Part of Smart Yellow Suite

WGK000853
Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (USB)

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 28 maart 2015
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen

Samenvatting

Dit wetsvoorstel strekt tot herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (met uitzondering van die in het jeugdstrafrecht). Het gaat hierbij om de tenuitvoerlegging van geldstraffen, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, vrijheidsbenemende sancties, justitiële voorwaarden (voorwaardelijke straffen en voorwaardelijke invrijheidstelling) en taakstraffen. Algemene regelingen die medebepalend zijn voor een voorspoedige tenuitvoerlegging, zoals de betekeningsvoorschriften, maken eveneens onderdeel uit van het wetgevingstraject.

Documenten

stb-2017-82 (PDF)

Wet van 22 februari 2017, houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en diverse andere wetten te wijzigen in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 27a wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3.
De verdachte wordt ten behoeve van de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen gevraagd naar zijn elektronisch adres.
B

Boven artikel 30 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

C

Na artikel 36 wordt een titel ingevoegd, luidende:

D

De artikelen 35 en 36 worden vernummerd naar artikelen 29e en 29f en worden geplaatst voor Titel IIa, Kennisneming van processtukken.

E

Aan artikel 51b wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

7.
Het slachtoffer wordt ten behoeve van de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen gevraagd naar zijn elektronisch adres.
F

In artikel 51j, vierde lid, wordt «artikel 591» vervangen door: artikel 529.

G

De tweede afdeling A, Schadevergoeding, houdende de artikelen 89, 90, 91 en 93, vervalt.

Ga

Aan artikel 103 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5.
Het openbaar ministerie kan voor inbeslagneming op grond van artikel 94a de nodige bijzondere lasten geven aan de gerechtsdeurwaarders en aan opsporingsambtenaren. Voor de tenuitvoerlegging van bevelen tot inbeslagneming van aandelen en effecten op naam en tot inbeslagneming en teruggave van onroerende registergoederen wordt de bijzondere last gericht tot de gerechtsdeurwaarder.
H

Na artikel 127 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 127a
Onder Onze Minister wordt verstaan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
I

Artikel 136, eerste lid, komt te luiden:

1.
Onder jaar wordt verstaan een tijd van twaalf maanden, onder maand een tijd van dertig dagen, onder dag, behoudens voor de toepassing van de Algemene termijnenwet, een tijd van vierentwintig uren.
Ia

In artikel 180, derde lid, wordt «artikel 36» vervangen door: artikel 29f.

J

In artikel 257a, achtste lid, wordt «artikel 14d, tweede lid» vervangen door: artikel 14c, vijfde lid.

K

Artikel 257d wordt als volgt gewijzigd:

L

In artikel 257e, achtste lid, wordt «of de kantonrechter te brengen» vervangen door: of de kantonrechter te brengen, ook in de gevallen waarin geen verzet is gedaan.

M

In boek II, titel IVA, vervalt de zevende afdeling, onder vernummering van de achtste tot zevende afdeling.

N

In artikel 265, tweede lid, wordt «artikel 587, tweede lid,» vervangen door: artikel 36d, derde lid,.

O

In artikel 361a wordt «een vordering als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: een vordering als bedoeld in artikel 6:6:21, eerste lid,.

P

Aan artikel 365 wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

7.
Het ondertekende vonnis wordt binnen veertien dagen na de uitspraak verstrekt aan het openbaar ministerie.
Q

In artikel 366a, tweede lid, vervalt: over de post.

