Part of Smart Yellow Suite

WGK001211
Wijziging van de Luchtvaartwet ivm de uitvoering van een aantal verordeningen inzake de beveiliging van de burgerluchtvaart

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 28 maart 2015
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wijziging van de Luchtvaartwet met het oog op de uitvoering van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (PbEU L 97), alsmede Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (PbEU L 91) en Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (PbEU L 55).

Samenvatting

Er is een aantal Europese verordeningen vastgesteld inzake de beveiliging van de burgerluchtvaart. Deze dienen ter vervanging van de verordeningen, die tot stand waren gekomen na de gebeurtenissen van 11 september 2001. De nieuwe verordeningen beogen vereenvoudiging, harmonisering en verduidelijking van de toepasselijke regels en verbetering van het beveiligingsniveau. Aanpassing van de Luchtvaartwet is nodig om de wetgeving hiermee in overeenstemming te brengen.

Documenten

stb-2019-179 (PDF)

Wet van 24 april 2019 tot wijziging van de Luchtvaartwet en de Luchtvaartwet BES in verband met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (Pb EU 2008, L 97/72) en enkele andere verordeningen op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om de Luchtvaartwet en de Luchtvaartwet BES aan te passen in verband met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (PbEU L 97) en de uitvoeringsbepalingen daarvan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Luchtvaartwet wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 1, onder j, 61a en 73, eerste lid, wordt «Onze Minister van Verkeer en Waterstaat» telkens vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

B

In artikel 17, eerste lid, wordt «luchvaartwedstrijden» vervangen door: luchtvaartwedstrijden.

C

Artikel 37a komt te luiden:

Artikel 37a
1.
Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
2.
Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
3.
Met betrekking tot militaire luchtvaartterreinen waarvan delen uitsluitend ten behoeve van de burgerluchtvaart worden gebruikt, wordt in afwijking van artikel 1, eerste lid, onder d, voor de toepassing van deze afdeling als exploitant van een luchtvaartterrein aangemerkt, de bij koninklijk besluit aan te wijzen rechtspersoon aan wie het medegebruik ten behoeve van de burgerluchtvaart is verleend.
4.
Een koninklijk besluit als bedoeld in het derde lid wordt genomen op voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met Onze Ministers van Justitie en Veiligheid en van Defensie.
D

Artikel 37ab komt te luiden:

Artikel 37ab
1.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid is belast met de beveiliging van de burgerluchtvaart. Hij is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 9 van EG-verordening 300/2008.
2.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid is belast met het in stand houden van het Nationaal programma voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, bedoeld in artikel 10 van EG-verordening 300/2008.
3.
Exploitanten van luchtvaartterreinen, luchtvaartmaatschappijen en entiteiten zijn gehouden te voldoen aan door Onze Minister van Justitie en Veiligheid of namens deze door de commandant van de Koninklijke marechaussee gegeven aanwijzingen inzake de nakoming van een verplichting die op hen rust ingevolge de artikelen 37ada, 37b, 37f, 37g, 37h, 37hb, 37hd, 37j, 37k, 37l, 37ra, 37rf en 37rg, of ingevolge een verplichting die voortvloeit uit een Europese verordening voor zover deze betrekking heeft op de beveiliging van de burgerluchtvaart.
E

