Wet van 24 januari 2018 tot vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen inzake de forensische zorg in strafrechtelijk kader teneinde de noodzakelijke aansluiting van de forensische zorg met andere vormen van geestelijke gezondheidszorg te verbeteren en tevens de recidive van forensische patiënten te verminderen, ten behoeve van de veiligheid van de samenleving;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1.1
Artikel 2.1
Artikel 2.2
Artikel 2.3
Aan artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, kan bij afzonderlijke beslissing toepassing worden gegeven:
Artikel 2.4
[vervallen]
Artikel 2.5
Zes weken voor afloop van de justitiële titel treft de zorgaanbieder voorbereidingen voor aansluitende zorg, indien de zorgverlener of de behandelaar van oordeel is dat na afloop van de strafrechtelijke titel verdere zorg krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Zorgverzekeringwet nodig is.
Artikel 2.6
Artikel 2.7
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
Artikel 3.1
Artikel 3.2
Artikel 3.3
Artikel 3.4
Artikel 3.5
Artikel 4.1
Artikel 4.2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de inhoud van het contract, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid.
Artikel 5.1
Artikel 5.2
Artikel 5.3
Artikel 6.1
Artikel 6.2
Artikel 6.3
Artikel 6.4
Artikel 6.5
Artikel 6.6
Forensische patiënten die hiervoor ingevolge artikel 4, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, in aanmerking komen, kunnen in het kader van de verlening van forensische zorg door Onze Minister in de gelegenheid worden gesteld tot deelname aan een penitentiair programma en daarbij voor de duur van het programma of een gedeelte daarvan onder elektronisch toezicht worden gesteld. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden voor deelname, bedoeld in artikel 4, derde lid, Penitentiaire beginselenwet kan de deelname worden beëindigd.
Artikel 6.7
Indien de aard van de bij de forensische patiënt geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking daartoe aanleiding geeft, kan Onze Minister bepalen dat de forensische patiënt naar een private instelling, niet zijnde een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, zal worden overgebracht om daar zolang dat noodzakelijk is, te worden verpleegd. Voor deze overbrenging is een machtiging vereist op grond van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen. Een machtiging als bedoeld in de vorige volzin kan achterwege blijven indien de forensische patiënt schriftelijk en vrijwillig met de overbrenging instemt.
Artikel 6.8
Onze Minister draagt zorg voor overbrenging van de forensische patiënt naar de daartoe bestemde plaats, indien dit vanuit het oogpunt van sociale verzorging en hulpverlening noodzakelijk is en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Artikel 6.9
Onze Minister is bevoegd om een forensische patiënt over te brengen naar een instelling, indien dit ten behoeve van de indicatiestelling noodzakelijk is.
Artikel 6.10
Artikel 6.11
Artikel 7.1
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd.
A
In artikel 13 wordt «justitiële inrichting» telkens vervangen door: instelling.
B
[vervallen]
C
In artikel 15d, eerste lid, onderdeel a, wordt «inrichting» vervangen door: instelling.
D
In artikel 27, eerste lid, wordt «inrichting» vervangen door: instelling.
E
Artikel 37 komt te luiden:
Indien de rechter in de gevallen, bedoeld in arikel 2.3 van de Wet forensische zorg van oordeel is, dat voldaan is aan de criteria voor het afgeven van een machtiging krachtens de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen, kan hij met toepassing van die wet een machtiging ingevolge die wet afgeven.F
Artikel 37a wordt gewijzigd als volgt:
3.
De rechter geeft een last als bedoeld in het eerste lid, slechts nadat hij zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de betrokkene hebben onderzocht. Zodanig advies dient door de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel door ieder van hen afzonderlijk te zijn uitgebracht. Indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, kan de rechter hiervan slechts gebruik maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte.4.
Het derde lid blijft buiten toepassing, indien de betrokkene weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Voor zover mogelijk rapporteren de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel een ieder van hen afzonderlijk over de reden van de weigering. De rechter doet zich zoveel mogelijk een ander advies of rapport overleggen dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een last als bedoeld in het eerste lid kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan de betrokkene wel bereid is om medewerking te verlenen.5.
