Wet van 5 juni 2013 tot implementatie van kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2009 inzake de toepassing tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PbEU L 294)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2009 inzake de toepassing tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PbEU L 294) noodzaakt tot het stellen van regels voor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van toezichtmaatregelen die aan een verdachte zijn opgelegd als alternatief voor voorlopige hechtenis of als voorwaarde van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:3:1
In deze titel en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 5:3:2
Artikel 5:3:3
Artikel 5:3:4
Artikel 5:3:5
Artikel 5:3:6
Artikel 5:3:7
Artikel 5:3:8
Artikel 5:3:9
Artikel 5:3:10
Artikel 5:3:11
Artikel 5:3:12
Artikel 5:3:13
Het openbaar ministerie kan te allen tijde de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat verzoeken om informatie te verschaffen over de noodzaak van het voortduren van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen.
Artikel 5:3:14
Artikel 5:3:15
Artikel 5:3:16
Artikel 5:3:17
Artikel 5:3:18
Artikel 5:3:19
Artikel 5:3:20
ARTIKEL II
Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad stelt Onze Minister van Veiligheid en Justitie de nummering van de artikelen van deze wet opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.