R

Na artikel 366a wordt een artikel ingevoegd:

Artikel 366b
1.
De griffier verstrekt uit eigen beweging kosteloos een afschrift van het onherroepelijke vonnis of arrest aan de benadeelde partij die zich in het geding over de strafzaak heeft gevoegd. De benadeelde partij doet zelf het vonnis of arrest, voor zover dit haar vordering aangaat, ten uitvoer leggen op de wijze bepaald voor vonnissen in burgerlijke zaken. Indien het een mondeling vonnis geldt, geschiedt de tenuitvoerlegging uit kracht van een mededeling van de griffier, houdende afschrift van de aantekening van het vonnis, vermeldende de benadeelde partij, degene tegen wie en de rechter door wie het vonnis is gewezen, met aan het hoofd de woorden: «In naam van de Koning».
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de rechter de schadevergoedingsmaatregel, bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, heeft opgelegd en er bij gebreke aan voldoening van het verschuldigde bedrag gijzeling is toegepast terwijl de staat het resterende bedrag of een deel daarvan niet heeft uitgekeerd aan het slachtoffer dat geen rechtspersoon is.
Ra

In de artikelen 378a, eerste lid, 395a, eerste lid, en 426, eerste lid, wordt «het dubbel van de dagvaarding» vervangen door: de kopie van de dagvaarding.

S

In artikel 386, derde lid, vervalt: over de post.

T

Artikel 390 wordt als volgt gewijzigd:

U

In artikel 404, derde lid, wordt «artikel 588a» vervangen door: artikel 36g.

V

In artikel 408, eerste lid, onder d, wordt «artikel 588a» vervangen door: artikel 36g.

W

Artikel 410a wordt als volgt gewijzigd.

X

In artikel 432, eerste lid, onder d, wordt «artikel 588a» vervangen door: artikel 36g.

Y

In artikel 435, derde lid, wordt «In afwijking van artikel 586, eerste lid, tweede volzin,» vervangen door «In afwijking van artikel 36c, eerste lid, tweede volzin,» en vervalt: van een gewone of aangetekende brief over de post.

Z

In artikel 450, vierde lid, vervalt: als gewone brief over de post.

AA

In artikel 451a, eerste lid, wordt «artikel 37d, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 6:2:15.

AAa

In artikel 475 wordt «aan de ambtenaar belast met de tenuitvoerlegging» vervangen door: aan Onze Minister die is belast met de tenuitvoerlegging.

BB

De artikelen 480 en 482 vervallen.

CC

De laatste volzin van artikel 482f, derde lid, komt te luiden: De artikelen 533, 534 en 536 zijn van overeenkomstige toepassing.

DD

De laatste volzin van artikel 482g, vijfde lid, komt te luiden: De artikelen 533 tot en met 536 zijn van overeenkomstige toepassing.

EE

In artikel 489, tweede lid, wordt «77u of 77ee» vervangen door «6:6:3 of 6:6:37» en wordt «artikel 14i, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 6:6:4, derde lid.

FF

De artikelen 501 tot en met 505 vervallen.

GG

In artikel 509d, eerste lid, wordt «, 504 en 505» vervangen door: en 6:6:37, vierde en vijfde lid.

HH

In artikel 509f wordt «artikel 38, 38b, 38g of 38i van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 6:3:14.

II

Artikel 509g wordt als volgt gewijzigd:

JJ

Artikel 509i vervalt.

KK

Van het VIERDE BOEK vervallen TITEL IIB, TWEEDE, DERDE EN VIERDE AFDELING, en TITEL IIC.

LL

De artikelen 529 tot en met 532 vervallen.

MM

De laatste volzin van artikel 552ff komt te luiden: De artikelen 52 tot en met 88 en 533 tot en met 536 zijn van overeenkomstige toepassing.

NN

Onder vernummering van titel VIA van het vierde boek tot titel VIB wordt na artikel 528 een titel ingevoegd, luidende:

OO

In artikel 550 vervallen het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.

OOa

In artikel 5:4:6, vierde lid, laatste volzin, wordt «artikel 588» vervangen door: artikel 36e.

PP

Onder schrapping van de kop «Algemene bepaling» wordt artikel 593 vernummerd tot artikel 135a en ingevoegd na artikel 135.

