Besluit van 23 mei 2014 tot het vaststellen van regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Besluit lokaal spoor)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 9 december 2013, nr. IenM/BSK-2013/268587, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
Gelet op de artikelen 2, vijfde lid, 14, eerste lid, 24, vierde lid, 25, eerste lid, 31, eerste lid, 36, derde lid, 42, achtste lid, en 48, tiende lid, van de Wet lokaal spoor, artikel 163, tiende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 110 van boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 5:12, tweede lid van de Arbeidstijdenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 januari 2014, nr. W14.13.044g/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 20 mei 2014, nr. IenM/BSK-2014/92895, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 2
Elementen die tot lokale spoorweginfrastructuur behoren zijn de bij de lokale spoorweg behorende:
Artikel 3
Artikel 4
De verkeersleiding, bedoeld in artikel 24 van de wet, heeft als taak:
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur stellen, na het horen van de beheerder en de vervoerder, de voorrangsregels vast die gelden tussen spoorvoertuigen op lokale spoorwegen.
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur stellen, na advies van de beheerder en de wegbeheerder, vast bij welke spoorwegovergangen gelegen in voor het openbaar verkeer openstaande wegen, aan beide zijden van de spoorwegovergang aan de rechterzijde van de weg een Andreaskruis volgens model J12 of J13 van bijlage 1, van het RVV 1990 wordt geplaatst.
Artikel 11
Als veiligheidsfunctie als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet wordt aangewezen de functie van een beheerder of een vervoerder voor zover die belast is met de verkeersleiding.
Artikel 12
Artikel 13
Het Arbeidstijdenbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van § 5.13. komt te luiden: § 5.13. Lokale spoorwegen.
B
Artikel 5.13:1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 14
Het Besluit alcoholonderzoeken wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
B
In artikel 6 wordt «of artikel 4 van de Spoorwegwet» vervangen door: , artikel 4 van de Spoorwegwet of artikel 41 van de Wet lokaal spoor.
C
In artikel 10a, eerste lid, wordt «of artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de Spoorwegwet» vervangen door: , artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de Spoorwegwet of artikel 41, tweede lid, onderdeel b, van de Wet lokaal spoor.
D
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
E
In artikel 16, eerste lid, wordt «of artikel 4 van de Spoorwegwet» vervangen door: , artikel 4 van de Spoorwegwet of artikel 41 van de Wet lokaal spoor.
F
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 15
Artikel 1, eerste lid, van het Besluit van 15 maart 1991, ter uitvoering van artikel 110 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 1991, 114) wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 16
Het Metroreglement wordt ingetrokken.
Artikel 17
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de hoofdstukken 2 tot en met 10 van de wet in werking treden.
Artikel 18
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit lokaal spoor.