, van de Kernenergiewet is vereist, niet eerder in werking dan nadat laatstbedoelde vergunning in werking is getreden.

Artikel 16.81 (aanvullende inwerkingtredingsbepaling vanwege bodemverontreiniging)

Artikel 16.82 (aanvullende inwerkingtredingsbepaling vanwege doelmatige uitvoering en handhaving)

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, als dat nodig is in het belang van een doelmatige uitvoering en handhaving, gevallen worden aangewezen waarin een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, onverminderd artikel 16.79, niet eerder in werking treedt dan nadat een omgevingsvergunning voor een andere activiteit in werking is getreden.

Artikel 16.83 (ondergeschikte wijzigingen aangevochten besluit)

Als tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht beroep aanhangig is, kan die afdeling, voor zover niet in strijd met internationaalrechtelijke verplichtingen, buiten toepassing worden gelaten op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van dat besluit, als het een wijziging van ondergeschikte aard betreft.

Artikel 16.84 (reikwijdte beroep na toepassing artikel 16.7, eerste lid, aanhef en onder b)

Artikel 16.85 (bundeling beroep)

Voor de mogelijkheid van beroep wordt:

geacht deel uit te maken van het besluit waarop dat besluit betrekking heeft.

Artikel 16.86 (beroepsgronden bij uitvoeringsbesluit van projectbesluit)

Bij het beroep tegen een besluit tot uitvoering van een projectbesluit kunnen geen gronden worden aangevoerd die betrekking hebben op het projectbesluit waarop dat besluit rust.

Artikel 16.87 (rechterlijke beslistermijn bij projectprocedure)

Artikel 16.88 (delegatiegrondslag procedurele en vormvereisten)

Artikel 16.89 (implementatie internationaalrechtelijke verplichtingen)

Op grond van artikel 16.88 worden in ieder geval regels gesteld ter uitvoering van:

Artikel 17.1 (toepassing)

Deze paragraaf is van toepassing op de op grond van deze afdeling ingestelde adviesorganen.

Artikel 17.2 (samenstelling, benoeming leden, werkwijze en ondersteuning adviesorganen)

Artikel 17.3 (nadere regels)

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de samenstelling, inrichting en werkwijze van een adviesorgaan.

Artikel 17.4 (reglement van orde)

Als toepassing is gegeven aan artikel 21 van de Kaderwet adviescolleges, zendt het adviesorgaan het reglement aan Onze Minister.

Artikel 17.5 (instelling Commissie voor de milieueffectrapportage)

Artikel 17.6 (grondslag voor instelling overige adviesorganen)

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen adviesorganen worden ingesteld met een in de maatregel omschreven adviserende taak op het terrein van de fysieke leefomgeving, anders dan de taak, bedoeld in artikel 17.5.

Artikel 17.7 (leden adviesorgaan)

Artikel 17.8 (eisen aan leden)

De leden van het gemeentebestuur zijn geen lid van een gemeentelijk adviesorgaan.

Artikel 17.9 (gemeentelijke adviescommissie)

Artikel 17.10 (advisering over beroepen door StAB)

Bij algemene maatregel van bestuur kan de taak van de stichting, bedoeld in artikel 20.14 van de Wet milieubeheer, worden uitgebreid tot andere in de maatregel aangegeven onderdelen van het omgevingsrecht.

Artikel 18.1 (inhoud handhavingstaak)

De bestuursrechtelijke handhavingstaak omvat:

Artikel 18.2 (toedeling handhavingstaak)

Artikel 18.3 (bestuursdwangbevoegdheid instemmend bestuursorgaan)

In bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen is het bestuursorgaan dat op grond van artikel 16.16 bevoegd is instemming te verlenen met de voorgenomen beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit, bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang, voor zover het die activiteit betreft.

Artikel 18.4 (bestuursdwangbevoegdheid Minister)

Onze Minister of Onze Minister die het aangaat is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet voor zover bij hem de bestuursrechtelijke handhavingstaak daarvan berust.

Artikel 18.5 (niet overgaan van bevoegdheid tot handhaving)

Als een beschikking tot oplegging van een bestuurlijke sanctie is gegeven en vervolgens een ander bestuursorgaan daartoe bevoegd wordt, blijft het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven bevoegd totdat:

Artikel 18.6 (aanwijzing toezichthouder)

Artikel 18.7 (bevoegdheid binnentreden woning)

Artikel 18.8 (bevoegdheid rijksbelastingdienst)

De ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, geven geen toestemming tot vertrek van een vaartuig of luchtvaartuig uit Nederland als zij ernstige redenen hebben om te vermoeden dat in strijd zal worden gehandeld met artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder e, of in samenhang daarmee artikel 5.5.

Artikel 18.9 (inachtneming VN-Zeerechtverdrag)

Onze Minister of Onze Minister die het aangaat en de toezichthouders nemen bij de toepassing van artikel 18.4 respectievelijk bij de uitoefening van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag in acht.

Artikel 18.10 (bevoegdheid intrekken begunstigende beschikking)

Artikel 18.11 (toepasselijkheid Nederlandse strafwet)

Artikel 19.1 (begripsbepalingen afdeling 19.1)

Artikel 19.2 (aanwijzing en afstemming bevoegd gezag)

Artikel 19.3 (doormeldings- en informatieplicht bevoegd gezag)

Artikel 19.4 (veroorzaker verplichten tot treffen van maatregelen)

Artikel 19.5 (bevoegdheid tot treffen van maatregelen)

Artikel 19.6 (kostenverhaal getroffen maatregelen)

Artikel 19.7 (onderzoek oorzaak en voorkomen herhaling)

Artikel 19.8 (aanwijzing en afstemming bevoegd gezag)

Artikel 19.9 (bevoegdheden bij een archeologische toevalsvondst van algemeen belang)

De artikelen 19.3, tweede lid, 19.4 en 19.7, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een archeologische toevalsvondst van algemeen belang.