QQ

Het ZESDE BOEK komt te luiden:

Artikel 36a

Indien op grond van dit wetboek een betekening, dagvaarding, oproeping, kennisgeving, aanzegging of andere mededeling is voorgeschreven, geschiedt deze op last van het openbaar ministerie dat de zaak opspoort, vervolgt of het laatst heeft vervolgd, tenzij de wet anders bepaalt. Het openbaar ministerie kan van een ieder vorderen de inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36b

Artikel 36c

Artikel 36d

Artikel 36e

Artikel 36f

Artikel 36g

Artikel 36h

Artikel 36i

Artikel 36j

Artikel 36k

Artikel 36l

Heeft de uitreiking niet overeenkomstig artikel 36j, tweede of derde lid, of artikel 36k, tweede of derde lid, kunnen geschieden, dan wordt de gerechtelijke mededeling uitgereikt aan het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie zendt alsdan een afschrift van de mededeling onverwijld toe aan het in de mededeling vermelde adres, van welk feit aantekening wordt gedaan op de akte van uitreiking.

Artikel 36m

Op de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen aan een rechtspersoon, maatschap of vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een doelvermogen of rederij zijn de artikelen 36b, 36c, 36d, 36e, tweede en vierde lid, 36f, 36g, 36h, eerste, derde en vijfde lid, 36i, 36n, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36n

Artikel 127a

Onder Onze Minister wordt verstaan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 366b

Artikel 529

Artikel 530

Artikel 531

Artikel 532

Indien een benadeelde partij zich in het geding heeft gevoegd, beslist de rechter die een uitspraak als bedoeld in artikel 333 of 335 doet, over de kosten door de benadeelde partij, de verdachte en, in het in artikel 51g, vierde lid bedoelde geval, diens ouders of voogd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Artikel 533

Artikel 534

Artikel 535

Artikel 536

Artikel 537

Artikel 538

Artikel 539

Artikel 6:1:1

Artikel 6:1:2

Voor zover de tenuitvoerlegging is toegelaten, wordt de beslissing zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd.

Artikel 6:1:3

Bij de tenuitvoerlegging wordt rekening gehouden met alle in aanmerking komende belangen, waaronder de veiligheid van de samenleving, de belangen van slachtoffers en nabestaanden en de resocialisatie van de veroordeelde.

Artikel 6:1:4

Artikel 6:1:5

Artikel 6:1:6

Artikel 6:1:7

Artikel 6:1:8

De ambtenaar die is belast met de aanhouding van een persoon of met de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, stelt na aanhouding de identiteit van de persoon vast op de wijze bedoeld in artikel 27a.

Artikel 6:1:9

Artikel 6:1:10

Artikel 6:1:11

Artikel 6:1:12

Artikel 6:1:13

Artikel 6:1:14

Artikel 6:1:15

Artikel 6:1:16

Artikel 6:1:17

Artikel 6:1:18

Artikel 6:1:19

Artikel 6:1:20

De termijn van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders loopt niet:

Artikel 6:1:21

Een straf of maatregel wordt niet ten uitvoer gelegd na de dood van de veroordeelde, met uitzondering van de maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Artikel 6:1:22

Artikel 6:1:23

Artikel 6:1:24

Een straf of maatregel mag niet ten uitvoer worden gelegd na overdracht van de strafvervolging aan een vreemde staat overeenkomstig de bepalingen van de derde afdeling van titel X van het vierde boek, tenzij de autoriteiten van de staat die de strafvervolging had overgenomen op die beslissing terugkomen of mededelen dat geen strafvervolging wordt ingesteld dan wel een ingestelde vervolging is gestaakt.