Indien betrokkene verdacht wordt van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam als bedoeld in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht en hij weigert medewerking te verlenen aan enig onderzoek als bedoeld in het vierde lid kan de officier van justitie de voorzitter van de multidisciplinaire commissie, bedoeld in het negende lid, gelasten dat die commissie aan hem een advies uitbrengt over de aanwezigheid en de bruikbaarheid van persoonsgegevens betreffende een mogelijke gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van betrokkene, ten aanzien waarvan de verdachte niet bereid is om medewerking te verlenen aan de verstrekking. De leden van de multidisciplinaire commissie zijn bevoegd persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid, op te vragen van artsen en gedragsdeskundigen en daarvan kennis te nemen. Op een verzoek van de multidisciplinaire commissie is de arts of gedragsdeskundige verplicht de persoonsgegevens van betrokkene aan de multidisciplinaire commissie te verstrekken. De multidisciplinaire commissie brengt uiterlijk 30 dagen na de last, bedoeld in de eerste volzin, gemotiveerd advies uit aan de officier van justitie over de aanwezigheid en bruikbaarheid van de persoonsgegevens in relatie tot de aanwezigheid van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens tijdens het begaan van het feit. Van een last, bedoeld in de eerste volzin, doet de officier van justitie mededeling aan de verdachte, onder medezending van het advies van de multidisciplinaire commissie.6.
De persoonsgegevens van betrokkene die aan de multidisciplinaire commissie zijn verstrekt, kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een rapport of advies als bedoeld in het achtste lid. Voor de toepassing van de eerste volzin behoeft de officier van justitie een schriftelijke machtiging, op diens vordering te verlenen door de penitentiaire kamer. Bij deze vordering legt de officier van justitie het advies van de multidisciplinaire commissie over. Indien de officier van justitie, op basis van het advies van de multidisciplinaire commissie, afziet van het doen van een vordering, doet hij hiervan mededeling aan de verdachte en de commissie. In dit artikel wordt onder penitentiaire kamer verstaan: de meervoudige kamer, bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie, in de samenstelling, bedoeld in het derde lid van dat artikel.7.
Alvorens te beslissen, hoort de penitentiaire kamer de verdachte. De penitentiaire kamer kan de voorzitter van de multidisciplinaire commissie horen. De penitentiaire kamer doet schriftelijk mededeling van zijn beslissing aan de verdachte. De gegevens blijven onder de multidisciplinaire commissie, totdat de penitentiaire kamer een onherroepelijke beslissing heeft genomen. Indien de penitentiaire kamer machtiging verleent voor het gebruik van de persoonsgegevens, verstrekt de voorzitter van de multidisciplinaire commissie onverwijld de persoonsgegevens aan de gedragsdeskundigen, bedoeld in het vierde lid. Binnen negentig dagen na een onherroepelijke afwijzende beslissing van de penitentiaire kamer of een mededeling van de officier van justitie aan de commissie dat geen vordering wordt gedaan als bedoeld in het zesde lid, worden de persoonsgegevens betreffende de gezondheid van betrokkene die de commissie onder zich heeft, vernietigd. Tegen de beschikking van de penitentiaire kamer staat voor het openbaar ministerie of de verdachte hoger beroep en beroep in cassatie open. De artikelen 446 tot en met 448 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.9.
Onze Minister stelt een multidisciplinaire commissie in die tot taak heeft te adviseren over de aanwezigheid en de bruikbaarheid van persoonsgegevens betreffende de gezondheid. De multidisciplinaire commissie bestaat uit een tweetal artsen, onder wie een psychiater, een gedragsdeskundige en een tweetal juristen. De voorzitter van de commissie is een arts, die tevens psychiater is. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de werkwijze, de geheimhouding, en de besluitvorming van de multidisciplinaire commissie, alsmede over de gegevens in het advies.G
Artikel 37c, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
H
Artikel 37d vervalt.
I
In artikel 38a wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
J
In artikel 38f wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
K
In artikel 38n, tweede lid, wordt «inrichting» vervangen door: instelling.
L
Artikel 90quinquies komt te luiden:
Artikel 90quinquies
Onder instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden wordt verstaan een instelling bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet forensische zorg.Artikel 90quinquies
Onder instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden wordt verstaan een instelling bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet forensische zorg.
Artikel 7.2
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt in artikel 7.1, onderdeel E, «Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen» vervangen door: Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Artikel 7.3
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd.
A
In artikel 196 wordt «inrichting» vervangen door: instelling.