Artikel 19.10 (vaststelling van alarmeringswaarden)

Artikel 19.11 (informatieverstrekking bij overschrijding alarmeringswaarden)

Artikel 19.12 (tijdelijke regels bij luchtverontreiniging)

Artikel 19.13 (begripsbepaling en reikwijdte afdeling 19.4)

Artikel 19.14 (calamiteitenplan beheer waterstaatswerken)

Artikel 19.15 (maatregelen beheerder bij gevaar voor waterstaatswerken)

Artikel 19.16 (instructiebesluit bij gevaar voor waterstaatswerken)

Artikel 19.17 (in- en buitenwerkingstelling regulering bij schaarste)

Artikel 19.18 (regulering prioritering uitvoering projecten bij schaarste)

Artikel 19.19 (landsverdediging)

Onze Minister van Defensie stelt bij regeling vast welke voor de landsverdediging vereiste activiteiten worden verricht, waarbij voor zover noodzakelijk de bij of krachtens deze wet gestelde regels voor het verrichten van die activiteiten buiten toepassing blijven.

Artikel 20.1 (monitoringsplicht)

Artikel 20.2 (aanwijzing methode en bestuursorgaan)

Artikel 20.3 (regels over de uitvoering)

Artikel 20.4 (implementatie internationaalrechtelijke verplichtingen)

Op grond van de artikelen 20.1 tot en met 20.3 worden in ieder geval regels gesteld ter uitvoering van de:

Artikel 20.5 (toetsing en correctie methoden door Minister)

Artikel 20.6 (gegevensverzameling anders dan monitoring)

Artikel 20.7 (implementatie internationaalrechtelijke verplichtingen)

Op grond van artikel 20.6 worden in ieder geval regels gesteld ter uitvoering van:

Artikel 20.8 (verstrekking van informatie aan het publiek)

Artikel 20.9 (implementatie internationaalrechtelijke verplichtingen)

Artikel 20.10 (grondslag registers)

Artikel 20.11 (verplichte registers)

Op grond van artikel 20.10, eerste lid, worden in ieder geval de volgende registers ingesteld:

Artikel 20.12 (landelijke voorziening omgevingsdocumenten)

Artikel 20.13 (ter plaatse verstrekken van informatie aan het publiek)

Artikel 20.14 (verslaglegging)

Artikel 20.15 (verslag veiligheid primaire waterkeringen)

Als uit de beoordeling van de resultaten van de monitoring blijkt dat niet wordt voldaan of zal worden voldaan aan de omgevingswaarden voor de veiligheid van primaire waterkeringen, bedoeld in artikel 2.15, eerste lid, onder d, wordt in het verslag, bedoeld in artikel 20.14, ook een omschrijving opgenomen van de maatregelen die op een daarbij aangegeven termijn nodig worden geacht.

Artikel 20.16 (kaarten)

Artikel 20.17 (verplichte kaarten)

Artikel 20.18 (wetenschappelijk onderzoek van de fysieke leefomgeving)

Artikel 20.19 (effecten omgevingswaarden veiligheid primaire waterkeringen)

Onze Minister zendt elke twaalf jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de omgevingswaarden voor de veiligheid van primaire waterkeringen, bedoeld in artikel 2.15, eerste lid, onder d, aan beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 20.20 (digitaal stelsel)

Artikel 23.1 (implementatie)

Voor zover deze wet niet in een andere grondslag voor het stellen van regels voorziet, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter uitvoering van internationaalrechtelijke verplichtingen die betrekking hebben op of samenhangen met onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.

Artikel 23.2 (doorwerking wijzigingen Europese richtlijnen in Nederlands recht)

Een wijziging van een richtlijn of verordening als bedoeld in de bijlage, onder B, bij deze wet gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 23.3 (experimenten)

Artikel 23.4 (internetpublicatie)

Artikel 23.5 (voorhangprocedure)

Artikel 23.6 (doorwerking beginselen)

Bij een algemene maatregel van bestuur waarop artikel 23.5 van toepassing is, wordt in de nota van toelichting gemotiveerd op welke wijze rekening is gehouden met het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt.

Artikel 23.7 (verhouding publiek- en privaatrecht)

De gemeente kan geen rechtshandelingen naar burgerlijk recht verrichten over onderwerpen waarover regels als bedoeld in artikel 4.21 zijn gesteld of over onderwerpen met betrekking tot het bouwen die geregeld zijn op grond van hoofdstuk 5.

Artikel 23.8 (Staat is eigenaar vaste stoffen EEZ)

De Staat is eigenaar van op de zeebodem in de exclusieve economische zone of in de ondergrond daarvan aanwezige vaste stoffen, met inbegrip van de delfstoffen, bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet, voor zover die delfstoffen op een diepte van minder dan honderd meter onder de zeebodem aanwezig zijn.

Artikel 23.9 (evaluatie)

Onze Minister zendt, in overeenstemming met Onze Ministers die het aangaat, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens na vijf jaar aan beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 23.10 (inwerkingtreding)

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 23.11 (citeertitel)

Deze wet wordt aangehaald als: Omgevingswet.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.