Artikel 6:1:25

Artikel 6:2:1

Artikel 6:2:2

De gevangenisstraf en de hechtenis gaan in:

Artikel 6:2:3

Artikel 6:2:4

Artikel 6:2:5

Artikel 6:2:6

Indien de veroordeelde meer dan één straf achtereenvolgens moet ondergaan, worden deze straffen zo enigszins mogelijk aaneensluitend ten uitvoer gelegd. In het geval meerdere straffen aaneensluitend ten uitvoer worden gelegd:

Artikel 6:2:7

Artikel 6:2:8

Artikel 6:2:9

Artikel 6:2:10

Artikel 6:2:11

Artikel 6:2:12

Artikel 6:2:13

Voorwaardelijke invrijheidstelling kan geheel of gedeeltelijk worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd. Indien de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk is herroepen, wordt de veroordeelde, nadat hij het alsnog ten uitvoer te leggen gedeelte van de vrijheidsstraf heeft ondergaan, opnieuw voorwaardelijk in vrijheid gesteld.

Artikel 6:2:14

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het bepaalde in deze titel. Deze nadere regels betreffen in elk geval de totstandkoming van de beslissingen omtrent het stellen, aanvullen, wijzigen of opheffen van bijzondere voorwaarden.

Artikel 6:2:15

Artikel 6:2:16

Onze Minister ziet erop toe dat de ter beschikking gestelde die van overheidswege wordt verpleegd de nodige behandeling krijgt; de veiligheid van de samenleving in acht wordt genomen en de belangen van slachtoffers worden gediend. Hij kan met betrekking tot bepaalde verpleegden aan het hoofd van de instelling bijzondere aanwijzingen geven in het belang van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen of het belang van de slachtoffers.

Artikel 6:2:17

Artikel 6:2:18

Artikel 6:2:19

Artikel 6:2:20

Onze Minister kan de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders te allen tijde beëindigen.

Artikel 6:2:21

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het bepaalde in deze titel. Deze nadere regels zien in elk geval op de kosten van de tenuitvoerlegging van de maatregel die ten laste van de gemeenten komen.

Artikel 6:2:22

Artikel 6:3:1

Artikel 6:3:2

Artikel 6:3:3

Artikel 6:3:4

Een beslissing als bedoeld in de artikelen 6:3:2 en 6:3:3, eerste lid, kan worden genomen tot drie maanden na afloop van de termijn waarbinnen de taakstraf op grond van artikel 6:3:1 dan wel artikel 6:6:23, tweede lid, moet zijn voltooid.

Artikel 6:3:5

Indien naar het oordeel van Onze Minister de opgelegde taak naar behoren is verricht, stelt Onze Minister de veroordeelde hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.

Artikel 6:3:6

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het bepaalde in deze titel. Deze nadere regels betreffen in elk geval de inhoud van de taakstraf, de tenuitvoerlegging van de taakstraf en de rechten en plichten van degene die een taakstraf moet verrichten.

Artikel 6:3:7

Artikel 6:3:8

Artikel 6:3:9

Artikel 6:3:10

Artikel 6:3:11

Een beslissing of een bevel krachtens artikel 6:3:2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 6:3:10, eerste lid, kan slechts worden genomen of gegeven binnen drie maanden na afloop van de termijn waarbinnen de arbeid moet zijn verricht of waarbinnen het leerproject moet zijn gevolgd.

Artikel 6:3:12

Artikel 6:3:13

Artikel 6:3:14

Artikel 6:3:15

Artikel 6:4:1

Artikel 6:4:2

Artikel 6:4:3

Artikel 6:4:4

Artikel 6:4:5

Artikel 6:4:6

Artikel 6:4:7

Artikel 6:4:8

Artikel 6:4:9

Artikel 6:4:10

In geval van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:4:11, eerste lid, kan de officier van justitie vorderen dat de rechter-commissaris een plaats doorzoekt met het oog op het veiligstellen van voorwerpen op de wijze als bedoeld in artikel 6:4:9, tweede lid. Hij kan zich daarbij doen vergezellen van bepaalde door hem aangewezen personen.

Artikel 6:4:11

Artikel 6:4:12

Artikel 6:4:13

Artikel 6:4:14

Artikel 6:4:15

Artikel 6:4:16

Artikel 6:4:17

Artikel 6:4:18

Artikel 6:4:19

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het bepaalde in deze titel.

