Wet van 1 april 2015 tot vaststelling van een nieuwe Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtsprekende taak van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming te versterken door de toetsingsgronden voor penitentiaire rechtspraak uit te breiden, de mogelijkheid tot cassatie in het belang der wet in te voeren en de rechtsprekende en adviserende taak van de Raad scherper te scheiden en daartoe de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming opnieuw vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 2
Artikel 3
De Raad is belast met de taken die hem bij of krachtens de wet zijn opgedragen.
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen aan leden van de Raad vastgesteld.
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Onze Minister draagt, na overleg met de Raad, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de Raad.
Artikel 13
De Raad wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris.
Artikel 14
Artikel 15
De Raad kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door Onze Minister aangewezen ambtenaren.
Artikel 16
Artikel 17
Artikel 18
De Raad zendt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister een ontwerp voor de begroting voor het daaropvolgende kalenderjaar van de aan zijn taakvervulling verbonden uitgaven.
Artikel 19
Artikel 20
De Raad houdt bij het vervullen van zijn taken zo veel mogelijk rekening met het werkprogramma. Onverminderd de Comptabiliteitswet 2001 vervult hij zijn taak met de middelen die ingevolge de desbetreffende begrotingswet ter beschikking zijn gesteld.
Artikel 21
De Raad stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.
Artikel 22
De Raad verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
Artikel 23
Artikel 24
De Afdeling advisering adviseert Onze Minister desgevraagd of uit eigen beweging over de toepassing en uitvoering van beleid en regelgeving op het terrein van de strafrechtstoepassing en omtrent jeugdigen, mede in het licht van de overige werkzaamheden hem bij of krachtens de wet opgedragen.
Artikel 25
De Afdeling advisering kan zich verdelen in secties en kan de uitoefening van bepaalde taken opdragen aan commissies uit zijn midden.
Artikel 26
Artikel 27
Artikel 28
De Afdeling rechtspraak is belast met rechtspraak die hem bij de wet is opgedragen.
Artikel 29
Artikel 30
Het is de leden van de Afdeling rechtspraak en de ten behoeve van deze afdeling werkzame medewerkers verboden:
Artikel 31
Artikel 32
Artikel 33
Artikel 34
De Penitentiaire beginselenwet wordt als volgt gewijzigd:
2.
Met handhaving van het karakter van de vrijheidsstraf of de vrijheidsbenemende maatregel wordt de tenuitvoerlegging hiervan zoveel mogelijk en afhankelijk van het gedrag van de betrokkene dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij. Bij het verlenen van vrijheden aan gedetineerden wordt rekening gehouden met de veiligheid van de samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden.Artikel 35
De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 36
De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 37
In artikel 78 van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
5.
De Hoge Raad neemt kennis van het beroep in cassatie ingesteld «in het belang der wet» tegen uitspraken van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, bedoeld in artikel 32 van de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming.Artikel 38
Indien artikel 11.7 van de Jeugdwet in werking treedt of is getreden, worden in deze wet de volgende artikelen als volgt gewijzigd:
Artikel 39
Artikel 40
De Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming wordt ingetrokken.
Artikel 41
Deze wet wordt aangehaald als: Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 42
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende hoofdstukken, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.