B
Artikel 198 wordt gewijzigd als volgt.
C
In artikel 317, eerste lid, wordt «inrichting» vervangen door: instelling.
D
In artikel 451a, eerste lid, wordt «justitiële rijksinrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, bedoeld in artikel 90 quinquies, tweede lid, in samenhang met artikel 37d, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: rijksinstelling bedoeld in artikel 1.1, onderdeel i, van de Wet forensische zorg.
E
In artikel 494, tweede lid, wordt «inrichting» vervangen door: instelling.
F
In artikel 509g, wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
G
In artikel 509h, tweede lid, wordt «inrichting» vervangen door: instelling.
H
In artikel 509o wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
I
In artikel 509u, tweede lid, wordt «inrichting» vervangen door: instelling.
J
In artikel 566, eerste lid, wordt «gevangenis of inrichting» vervangen door: gevangenis, inrichting of instelling.
K
In artikel 567, wordt «gevangenissen, tuchtscholen en inrichtingen» vervangen door: gevangenissen, tuchtscholen, inrichtingen en instellingen.
L
In artikel 571, eerste lid, wordt «gevangenissen, tuchtscholen en inrichtingen» vervangen door: gevangenissen, tuchtscholen, inrichtingen en instellingen.
Artikel 7.3a
Aan artikel 67, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt een volzin toegevoegd, luidende: Deze kamer is tevens belast met het geven van de last, bedoeld in artikel 37a, zesde en zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 7.4
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt deze wet gewijzigd als volgt:
2.
Indien het openbaar ministerie toepassing heeft gegeven aan artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering, kan de officier van justitie een verzoek indienen bedoeld in artikel 5:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De artikelen 5:4 tot en met 5:13 en hoofdstuk 6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg zijn van overeenkomstige toepassing.3.
De bevoegdheid bedoeld in het eerste lid komt de officier van justitie tevens toe indien de zorg na expiratie van de voorwaarden bedoeld in artikel 6.10 naar zijn mening op grond de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg dient te worden voortgezet. De artikelen 5:4 tot en met 5:13 en hoofdstuk 6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg zijn van overeenkomstige toepassing.4.
De bevoegdheid bedoeld in het eerste lid komt de officier van justitie tevens toe indien de werkingsduur van de bijzondere voorwaarden op grond van artikel 15a, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn geëindigd en de zorg naar zijn mening op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg dient te worden voortgezet. De artikelen 5:4 tot en met 5:13 en hoofdstuk 6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg zijn van overeenkomstige toepassing.Artikel 7.5
Artikel 7.6
In artikel 51, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt «artikel 37, eerste lid,» vervangen door: «artikel 37» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: De geneesheer-directeur kan het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis slechts voor het einde van de looptijd van de machtiging beëindigen, na instemming van de Minister van Veiligheid en Justitie, tenzij de geplaatste persoon is ontslagen van rechtsvervolging of is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.
Artikel 7.7
De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt gewijzigd.
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt.
- instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden: een instelling bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet forensische zorg.
- hoofd van de instelling: het hoofd van de instelling, waarin de verpleegde is opgenomen, alsmede diens vervanger als bedoeld in artikel 3.1, vijfde lid, Wet forensische zorg.
- hoofd van de instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden: het hoofd van de instelling als bedoeld onder f, of, ingeval een ter beschikking gestelde in een private instelling is opgenomen, het hoofd van de private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg alsmede de voor de behandeling van de ter beschikking gestelde verantwoordelijke persoon.
- private instelling: een instelling als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet forensische zorg.
B
In artikel 2 wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
C
Hoofdstuk II, paragraaf 2 vervalt.
D
Artikel 8 vervalt.
E
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt.
F
Hoofdstuk III vervalt.
G
In artikel 16 tot en met 20, 22 tot en met 34 wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
H
Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:
I
Aan artikel 37, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onze Minister kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels stellen aan instellingen met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, over de toelating en weigering van bezoek aan ter beschikking gestelden en over de toegang van personeel werkzaam bij die instelling met het oog op de veiligheid in de instelling en de naleving van de bij of krachtens de wet gegeven regels.
J
In artikel 37 tot en met 44 en 46 tot en met 52, wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
K
Artikel 53 wordt gewijzigd als volgt.