Artikel 6:4:20

Artikel 6:4:21

Artikel 6:5:1

Artikel 6:5:2

Op de betaling van de in artikel 36, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, bedoelde kosten voor de openbaarmaking van een uitspraak zijn artikel 24c van dat wetboek en de artikelen 6:4:2 en 6:4:7 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6:5:3

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het bepaalde in dit hoofdstuk.

Artikel 6:6:1

Artikel 6:6:2

Elke bevoegdheid die in dit hoofdstuk wordt toegekend aan de veroordeelde, komt mede toe aan diens raadsman.

Artikel 6:6:3

Artikel 6:6:4

Artikel 6:6:5

Artikel 6:6:6

De rechter die kennisneemt van het beroep kan, gehoord het openbaar ministerie, een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van een straf of maatregel opheffen of schorsen.

Artikel 6:6:7

Een rechterlijke beslissing als bedoeld in deze titel is niet aan enig gewoon rechtsmiddel onderworpen, voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald.

Artikel 6:6:8

Artikel 6:6:9

Artikel 6:6:10

Artikel 6:6:11

Artikel 6:6:12

Artikel 6:6:13

Artikel 6:6:14

Artikel 6:6:15

Artikel 6:6:16

Artikel 6:6:17

Het gerechtshof beslist zo spoedig mogelijk. Het bevestigt de beslissing van de rechter of doet, met vernietiging daarvan, wat de rechter had behoren te doen.

Artikel 6:6:18

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het bepaalde in deze titel. Deze nadere regels zien in elk geval op:

Artikel 6:6:19

Artikel 6:6:20

Artikel 6:6:21

Artikel 6:6:22

Artikel 6:6:23

Artikel 6:6:24

Artikel 6:6:25

Artikel 6:6:26

Artikel 6:6:27

Artikel 6:6:28

Artikel 6:6:29

De straf van jeugddetentie kan door de rechter op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de veroordeelde geheel of gedeeltelijk worden vervangen door een van de straffen genoemd in artikel 9, eerste lid, van het Wetboek van het Strafrecht indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf geheel of gedeeltelijk zou moeten plaatsvinden nadat de veroordeelde de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en deze naar het oordeel van de rechter niet meer voor een zodanige straf in aanmerking komt.

Artikel 6:6:30

Artikel 6:6:31

Artikel 6:6:32

Artikel 6:6:33

Artikel 6:6:34

Artikel 6:6:35

Artikel 6:6:36

Artikel 6:6:37

Artikel 6:7:1

Artikel 6:7:2

Artikel 6:7:3

Artikel 6:7:2 blijft buiten toepassing indien:

Artikel 6:7:4

Artikel 6:7:5

Een verzoekschrift om gratie dat van een derde afkomstig is wordt buiten verdere behandeling gelaten, indien blijkt dat degene aan wie de straf of maatregel is opgelegd, niet met het verzoek instemt. Deze instemming is niet vereist voor een ambtshalve door het openbaar ministerie ingediend verzoekschrift om gratie.

Artikel 6:7:6

Verzoeken strekkende tot vermindering, verandering of kwijtschelding van andere door de Nederlandse strafrechter opgelegde maatregelen dan genoemd in artikel 6:7:1, eerste lid, onderdeel b, worden in handen gesteld van de autoriteit, die wettelijk bevoegd is de tenuitvoerlegging van die maatregelen te beëindigen of de daarbij opgelegde verplichtingen te wijzigen of te niet te doen, ten einde daarop te beslissen.

Artikel 6:7:7

Artikel 6:7:8

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het bepaalde in dit hoofdstuk. Deze nadere regels zien in elk geval op het tijdstip van de aanvang van de tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 6:7:2.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 11 en 13 vervallen.

