Part of Smart Yellow Suite

WGK001800
Wijziging Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht in verband met de reparatierijkswet militair strafrecht

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 15 oktober 2015
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wijziging van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht in verband met de wijziging van artikel 59 Wetboek van Militair Strafrecht en enkele andere bepalingen

Samenvatting

Dit besluit wijzigt het Rijksbesluit militair strafrecht. De wijzigingen houden verband met de wijziging van artikel 59, eerste en derde lid, van het Wetboek van Militair Strafrecht bij Rijkswet van 13 december 2012 tot aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet militair tuchtrecht in verband met gewijzigde regelgeving en herstel van technische onvolkomenheden (Stb. 2013, 25). De wijziging van artikel 59 MSr houdt verband met de vervanging van de bevoegdheid van bevelvoerende militairen tot het doen van een transactievoorstel ter voorkoming van strafvervolging door een bevoegdheid voor deze militairen tot het uitvaardigen van een strafbeschikking (militaire strafbeschikking). Dit betreft een technische omzetting waarbij, aangezien daarover weinig was geregeld, de wijze waarop de aangewezen bevelvoerende militairen hun bevoegdheid uitoefenen en de opgelegde geldsancties ten uitvoer worden gelegd, worden verduidelijkt en technische onvolkomenheden worden geredresseerd.

Documenten

stb-2016-470 (PDF)

Besluit van 15 november 2016 tot wijziging van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht in verband met de wijziging van artikel 59 Wetboek van Militair Strafrecht en enkele andere bepalingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 8 september 2016, directie Wetgeving en Juridische zaken, nr. 798946, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 5 oktober 2016, nr. W03.16.0273/II/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 27 oktober 2016, directie Wetgeving en Juridische zaken, nr. 2007628, uitgebracht mede namens Onze Minister van Defensie;

De bepalingen van het Statuut van het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van Hoofdstuk I, paragraaf 4, komt te luiden:

B

De artikelen 5 tot en met 7 komen te luiden:

Artikel 5
1.
De bevoegdheid tot het uitvaardigen van een strafbeschikking als bedoeld in artikel 59, eerste lid, van het Wetboek van Militair Strafrecht, kan slechts worden uitgeoefend in zaken die betrekking hebben op een strafbaar feit omschreven in:
  1. artikel 141, eerste lid, 142, 266, 267, 300, eerste lid, 310, 311, eerste lid, aanhef en onder 4° en 5°, 321, 350, 424 en 426 van het Wetboek van Strafrecht van het Europese deel van Nederland;
  2. artikel 169 en 170 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
2.
Indien het strafbare feit is begaan in deelneming met een of meer personen op wie uitsluitend het Wetboek van Strafrecht van het Europese deel van Nederland van toepassing is, oefent de bevelvoerende militair zijn bevoegdheid slechts uit na verkregen toestemming van de officier van justitie bij het in artikel 55, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie genoemde gerecht.
3.
In de strafbeschikking worden enkel een geldboete of een verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer opgelegd. De strafbeschikking kan in totaal ten hoogste een betalingsverplichting van € 2.000 inhouden.
4.
De strafbeschikking vermeldt, in aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 257a, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering van het Europees deel van Nederland, de naam en rang van de bevelvoerende militair die de strafbeschikking uitvaardigt.
Artikel 6
1.
De bevelvoerende militair die de strafbeschikking uitvaardigt, verstrekt de officier van justitie, genoemd in artikel 5, tweede lid, de gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van dit artikel en voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete of verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer.
2.
De officier van justitie houdt aantekening in de daarvoor bestemde landelijke geautomatiseerde registers van elke uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking.
3.
In geval van uitreiking in persoon wordt aantekening gehouden van in ieder geval de volgende gegevens:
  1. de datum van uitreiking;
  2. de plaats en het adres van uitreiking; en,
  3. de naam van de verdachte aan wie wordt uitgereikt.
4.
In geval van toezending wordt aantekening gehouden van in ieder geval de volgende gegevens:
  1. de datum van toezending;
  2. de naam van de verdachte aan wie het afschrift wordt toegezonden, de naam van de benadeelde partij aan wie het afschrift wordt toegezonden en de naam van de bij de officier van justitie bekende rechtstreeks belanghebbende aan wie het afschrift wordt toegezonden;
  3. het adres of de adressen waarnaar het afschrift wordt toegezonden;
  4. of de toezending per gewone dan wel per aangetekende brief geschiedt; en,
  5. de datum van ontvangst van het afschrift.
Artikel 7
1.
De bevelvoerende militair die de strafbeschikking uitvaardigt, wijst ten behoeve van de verdachte die wil voldoen aan de opgelegde geldboete of verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer, een plaats aan waar en een persoon bij wie kan worden overgegaan tot betaling.
2.
Ten aanzien van de betaling wordt door of vanwege de bevelvoerende militair die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd onverwijld een gedagtekend en ondertekend betalingsbewijs uitgereikt. Een kopie van het gedagtekende en ondertekende betalingsbewijs wordt door of vanwege de bevelvoerende militair bewaard.
3.
De op grond van het eerste lid ontvangen gelden worden regelmatig, indien nodig door tussenkomst van de in artikel 5, tweede lid, genoemde officier van justitie, overgemaakt op de daartoe bestemde bankrekening van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
4.
De commandanten van de operationele commando’s doen op de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen wijze opgave van de verstrekking en het beheer van de betalingsbewijzen, de afrekening en de verantwoording van de ontvangen gelden alsmede de in verband daarmee te voeren administratie.
C