Na artikel 37ab worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 37aba
1.
De exploitant van een luchtvaartterrein houdt een beveiligingsprogramma als bedoeld in artikel 12 van EG-verordening 300/2008 in stand.
2.
Het beveiligingsprogramma, bedoeld in het eerste lid, alsmede de wijziging daarvan, behoeft instemming van Onze Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met Onze Minister. Het programma wordt op hun verzoek, onder het stellen van een redelijke termijn, aangepast.
3.
Met het oog op de afstemming met het crisisplan, bedoeld in artikel 16 van de Wet veiligheidsregio’s, wordt het bestuur van de veiligheidsregio waarin het luchtvaartterrein is gelegen in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven over een ontwerp van een programma als bedoeld in het eerste lid of een wijziging van dat programma.
4.
De exploitant van een luchtvaartterrein informeert onverwijld en uit eigen beweging Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister indien het beveiligingsprogramma niet kan worden uitgevoerd. Hij verstrekt desgevraagd Onze Ministers informatie over de beveiliging van het luchtvaartterrein.
5.
Indien een onderdeel van het programma niet kan worden uitgevoerd, kan Onze Minister van Justitie en Veiligheid de exploitant van een luchtvaartterrein een aanwijzing geven die ertoe strekt zo veel mogelijk het oorspronkelijk in het programma aangegeven niveau van beveiliging te benaderen.
Artikel 37abb
1.
De luchtvaartmaatschappij houdt een beveiligingsprogramma als bedoeld in artikel 13 van EG-verordening 300/2008 in stand.
2.
Het beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij waarvan de exploitatievergunning in Nederland is verleend door Onze Minister, alsmede de wijziging daarvan, behoeft instemming van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister. Het programma wordt op hun verzoek, onder het stellen van een redelijke termijn, aangepast.
3.
Op verzoek van Onze Minister van Justitie en Veiligheid legt de luchtvaartmaatschappij waarvan de exploitatievergunning niet in Nederland is verleend door Onze Minister een verklaring over waaruit blijkt dat de bevoegde autoriteit van de staat die de exploitatievergunning heeft verleend, heeft ingestemd met het beveiligingsprogramma. Indien de luchtvaartmaatschappij niet beschikt over een verklaring als hiervoor bedoeld, kan Onze Minister van Justitie en Veiligheid verlangen dat de luchtvaartmaatschappij haar beveiligingsprogramma ter instemming voorlegt aan Onze Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met Onze Minister. Het programma wordt op hun verzoek, onder het stellen van een redelijke termijn, aangepast.
4.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan verlangen dat de luchtvaartmaatschappij, niet zijnde een communautaire luchtvaartmaatschappij, die een verklaring als bedoeld in het derde lid heeft overgelegd, haar beveiligingsprogramma ter instemming voorlegt aan Onze Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met Onze Minister. Het programma wordt op hun verzoek, onder het stellen van een redelijke termijn, aangepast.
5.
De luchtvaartmaatschappij informeert onverwijld en uit eigen beweging Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister, indien het beveiligingsprogramma niet kan worden uitgevoerd.
6.
Indien een onderdeel van het beveiligingsprogramma niet kan worden uitgevoerd, kan Onze Minister van Justitie en Veiligheid de luchtvaartmaatschappij een aanwijzing geven die ertoe strekt zo veel mogelijk het oorspronkelijk in het programma aangegeven niveau van beveiliging te benaderen.
Artikel 37abc
1.
De entiteit houdt een beveiligingsprogramma als bedoeld in artikel 14 van EG-verordening 300/2008 in stand.
2.
Op verzoek van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, wordt het beveiligingsprogramma, bedoeld in het eerste lid, alsmede de wijziging daarvan, aan hem ter instemming voorgelegd. Het programma wordt op zijn verzoek, onder het stellen van een redelijke termijn, aangepast.
3.
De entiteit informeert Onze Minister van Justitie en Veiligheid onverwijld en uit eigen beweging indien het programma niet kan worden uitgevoerd.
4.
Indien een onderdeel van het programma niet kan worden uitgevoerd, kan Onze Minister van Justitie en Veiligheid de entiteit een aanwijzing geven die ertoe strekt zo veel mogelijk het oorspronkelijk in het programma aangegeven niveau van beveiliging te benaderen.
Artikel 37abd
Bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid kunnen regels worden gesteld over de inhoud van de beveiligingsprogramma’s, genoemd in de artikelen 37aba, 37abb en 37abc. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
  1. de methoden en procedures die de exploitant van het luchtvaartterrein, de luchtvaartmaatschappij of de entiteit dient te volgen om te voldoen aan EG-verordening 300/2008 en het programma, bedoeld in artikel 37ab, tweede lid, en
  2. de wijze waarop de exploitant van het luchtvaartterrein, de luchtvaartmaatschappij of de entiteit toezicht houdt op de naleving van deze methoden en procedures.
F