B

Artikel 14b, vierde en vijfde lid, vervalt.

C

Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:

  1. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in het vijfde lid, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
5.
De rechter kan opdracht geven dat de reclassering toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.
6.
Gedurende de proeftijd of gedurende de tijd dat deze is geschorst kan de rechter in de gestelde bijzondere voorwaarden of in de termijn waartoe deze voorwaarden in hun werking binnen de proeftijd zijn beperkt wijziging brengen, deze voorwaarden opheffen, alsnog bijzondere voorwaarden stellen en een opdracht als bedoeld in het vijfde lid, geven, wijzigen of opheffen.
D

Artikel 14d vervalt.

E

Artikel 14e wordt als volgt gewijzigd:

F

De artikelen 14f tot en met 16, 19 en 22a vervallen.

G

In artikel 22b, tweede lid, onder 2°, wordt « artikel 22g» vervangen door: artikel 6:3:3 van het Wetboek van Strafvordering.

H

Artikel 22c, derde en vierde lid, vervalt.

I

Artikel 22d, vierde lid, vervalt.

J

De artikelen 22e tot en met 22k vervallen.

K

Artikel 23, eerste lid, komt te luiden:

1.
Hij die tot een geldboete is veroordeeld, betaalt het vastgestelde bedrag binnen de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te stellen termijn aan de staat.
L

Artikel 24b vervalt.

M

Artikel 24c, vierde, vijfde en zesde lid, vervalt.

N

Artikel 26 vervalt.

O

In artikel 27, eerste en vierde lid, wordt «artikel 578b van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering.

P

Artikel 27a vervalt.

Q

Aan artikel 28 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4.
De rechter kan aan een krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op de naleving door de veroordeelde van de ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleden en het recht om bepaalde beroepen uit te oefenen.
R

Artikel 32 vervalt.

S

Artikel 34, derde lid, komt te luiden:

3.
De artikelen 24c en 25 en de artikelen 6:4:2 en 6:4:7 van het Wetboek van Strafvordering vinden overeenkomstige toepassing.
T

Artikel 35 vervalt.

U

Artikel 36, derde lid, vervalt.

V

Artikel 36a vervalt.

W

Artikel 36e, elfde lid, komt te luiden:

11.
De rechter bepaalt bij de oplegging van de maatregel de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt voor elke volle € 25 van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend. De duur beloopt ten hoogste drie jaar.
X

Artikel 36f wordt als volgt gewijzigd:

4.
Artikel 24a is van overeenkomstige toepassing.
5.
De rechter bepaalt bij de oplegging van de maatregel de duur dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast. Bij het bepalen van de duur wordt voor elke volle € 25 van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend. De duur beloopt ten hoogste één jaar.
Y

De artikelen 37c tot en met 37e vervallen.

Z

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

AA

Artikel 38a, derde lid, vervalt.

BB

De artikelen 38b, 38c, 38f, 38g, 38h, 38i, 38k, 38l, 38la, 38lb, 38o, 38q, 38r, 38s, 38t, 38u, 38x en 38ij vervallen.

CC

In artikel 38e, tweede lid, wordt «of artikel 38c» vervangen door: , of artikel 6:6:10, eerste lid, onder e, van het Wetboek van Strafvordering.

DD

Artikel 38j, derde lid, vervalt.

EE

Aan artikel 38n wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3.
De rechter kan ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie, dan wel op verzoek van de verdachte of diens raadsman, bij het opleggen van de maatregel beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
FF

Artikel 38p wordt als volgt gewijzigd:

GG

In artikel 38v vervalt het vijfde lid, onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.

