Wet van 26 september 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving op het terrein van de zorg wenselijk is de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na gebruik van een of meer van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen als bedoeld in het eerste lid, waardoor het gehalte in zijn bloed van de bij de stof vermelde meetbare stof, of in geval van gebruik van meer stoffen als bedoeld in het eerste lid die bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zijn als groep, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen, bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan de daarbij vermelde grenswaarde. Indien een van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen of alcohol in combinatie wordt gebruikt met een of meer andere van deze aangewezen stoffen of met een van de stoffen als bedoeld in het eerste lid die niet bij deze algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, geldt voor iedere aangewezen stof of alcohol afzonderlijk een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen grenswaarde. Die grenswaarde is gelijk aan de laagst meetbare hoeveelheid van die stof of alcohol die niet op natuurlijke wijze in het bloed aanwezig kan zijn.B
Artikel 160, vijfde lid, komt als volgt te luiden:
5.
Op de eerste vordering van een van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen zijn de bestuurder van een voertuig en degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen, verplicht hun medewerking te verlenen aan:- een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties, ter vaststelling van een mogelijke overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid,
- een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, ter vaststelling van een mogelijke overtreding van artikel 8, tweede of derde lid, of
- een onderzoek van speeksel, ter vaststelling van een mogelijke overtreding van artikel 8, vijfde lid, alsmede
C
Artikel 163 wordt als volgt gewijzigd:
D
In artikel 175, derde lid, wordt «artikel 8, eerste, tweede of derde lid» vervangen door: artikel 8, eerste, tweede, derde of vijfde lid.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.