Artikel 37ac komt te luiden:

Artikel 37ac
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de uitvoering van de bij deze wet voorgeschreven toegangscontrole, beveiligingsonderzoeken, en andere beveiligingscontroles, alsmede voor de afhandeling van daarbij geconstateerde onregelmatigheden. Toegangscontroles, beveiligingsonderzoeken en andere beveiligingscontroles worden verricht met inachtneming van de door Onze Minister van Justitie en Veiligheid gegeven algemene aanwijzingen.
2.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan naar aanleiding van onvoorziene omstandigheden bijzondere aanwijzingen geven voor de uitvoering van de toegangscontrole, beveiligingsonderzoeken en andere beveiligingscontroles, bedoeld in het eerste lid. In dat geval bepaalt Onze Minister van Justitie en Veiligheid dat de kosten worden vergoed die redelijkerwijs zijn gemaakt om de aanwijzing uit te voeren.
3.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan met inachtneming van artikel 1 van EU-verordening 1254/2009 vrijstelling verlenen van een of meer gemeenschappelijke basisnormen, genoemd in bijlage I bij EG-verordening 300/2008. De vrijstelling kan onder voorwaarden of beperkingen worden verleend.
4.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan met inachtneming van punt 1.0.3 van de bijlage bij EU-verordening 2015/1998 de exploitant van een luchtvaartterrein tijdelijk ontheffing verlenen van een of meer gemeenschappelijke basisnormen, genoemd in bijlage I bij EG-verordening 300/2008. De ontheffing kan onder voorwaarden of beperkingen worden verleend.
5.
De vrijstelling of ontheffing, bedoeld in het derde of vierde lid, wordt geschorst of ingetrokken, indien:
  1. de aan de vrijstelling of ontheffing verbonden voorwaarden of beperkingen niet in acht worden genomen;
  2. de vrijstelling of ontheffing in strijd komt met een Europese verordening voor zover deze betrekking heeft op de beveiliging van de burgerluchtvaart, of;
  3. het belang van de beveiliging van de burgerluchtvaart dat vordert.
G

Na artikel 37ac worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 37aca
1.
De ingebruikname van detectieapparatuur ten behoeve van de uitvoering van beveiligingsonderzoek behoeft instemming van Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
2.
De instemming, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend, indien:
  1. de detectieapparatuur voldoet aan de vastgelegde specificaties als bedoeld in punt 12 van bijlage I bij EG-verordening 300/2008 en met het oog op het uit te voeren beveiligingsonderzoek redelijkerwijs als passend kan worden beschouwd, en
  2. het beoogde gebruik van de detectieapparatuur niet in strijd komt met de regels en aanwijzingen, bedoeld in artikel 37ac, eerste en tweede lid.
3.
Bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de procedure tot instemming.
4.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan de instemming, bedoeld in het tweede lid, schorsen of intrekken, indien:
  1. de apparatuur die wordt gebruikt niet langer voldoet aan de vastgelegde specificaties als bedoeld in punt 12 van bijlage I bij EG-verordening 300/2008 of niet langer redelijkerwijs als passend kan worden beschouwd met het oog op het uit te voeren beveiligingsonderzoek, of
  2. het gebruik van de detectieapparatuur in strijd komt met de regels of aanwijzingen, bedoeld in artikel 37ac, eerste lid en tweede lid.
Artikel 37acb
1.
De ingebruikname van explosievenspeurhonden ten behoeve van de uitvoering van beveiligingsonderzoek behoeft instemming van Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
2.
De instemming, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend, indien:
  1. de explosievenspeurhond en zijn begeleider met succes de relevante opleiding op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart hebben doorlopen, en
  2. vastgesteld is dat de explosievenspeurhond en zijn begeleider voldoen aan de bij of krachtens EU-verordening 2015/1998 vastgestelde prestatievereisten.
3.
De instemming geldt voor een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn.
4.
Bij regeling van Onze Minister van kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de procedure tot instemming.
5.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan de exploitant van een luchtvaartterrein, de luchtvaartmaatschappij of de entiteit een aanwijzing geven inzake de inzet van explosievenspeurhonden, indien deze speurhonden, of de inzet daarvan, redelijkerwijs niet als passend kan worden beschouwd met het oog op het uit te voeren beveiligingsonderzoek.
6.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om instemming met de ingebruikname van explosievenspeurhonden kan Onze Minister van Justitie en Veiligheid een vergoeding van kosten verlangen. De kostenvergoeding is niet hoger dan een bij ministeriële regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid vast te stellen bedrag.
H