HH

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Artikel 6:1:1 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing op de op grond van het eerste lid gestelde voorwaarden.
5.
Op de in het tweede lid, onder f, bedoelde voorwaarde is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 22b, 22c, eerste lid, en de artikelen 6:1:9, 6:3:1, tweede lid, en 6:3:6 van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot taakstraffen, van overeenkomstige toepassing. Bij het verrichten van de onbetaalde arbeid of het leerproject wordt de identiteit van de veroordeelde vastgesteld op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De onbetaalde arbeid of het leerproject wordt binnen een termijn van negen maanden na instemming met de voorwaarde voltooid.
II

De laatste volzin van artikel 74b, vierde lid, komt te luiden: De artikelen 533, derde, vierde en zesde lid, 534, 535 en 536 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

JJ

De artikelen 75, 76 en 76a vervallen.

KK

Artikel 77 komt te luiden:

Artikel 77
1.
Het recht tot strafvordering vervalt door de overdracht van de strafvervolging aan een vreemde staat overeenkomstig de bepalingen van de derde afdeling van titel X van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering.
2.
In het geval, bedoeld in het eerste lid, herleeft het recht tot strafvordering, indien de autoriteiten van de staat die de strafvervolging hadden overgenomen op die beslissing terugkomen of mededelen dat geen strafvervolging wordt ingesteld dan wel een ingestelde vervolging is gestaakt.
LL

In artikel 77a wordt «35 tot en met 38u» vervangen door «36 tot en met 38p» en wordt «de artikelen 77d tot en met 77hh» vervangen door: de artikelen 77d tot en met 77gg.

MM

Artikel 77f wordt als volgt gewijzigd:

NN

In artikel 77i, derde lid, wordt «De artikelen 26 en 27 zijn» vervangen door: Artikel 27 is.

OO

De artikelen 77j en 77k vervallen.

PP

Artikel 77l, derde tot en met zevende lid, vervalt.

QQ

In artikel 77m vervallen, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid en het zesde en zevende lid tot vierde en vijfde lid, het derde, vijfde, achtste en negende lid.

RR

Artikel 77n, vierde lid, vervalt.

SS

De artikelen 77o, 77p, 77q, 77t, 77tb en 77u vervallen.

TT

Artikel 77s wordt als volgt gewijzigd:

7.
De maatregel geldt voor de tijd van drie jaar.
UU

Artikel 77ta wordt als volgt gewijzigd:

VV

Artikel 77tc vervalt.

WW

Artikel 77v vervalt.

XX

Artikel 77w wordt als volgt gewijzigd:

YY

De artikelen 77wb, 77wd en 77wf vervallen.

ZZ

Artikel 77wc, derde tot en met zevende lid, vervalt.

ZZa

In artikel 77we, tweede lid, wordt «en 77p, vierde lid» vervangen door: en artikel 6:3:10, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

AAA

In artikel 77x wordt «Artikel 509jbis» vervangen door: Artikel 6:6:11.

BBB

In artikel 77y vervalt het derde lid.

CCC

In artikel 77za vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

DDD

Artikel 77aa komt te luiden:

Artikel 77aa
1.
De rechter kan aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet of, in bijzondere gevallen en na overleg met een dergelijke rechtspersoon, aan een particulier persoon, opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
2.
De rechter kan, indien de veroordeelde ingevolge artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek onder toezicht is gesteld, aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet opdragen aan de veroordeelde ter zake van de naleving der bijzondere voorwaarden hulp en steun te verlenen.
3.
Indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan de rechter een in artikel 14c, vijfde lid, bedoelde reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kunnen regels worden gesteld omtrent de aard en de omvang van het toezicht en de begeleiding, bedoeld in het eerste en tweede lid.
EEE

De artikelen 77cc, 77cca, 77dd, 77ee, 77ff en 77hh vervallen.