L
In artikel 55, 56, 58 tot en met 61 en 64 tot en met 68, wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
M
Artikel 69, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.
N
In artikel 70 en 71 wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
O
Hoofdstuk XVIIIA vervalt.
Artikel 7.7A
Indien het bij koninklijke boodschap van 11 maart 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten (Kamerstukken 32 337) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden gewijzigd als volgt:
A
Artikel 16c, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt:
Het bepaalde in de voorgaande volzin is eveneens van toepassing indien binnen zes maanden na afloop van de termijn, bedoeld in het vierde lid, opnieuw behandeling overeenkomstig artikel 16b, onder a, nodig is.Artikel 7.8
De Penitentiaire beginselenwet wordt gewijzigd als volgt.
A
Artikel 1, onderdeel g, vervalt.
B
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt.
3.
Onze Minister is bevoegd tot plaatsing en overplaatsing als bedoeld in het eerste lid en tot het nemen van de beslissingen, bedoeld in het tweede lid. Onze Minister is tevens bevoegd de overbrenging te bevelen naar de voor hen bestemde inrichting of afdeling, dan wel ten behoeve van deelname aan het voor hen bestemde penitentiair programma dan wel de beëindiging hiervan. Onze Minister is bovendien bevoegd tot de beslissing of ten aanzien van de individuele gedetineerde is gebleken van goed gedrag dat aanleiding geeft tot deelname van de gedetineerde aan een penitentiair programma, zodra aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen b en c, is voldaan. De inrichting is verplicht te betrokkene op te nemen.5.
In geval van een psychische stoornis of verstandelijke beperking van een gedetineerde kan Onze Minister bepalen dat de gedetineerde naar een psychiatrisch ziekenhuis bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen zal worden overgebracht om daar zolang dat noodzakelijk is te worden verpleegd. Indien de gedetineerde wordt overgebracht ten behoeve van de verlening van forensische zorg, bedoeld in de Wet forensische zorg, geschiedt de overbrenging overeenkomstig die wet.C
In artikel 15a wordt «de selectiefunctionaris» vervangen door: Onze Minister.
D
In artikel 17, derde en vierde lid, wordt «De selectiefunctionaris» telkens vervangen door «Onze Minister» en wordt in het vijfde lid «de selectiefunctionaris» vervangen door: Onze Minister.
E
In artikel 18 en 25 wordt «de selectiefunctionaris» telkens vervangen door «Onze Minister».
F
In artikel 35, tweede lid, wordt «De selectiefunctionaris» vervangen door «Onze Minister» en wordt in het derde lid «de selectiefunctionaris» vervangen door: Onze Minister.
G
Aan artikel 43, derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Indien de gedetineerde wordt overgebracht ten behoeve van de verlening van forensische zorg bedoeld in de Wet forensische zorg, geschiedt de overbrenging overeenkomstig de bepalingen van die wet.H
In artikel 52, 72 en 75 wordt «de selectiefunctionaris» telkens vervangen door: Onze Minister.
I
Artikel 76 wordt gewijzigd als volgt.
J
In artikel 77 wordt «inrichting» telkens vervangen door: instelling.
Artikel 7.8A
Indien het bij koninklijke boodschap van 11 maart 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten (Kamerstukken 32 337) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt de Penitentiaire beginselenwet gewijzigd als volgt:
A
Artikel 46d, aanhef, komt te luiden:
Indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 46c, onderdelen b en c, kan als uiterste redmiddel niettemin geneeskundige behandeling plaatsvinden:B
Artikel 46e, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt:
Het bepaalde in de voorgaande volzin is eveneens van toepassing indien binnen zes maanden na afloop van de termijn als bedoeld in het vierde lid opnieuw behandeling overeenkomstig artikel 46d, onder a, nodig is.Artikel 7.8B
Indien het bij koninklijke boodschap van 11 maart 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met de verruiming van de mogelijkheid onvrijwillige geneeskundige behandeling te verrichten (Kamerstukken 32 337) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen gewijzigd als volgt:
A
Artikel 51d, aanhef, komt te luiden:
Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 51c, onderdelen b en c, kan niettemin als uiterste redmiddel geneeskundige behandeling plaatsvinden:B
Artikel 51e, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt
Het bepaalde in de voorgaande volzin is eveneens van toepassing indien binnen zes maanden na afloop van de termijn als bedoeld in het vierde lid opnieuw behandeling overeenkomstig artikel 51d, onder a, nodig is.C
Onder verlettering van de onderdelen j tot en met m tot k tot en met n wordt in artikel 65, eerste lid, een onderdeel ingevoegd, luidende:
- het verrichten van een geneeskundige behandeling, bedoeld in artikel 51d, onder b, of voortzetting van een geneeskundige behandeling, bedoeld in artikel 51e, vijfde lid.