Artikel 37ad wordt gewijzigd als volgt:

I

Artikel 37ada wordt gewijzigd als volgt:

3.
Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid, ter uitvoering van EG-verordening 300/2008 regels stellen over beveiligingsmaatregelen tijdens de vlucht.
J

Artikel 37ae wordt gewijzigd als volgt:

1.
Indien de naleving van de bij of krachtens deze afdeling gestelde voorschriften of van een verplichting die voortvloeit uit een Europese verordening voor zover deze betrekking heeft op de beveiliging van de burgerluchtvaart, gevaar dreigt te lopen, doet de betrokken exploitant van een luchtvaartterrein, luchtvaartmaatschappij of entiteit daarvan onverwijld mededeling aan de commandant van de Koninklijke marechaussee.
K

Artikel 37af vervalt.

L

Artikel 37ag vervalt.

M

Paragraaf § 2 komt te luiden als volgt:

N

Het opschrift van § 3 komt te luiden:

O

Artikel 37f komt te luiden:

Artikel 37f
1.
Overeenkomstig punten 4.1.1, 4.2.1, 5.1.1 en 5.2 van bijlage I bij EG-verordening 300/2008, draagt de exploitant van een luchtvaartterrein ervoor zorg dat alle passagiers die aan boord gaan van een luchtvaartuig, alsmede hun handbagage en ruimbagage:
  1. door het beveiligingspersoneel aan een beveiligingsonderzoek zijn onderworpen, en
  2. beschermd zijn tegen manipulatie door onbevoegden.
2.
De exploitant van een luchtvaartterrein kan de personen die anders dan als passagier aan boord kunnen gaan van een luchtvaartuig door het beveiligingspersoneel doen controleren op hun identiteit.
3.
Indien bij het beveiligingsonderzoek verboden voorwerpen worden aangetroffen of de uitvoering van het beveiligingsonderzoek in gevaar komt, doet de exploitant van een luchtvaartterrein daarvan onverwijld mededeling aan de commandant van de Koninklijke marechaussee.
P

Artikel 37g komt te luiden:

Artikel 37g
1.
Overeenkomstig punt 5.3 van bijlage I bij EG-verordening 300/2008 draagt de luchtvaartmaatschappij ervoor zorg dat:
  1. alle voor vervoer in een door haar geëxploiteerd luchtvaartuig aangeboden ruimbagage wordt geïdentificeerd als zijnde begeleid of onbegeleid, en
  2. onbegeleide ruimbagage niet wordt vervoerd, tenzij die bagage van de passagier is gescheiden door factoren waarover de passagier geen controle heeft of de bagage aan passende beveiligingscontroles is onderworpen.
2.
Artikel 37f, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Q

Artikel 37h wordt gewijzigd als volgt:

4.
Het beveiligingsonderzoek, bedoeld in de artikelen 37c, eerste lid, 37k en 37l, eerste lid, omvat in ieder geval een visueel uitwendig beveiligingsonderzoek van de luchthavenbenodigdheden, bedrijfspost, het bedrijfsmateriaal, de vluchtbenodigdheden of hun verpakking.
5.
Met inachtneming van EG-verordening 300/2008, kan Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister, ten aanzien van bepaalde categorieën personen, ruimbagage of handbagage vrijstelling verlenen van een beveiligingsonderzoek als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid. Daarbij kunnen aanwijzingen voor vervangende maatregelen worden gegeven.
R

Artikel 37hb wordt gewijzigd als volgt:

