Wet van 25 mei 2016 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met de inbedding van de Politieacademie in het nieuwe politiebestel
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is tot een nauwere aansluiting van het politieonderwijs en de onderzoeks- en kennisfunctie over de politie en de politietaak op de organisatie van het landelijk politiekorps te komen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Politiewet 2012 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, tien onderdelen toegevoegd, luidende:
B
Artikel 2a komt te luiden:
Artikel 2a
1.
De personen die met inachtneming van artikel 96, eerste lid, werkzaam zijn ten behoeve van de Politieacademie, worden gelijkgesteld met ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, b, of c, voor zover zij direct daaraan voorafgaand ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, b onderscheidenlijk c, waren. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de personen die met inachtneming van artikel 83, eerste lid, werkzaam zijn ten behoeve van de politieonderwijsraad.2.
In afwijking van artikel 16 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn de artikelen 11 en 12 op de personen, bedoeld in het eerste lid, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, van toepassing, voor zover zij optreden ter handhaving van de openbare orde of ter uitvoering van de hulpverleningstaak onderscheidenlijk ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht ten dienste van de justitie.C
In artikel 25, eerste lid, onderdelen b en c, wordt «bij ministeriële regeling» telkens vervangen door: bij algemene maatregel van bestuur.
D
In artikel 33 wordt na «aan de politie» toegevoegd: , mede met het oog op het feitelijk ter beschikking stellen van de sterkte aan de politieonderwijsraad en de sterkte en middelen aan de Politieacademie.
E
In artikel 36, eerste lid, wordt na de eerste volzin toegevoegd: Hij bepaalt daarbij welk deel van de sterkte op grond van artikel 83, eerste lid, feitelijk ter beschikking wordt gesteld aan de politieonderwijsraad en welk deel van de sterkte en middelen op grond van artikel 96, eerste lid, feitelijk ter beschikking wordt gesteld aan de Politieacademie.
F
In artikel 37, tweede lid, wordt «artikel 25, eerste lid» vervangen door: artikel 25, eerste lid, onder a.
G
Aan artikel 56 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6.
Indien Onze Minister zijn bevoegdheid, bedoeld in artikel 15, derde lid, uitoefent, verstrekt hij aan de korpschef de nodige opdrachten.H
Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:
I
Na artikel 68 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 68a
1.
Onze Minister stelt de regels, bedoeld in artikel 68, eerste lid, vast ten aanzien van klachten over gedragingen van:- de directeur van de Politieacademie en zijn plaatsvervanger;
- personen die ten behoeve van de Politieacademie politieonderwijs ontwikkelen en verzorgen, kennis ontwikkelen, onderzoek verrichten of onderwijsondersteunende werkzaamheden verrichten;
- personen die werkzaamheden verrichten binnen de staf van de Politieacademie.
2.
Artikel 68, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.3.
Bij ministeriële regeling worden de functies of de categorieën van personen als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, aangewezen.J
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
5.
In afwijking van het eerste lid draagt de directeur van de Politieacademie zorg voor de behandeling van de klacht die is ingediend over een gedraging van een persoon die ten behoeve van de Politieacademie politieonderwijs ontwikkelt en verzorgt, kennis ontwikkelt, onderzoek verricht of onderwijsondersteunende werkzaamheden verricht of die werkzaamheden verricht binnen de staf van de Politieacademie.K
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Een klacht over een gedraging van een persoon die ten behoeve van de Politieacademie politieonderwijs ontwikkelt en verzorgt, kennis ontwikkelt, onderzoek verricht of onderwijsondersteunende werkzaamheden verricht of die werkzaamheden verricht binnen de staf van de Politieacademie, wordt, in afwijking van het tweede lid, ingediend bij de directeur van de Politieacademie.L
Na hoofdstuk 7 wordt ingevoegd een hoofdstuk, luidende:
M
Het opschrift van hoofdstuk 8 komt te luiden: Hoofdstuk 9. Slotbepalingen
N
Artikel 73 vervalt.
O
De artikelen 74 tot en met 76 worden vernummerd tot 103 tot en met 105.
P
In artikel 103, eerste lid, (nieuw) wordt na «in de praktijk» ingevoegd: , met uitzondering van hoofdstuk 8.
Artikel 2a
Artikel 68a
Artikel 73
Artikel 74
Artikel 75
Artikel 76
Artikel 77
Artikel 78
Artikel 79
Artikel 80
Ter ondersteuning van de raad van advies van de Politieacademie stelt de directeur van de Politieacademie sterkte feitelijk ter beschikking. De personen die werkzaam zijn ten behoeve van de raad van advies van de Politieacademie staan onder gezag van de raad van advies van de Politieacademie en leggen over hun werkzaamheden uitsluitend daaraan verantwoording af.
Artikel 81
Artikel 82
Artikel 83
Artikel 84
Artikel 85
Artikel 86
Artikel 87
Artikel 88
De directeur van de Politieacademie stelt de studieduur van de politieopleiding waarbij het niveau overeenkomt met een niveau als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs vast met inachtneming van de regels in artikel 7.2.4a, tweede en derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Artikel 89
De directeur van de Politieacademie draagt er zorg voor dat de politieopleidingen zodanig zijn ingericht dat de studenten de kwalificaties binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken en dat het onderwijsprogramma evenwichtig is ingedeeld, alsmede voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming omvat.
Artikel 90
Artikel 91
Artikel 92
Artikel 93
Artikel 94
Artikel 95
Artikel 96
Artikel 97
Artikel 98
Artikel 99
Artikel 100
Artikel 101
Onze Minister, de korpschef en de directeur van de Politieacademie voeren ten minste viermaal per jaar overleg. In het overleg wordt gesproken over de werking van de regels bij of krachtens dit hoofdstuk, waaronder in ieder geval:
Artikel 102
ARTIKEL II
In artikel 57, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s vervalt onderdeel e, onder vervanging van de puntkomma in onderdeel d door een punt.
ARTIKEL III
In artikel 1 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt «Politiewet 2012: de artikelen 18, 20, 34, 35, 37, eerste lid, 39, derde en vijfde lid, en 52» vervangen door: Politiewet 2012: de artikelen 18, 20, 34, 35, 36, eerste lid, 37, eerste lid, 39, derde en vijfde lid, en 52.
ARTIKEL IV
A
De rechtspersoon Landelijk selectie- en opleidingsinstituut, Politie onderwijs- en kenniscentrum wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aangeduid als Politieacademie en berust op artikel 73, eerste lid, van de Politiewet 2012.
B
C
D
Het personeel van de Politieacademie, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, gaat op de datum van inwerkingtreding van deze wet over in dienst van het landelijk politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012 op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als waarin het op de dag, voorafgaand aan die datum, werkzaam was.
E
F
ARTIKEL V
De Wet op het LSOP en het politieonderwijs wordt ingetrokken.
ARTIKEL VI
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.