Artikel 7.9
In artikel 5, eerste lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt na «inrichting» ingevoegd: of instelling.
Artikel 7.10
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt gewijzigd als volgt.
A
Artikel 6, vijfde lid, vervalt.
B
Na artikel 9b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9c
Een recht op zorg kan niet tot gelding worden gebracht gedurende de periode waarin iemand in een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, een instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdelen j en k, van de Wet forensische zorg of een accommodatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg verblijft.C
Artikel 10, vijfde en zesde lid, vervalt.
D
Artikel 12, tweede lid, komt te luiden:
- De artikelen 6, tweede tot en met vierde lid, 9b, 9c en 10 zijn van overeenkomstige toepassing.
E
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
F
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 9c
Een recht op zorg kan niet tot gelding worden gebracht gedurende de periode waarin iemand in een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, een instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdelen j en k, van de Wet forensische zorg of een accommodatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg verblijft.
Artikel 7.11
De Zorgverzekeringswet wordt gewijzigd als volgt:
2.
Het eerste lid is niet van toepassing gedurende de periode waarover iemand die geen gedetineerde is in de zin van de Wet forensische zorg, forensische zorg als bedoeld in die wet geniet.Artikel 7.12
Artikel 1, derde lid, van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen komt te luiden:
3.
Deze wet is niet van toepassing op instellingen voor verpleging van ter beschikking gestelden bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet forensische zorg.Artikel 7.13
In artikel 1, vierde lid, van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector wordt na «inrichting» ingevoegd: of een instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet forensische zorg.
Artikel 7:13A
De Wet marktordening gezondheidszorg wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
2.
Onder zorg bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt mede begrepen forensische zorg als omschreven in artikel 1.1, tweede lid, van de Wet forensische zorg.3.
Voor de toepassing van deze wet wordt, voor zover het betreft de inkoop van forensische zorg, Onze Minister van Veiligheid en Justitie met een ziektekostenverzekeraar gelijkgesteld.B
Aan artikel 7 wordt onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
3.
Onze Minister geeft een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid voorzover deze betreft de forensische zorg in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie.C
In artikel 17, eerste lid, wordt het woord «en» aan het slot van onderdeel i vervangen door een puntkomma, wordt het leesteken aan het slot van onderdeel j vervangen door het woord «en» en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- de Inspectie voor de Sanctietoepassing.
D
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De zorgautoriteit volgt het oordeel van de Inspectie voor de Sanctietoepassing over beveiligingsaspecten van forensische zorg.E
Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 22a
1.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie verstrekt desgevraagd aan de zorgautoriteit de voor de uitoefening van haar taak benodigde gegevens en inlichtingen.2.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt in overeenstemming met Onze Minister een informatiestatuut vast. Het informatiestatuut bevat inhoudelijke en procedurele afspraken met betrekking tot de verstrekking van informatie, bedoeld in het eerste lid alsmede in artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.3.
De gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid alsmede in artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, hebben geen betrekking op de medische persoonsgegevens als bedoeld in artikel 60.4.
De gegevens en inlichtingen bedoeld in het eerste lid, hebben geen betrekking op de bedrijfsvoering van zorgaanbieders die forensische zorg leveren of kunnen leveren en die een onevenredige inbreuk maken op hun onderhandelingspositie bij het overeenkomen van de levering van die zorg.F
In artikel 35, vijfde lid, wordt «artikel 1, onder f, sub 3» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onder f, sub 3.
G
In artikel 68a, vierde lid, onder e, aanhef wordt «artikel 1, onderdeel f, onder 3°» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel f, onder 3°.
H
In artikel 70, eerste lid, wordt «het College sanering en het Staatstoezicht op de volksgezondheid» vervangen door: het College sanering, het Staatstoezicht op de volksgezondheid en de Inspectie voor de Sanctietoepassing.