  1. personen die weigeren medewerking te verlenen aan het beveiligingsonderzoek, bedoeld in artikel 37b, derde lid, onder d en e, 37f, eerste lid, onder a en 37g, eerste lid, onder a, verhinderen enig luchtvaartuig te betreden, hen de verdere toegang tot de in artikel 37b, eerste lid, onder c en d, bedoelde delen ontzeggen en hen daaruit zo nodig te verwijderen;
  1. bij het beveiligingsonderzoek, bedoeld in artikel 37f en 37g, eerste lid, onder a, aangetroffen verboden voorwerpen, niet dan in overeenstemming met door Onze Minister van Justitie en Veiligheid te stellen regels of te geven aanwijzingen, aan boord van een luchtvaartuig brengen, en;
S

In onderdeel a van artikel 37hc wordt «een controle als bedoeld in artikel 37f, eerste lid en tweede lid, onderdeel b» vervangen door: een beveiligingsonderzoek als bedoeld in artikel 37f, eerste lid, onder a.

T

Paragraaf 4 komt te luiden:

U

Onder vernummering van § 5 tot § 6 wordt na artikel 37r (nieuw) een paragraaf ingevoegd, luidende:

V

Artikel 37t komt te luiden:

Artikel 37t
1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling, dan wel van verplichtingen die voortvloeien uit een Europese verordening voor zover deze betrekking heeft op de beveiliging van de burgerluchtvaart en voor het toezicht daarop geen andere autoriteit is aangewezen, is belast de commandant van de Koninklijke marechaussee. Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan daartoe aanwijzingen geven.
2.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid is belast met het in stand houden van het nationaal kwaliteitscontroleprogramma, bedoeld in artikel 11 van EG-verordening 300/2008.
W

Artikel 37u komt te luiden:

Artikel 37u
1.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan een last onder bestuursdwang opleggen ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling en van EG-verordening 300/2008.
2.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan de uitoefening van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid mandateren aan de commandant van de Koninklijke marechaussee.
X

Artikel 37v wordt gewijzigd als volgt:

Y

In artikel 62a, eerste lid, wordt «artikel 37b, eerste lid, onder b en c, aangewezen luchtvaartterrein» vervangen door: artikel 37b, eerste lid, onder b, c en d, aangewezen deel van een luchtvaartterrein.

Artikel 37a

Artikel 37ab

Artikel 37aba

Artikel 37abb

Artikel 37abc

Artikel 37abd

Bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid kunnen regels worden gesteld over de inhoud van de beveiligingsprogramma’s, genoemd in de artikelen 37aba, 37abb en 37abc. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

Artikel 37ac

Artikel 37aca

Artikel 37acb

Artikel 37b

Artikel 37c

Artikel 37d

Artikel 37e

Artikel 37f

Artikel 37g

Artikel 37j

Artikel 37k

Artikel 37l

Artikel 37m

Artikel 37n

Artikel 37o

Artikel 37p

Artikel 37q

Artikel 37r

De erkend agent, de bekende afzender en de vaste afzender passen ten aanzien van de door hen behandelde vracht of post de in hoofdstuk 6.3.2, 6.4.2, 6.6.1 en 6.6.2 van EU-verordening 2015/1998 en in hoofdstuk 6.7 van Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie gespecificeerde beveiligingscontroles toe.

Artikel 37ra

Artikel 37rb

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan de organisatie en het bestuur van opleidingsinstellingen. Deze eisen kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

Artikel 37rc

Artikel 37rd

Artikel 37re

Artikel 37rf

Artikel 37rg

[VERVALLEN]

Artikel 37t

Artikel 37u

ARTIKEL II

Hoofdstuk IV van de Luchtvaartwet BES komt te luiden:

Artikel 22

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, worden, onder vastlegging van de begrenzing van de gedeelten van het luchtruim die zich bevinden boven het territoir van de openbare lichamen dan wel die delen waarbinnen de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de verantwoordelijkheid voor het verzorgen van de luchtverkeersdienstverlening heeft aanvaard, regels gesteld:

Artikel 22a

Artikel 22b

Artikel 22c

Onze Minister van Justitie en Veiligheid is belast met de beveiliging van de burgerluchtvaart. De exploitant van een luchtvaartterrein, de luchtvaartmaatschappij en entiteiten zijn gehouden te voldoen aan door Onze Minister van Justitie en Veiligheid of namens deze door de commandant van de Koninklijke marechaussee gegeven aanwijzingen inzake de nakoming van een verplichting die op hen rust ingevolge de artikelen 22f, 22i, 22k, 22l, 22m, 22na, 22nc, 22o, 22p, 22q, 22s, 22u of 22va.