Het opschrift van Hoofdstuk I, paragraaf 5, vervalt, onder vernummering van het opschrift van paragraaf 6 tot paragraaf 5.

D

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8
1.
De officier van justitie, genoemd in artikel 5, tweede lid, draagt zorg dat de krachtens artikel 59, eerste lid, van de Wet militaire strafrechtspraak aangewezen bevelvoerende militairen door tussenkomst van de commandanten van de operationele commando's in het bezit worden gesteld van de richtlijnen, bedoeld in artikel 59, derde lid, van het Wetboek van Militair Strafrecht, waarin per delictscategorie de geldboetebedragen worden aangegeven. Aan de betrokken personen verleent de bevelvoerende militair ter gelegenheid van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 5, desgevraagd inzage in de richtlijn.
2.
De officier van justitie ziet erop toe dat de bevelvoerende militair bij de uitoefening van diens bevoegdheid dit besluit en de richtlijnen naleeft.
3.
De officier van justitie kan bepalen dat het belang van de strafvordering vergt dat de bevoegdheid tot het uitvaardigen van een strafbeschikking wordt opgeschort. Van de opschorting wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de commandanten van de betrokken operationele commando's. Deze dragen zorg dat de mededeling de betrokken bevelvoerende militairen onverwijld bereikt en dat deze dienovereenkomstig handelen.
4.
Indien de redenen van de opschorting zijn vervallen, doet de officier van justitie de commandanten van de betrokken operationele commando's daarvan onverwijld schriftelijk mededeling. Deze dragen zorg dat deze mededeling de betrokken bevelvoerende militairen onverwijld bereikt.
E

Artikel 11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

F

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

2.
De militaire leden leggen de eed of belofte af, bedoeld in artikel 5g, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat de woorden «rechterlijk ambtenaar» worden vervangen door «militair lid».
G

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

ARTIKEL II

De Gratieregeling 1976 wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

In strafzaken waarin voor het in werking treden van artikel II, onderdeel O, eerste lid, van de Rijkswet van 13 december 2012 tot aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet Militair tuchtrecht in verband met gewijzigde regelgeving en herstel van technische onvolkomenheden (Stb. 2013, 25), voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig artikel 59 van het Wetboek van Militair Strafrecht, blijven de artikelen van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht gelden zoals zij golden voor de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

stb-2016-551 (PDF)

Besluit van 16 december 2016 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel O, eerste lid, van de Rijkswet van 13 december 2012 tot aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet Militair tuchtrecht in verband met gewijzigde regelgeving en herstel van technische onvolkomenheden (Stb. 2013, 25) en van het besluit van 15 november 2016 tot wijziging van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht in verband met de wijziging van artikel 59 Wetboek van Militair Strafrecht en enkele andere bepalingen (Stb. 2016, 470)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie, 13 december 2016, nr. 2025819;

Gelet op artikel X van de Rijkswet van 13 december 2012 tot aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet Militair tuchtrecht in verband met gewijzigde regelgeving en herstel van technische onvolkomenheden (Stb. 2013, 25) en artikel IV van het besluit van 15 november 2016 tot wijziging van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht in verband met de wijziging van artikel 59 Wetboek van Militair Strafrecht en enkele andere bepalingen (Stb. 2016, 470);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel II, onderdeel O, eerste lid, van de Rijkswet van 13 december 2012 tot aanpassing van de Wet militaire strafrechtspraak, het Wetboek van Militair Strafrecht en de Wet Militair tuchtrecht in verband met gewijzigde regelgeving en herstel van technische onvolkomenheden (Stb. 2013, 25) en het besluit van 15 november 2016 tot wijziging van het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht in verband met de wijziging van artikel 59 Wetboek van Militair Strafrecht en enkele andere bepalingen (Stb. 2016, 470) treden in werking met ingang van 1 januari 2017.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.