I
In artikel 72, eerste lid, vervalt het woord «en» na de puntkomma aan het slot van onderdeel c, wordt het leesteken aan het slot van onderdeel d vervangen door het woord «en» en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- ambtenaren van de Inspectie voor de Sanctietoepassing.
Artikel 22a
Artikel 7:13B
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet Wet cliëntenrechten zorg [32 402], tot wet is verheven en die wet in werking is getreden voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt artikel 1 van de Wet cliëntenrechten zorg als volgt gewijzigd:
4.
Op forensische zorg als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van de Wet forensische zorg, verleend in een rijksinstelling of een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg, zijn hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 44, voor zover het betreft goed bestuur en jaarrekening en jaarverslag, van deze wet niet van toepassing.7.
Op instellingen met een aanwijzing bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet forensische zorg, is hoofdstuk 5, paragraaf 1, van deze wet niet van toepassing. Indien op justitiabelen de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen van toepassing is, is deze wet van niet van toepassing.Artikel 7.13C
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet Wet cliëntenrechten zorg [32 402] tot wet is of wordt verheven en deze wet in werking treedt of is getreden voor of op het tijdstip waarop die wet in werking treedt, wordt artikel 1 van het voorstel van wet Wet cliëntenrechten zorg als volgt gewijzigd:
4.
Op forensische zorg als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van de Wet forensische zorg zijn hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 44, voor zover het betreft goed bestuur en jaarrekening en jaarverslag, van deze wet niet van toepassing. Indien op justitiabelen de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Penitentiaire beginselenwet dan wel de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen van toepassing is, is deze wet niet van toepassing.7.
Op instellingen met een aanwijzing bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet forensische zorg, is hoofdstuk 5, paragraaf 1, niet van toepassing.Artikel 7.13D
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet Wet cliëntenrechten zorg [32 402], tot wet is verheven en die wet in werking is getreden voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt artikel 1 van deze wet als volgt gewijzigd:
2.
Onder forensische zorg wordt verstaan zorg als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet cliëntenrechten zorg, voor zover het geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg betreft, die wordt verleend aan een justitiabele met een psychiatrische aandoening of beperking, verslaving daaronder begrepen, of een verstandelijke handicap, en die al dan niet als een voorwaarde, onderdeel uitmaakt van een straf of een maatregel, of van de ten uitvoerlegging van een straf of maatregel, of als voorwaarde onderdeel uitmaakt van een sepot, een schorsing van de voorlopige hechtenis, of een gratieverlening op grond van de Gratiewet, dan wel onderdeel uitmaakt van een strafbeschikking waarbij een gedragsmaatregel wordt opgelegd. Beveiliging kan onderdeel uitmaken van forensische zorg. De eerste volzin is niet van toepassing op zorg die al dan niet als voorwaarde onderdeel uitmaakt van een straf of maatregel bedoeld in het Eerste boek, Titel VIII A, van het Wetboek van Strafrecht.Artikel 7.13E
Indien het bij koninklijke boodschap van 21 december 2011 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding en een gewijzigde verdeling van de bestuurlijke verantwoordelijkheid (33 127), tot wet is verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
Artikel 7.14
In artikel 1, onderdeel m, van de Algemene nabestaandenwet wordt «inrichting voor» vervangen door: instelling voor.
Artikel 7.15
In artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt «inrichting voor» vervangen door: instelling voor.
Artikel 7.16
In artikel 1, onderdeel h, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt «inrichting voor» vervangen door: instelling voor.
Artikel 7.17
In artikel 1, onderdeel k, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen vervalt wordt «inrichting voor» vervangen door: instelling voor.
Artikel 7.18
In artikel 6, vijfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt «inrichting voor» vervangen door: instelling voor.
Artikel 7.19
In artikel 6, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt «inrichting voor» vervangen door: instelling voor.
Artikel 7.20
Artikel 90, tweede lid, onderdeel d, van de Wet financiering sociale verzekeringen, vervalt.
Artikel 7.21
In artikel 119, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt «artikel 1, onder d, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden» vervangen door: artikel 1.1, onderdeel j, van de Wet forensische zorg.
Artikel 8.1
Onze Minister van Justitie zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 8.2
Deze wet wordt aangehaald als: Wet forensische zorg.
Artikel 8.3
De artikelen (hoofdstukken) van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen (hoofdstukken) of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.