Artikel 22d

Artikel 22e

Artikel 22f

Artikel 22g

Artikel 22h

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de inhoud van de opleidingen in het kader van de beveiliging van de burgerluchtvaart en de organisaties die deze opleidingen verzorgen.

Artikel 22i

Artikel 22j

Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan ten aanzien van bepaalde luchthavens vrijstelling verlenen van een of meer van de beveiligingsmaatregelen die bij of krachtens dit hoofdstuk zijn vastgesteld. Indien een vrijstelling is verleend, kan Onze Minister van Justitie en Veiligheid met het oog op een adequate beveiliging aanwijzingen geven over vervangende maatregelen.

Artikel 22k

Artikel 22l

Artikel 22m

De exploitant van een luchtvaartterrein richt het luchtvaartterrein zodanig in, en treft zodanige voorzieningen dat:

Artikel 22n

Artikel 22na

Artikel 22nb

Artikel 22nc

Artikel 22nd

Artikel 22o

Artikel 22p

Artikel 22q

Artikel 22r

Artikel 22s

De exploitant van een luchtvaartterrein doet:

Artikel 22t

De personen die aan boord gaan van een luchtvaartuig, zijn verplicht:

Artikel 22u

De bepalingen in deze paragraaf laten onverlet dat de exploitant van een luchtvaartterrein op verzoek van een luchtvaartmaatschappij of een buitenlandse overheid een verdergaande controle kan uitvoeren, indien dit in de vervoersovereenkomst tussen de passagier en de luchtvaartmaatschappij wordt bepaald.

Artikel 22v

Artikel 22va

Artikel 22vb

Artikel 22w

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling is belast de commandant van de Koninklijke marechaussee. Onze Minister van Justitie en Veiligheid kan daartoe aanwijzingen geven.

Artikel 22x

Artikel 22y

ARTIKEL III

In artikel 1, onderdeel 4°, van de Wet op de economische delicten komt de zinsnede met betrekking tot de Luchtvaartwet te luiden: de Luchtvaartwet, de artikelen 37ab, derde lid, 37ae, eerste lid, 37f, derde lid, 37g, tweede lid, of 37r;.

ARTIKEL IV

Een door Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister, voor de datum van de inwerkingtreding van deze wet verleende instemming aan het beveiligingsprogramma van een luchthaven, luchtvaartmaatschappij of entiteit, wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een instemming als bedoeld in artikel 37aba, tweede lid, 37abb, eerste, tweede of derde lid, of 37abc, tweede lid, van de Luchtvaartwet.

ARTIKEL V

Een door Onze Minister van Justitie en Veiligheid voor de datum van de inwerkingtreding van de deze wet verleende instemming aan de ingebruikname van detectieapparatuur wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een instemming als bedoeld in artikel 37aca van de Luchtvaartwet.

ARTIKEL VI

ARTIKEL VII

Een door Onze Minister van Justitie en Veiligheid voor de datum van de inwerkingtreding van deze wet verleende goedkeuring aan het opleidingsprogramma van een krachtens EG-verordening 300/2008 vereiste opleiding wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als een instemming, als bedoeld in artikel 37rc van de Luchtvaartwet.

ARTIKEL VIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IX

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008.

stb-2021-370 (PDF)

Besluit van 12 juli 2021 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008 en het Uitvoeringsbesluit EG-verordening 300/2008

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 6 juli 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3238331.

Gelet op artikel VIII van de Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008 en artikel V, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening 300/2008;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Uitvoeringswet EG-verordening 300/2008 en het Uitvoeringsbesluit EG-verordening 300/2008 treden in werking met ingang van 1 januari 2022.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.