FFF

Artikel 88 komt te luiden:

Artikel 88
Onder jaar wordt verstaan een tijd van twaalf maanden, onder maand een tijd van dertig dagen, onder dag, behoudens voor de toepassing van de Algemene termijnenwet, een tijd van vierentwintig uren.
GGG

Artikel 90quinquies wordt als volgt gewijzigd:

2.
Onder justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden wordt verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 6:2:15, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering waarvan de verpleegkosten vanwege Onze Minister van Veiligheid en Justitie worden vergoed op grond van een door hem goedgekeurde inrichtingsbegroting, dan wel een in dat artikel bedoelde rijksinstelling waarvan de algehele exploitatiekosten ten laste van het Ministerie van Veiligheid en Justitie komen.
HHH

Artikel 369 vervalt.

Artikel 77

Artikel 77aa

Artikel 88

Onder jaar wordt verstaan een tijd van twaalf maanden, onder maand een tijd van dertig dagen, onder dag, behoudens voor de toepassing van de Algemene termijnenwet, een tijd van vierentwintig uren.

ARTIKEL III

De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, vijfde lid, komt te luiden:

5.
De beschikking vermeldt de dag waarop krachtens artikel 23 de sanctie en de administratiekosten uiterlijk moet zijn voldaan. Tevens vermeldt de beschikking een beschikkingsnummer en de door Onze Minister bepaalde wijze waarop de sanctie, alsmede de verhogingen die krachtens artikel 23, derde lid, en artikel 25 op de administratieve sanctie vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan, dient te worden voldaan.
B

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6
1.
Tegen de oplegging van de administratieve sanctie kan degene tot wie de beschikking is gericht, beroep instellen bij de officier van justitie.
2.
Onverminderd artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt het beroepschrift de geboortedatum, de geboorteplaats en het geboortejaar van degene die het beroep heeft ingesteld, het nummer van zijn bankrekening, indien degene die heeft, en het nummer van de beschikking, bedoeld in artikel 4, vierde lid.
C

In artikel 10 vervalt: , in het geval bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede volzin,.

D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien de administratieve sanctie ten minste € 225 bedraagt, dient zekerheid te worden gesteld voor de betaling van € 225 en de administratiekosten. Voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen 16 jaar oud waren, geldt de helft van de in de eerste volzin genoemde bedragen.
Da

In artikel 14, tweede lid, wordt «artikel 11, derde lid» vervangen door: artikel 11, vierde lid.

Db

Aan artikel 21 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.
Indien de verschuldigde administratieve sanctie vanwege toepassing van artikel 11, tweede lid, niet geheel op de zekerheidstelling kan worden verhaald, is Hoofdstuk VIII van toepassing op de inning van het bedrag dat nog niet is voldaan.
E

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Met de inning van de administratieve sanctie en de administratiekosten is Onze Minister belast.
3.
Een ieder is verplicht desgevorderd onverwijld aan Onze Minister de inlichtingen te verstrekken welke naar het redelijk oordeel van Onze Minister noodzakelijk zijn ten behoeve van de toepassing van het eerste lid van dit artikel. De artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
De officier van justitie kan de inning van een opgelegde administratieve sanctie laten eindigen, indien hij van oordeel is dat met de voortzetting daarvan geen redelijk doel wordt gediend.
F

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien de administratieve sanctie ten minste € 225 bedraagt, kan Onze Minister betaling in termijnen toestaan van het in totaal verschuldigde bedrag. Voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen 16 jaar oud waren, kan Onze Minister betaling in termijnen toestaan indien de administratieve sanctie ten minste € 112,50 bedraagt. De termijnen bestaan uit gelijke delen, worden op ten minste één en ten hoogste drie maanden gesteld en mogen een tijdvak van één jaar niet overschrijden.
G

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24
1.
Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is verplicht tot betaling van het ingevolge artikel 23, derde lid, verhoogde bedrag binnen vier weken nadat Onze Minister hem een aanmaning heeft toegezonden, over de gewone post of op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.
2.
Indien na de verhoging het verschuldigde bedrag behoudens de administratiekosten, ten minste € 225 bedraagt, is artikel 23, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
H

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25
1.
Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, nalaat het in de op grond van artikel 24 gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag tijdig geheel te voldoen, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verhoogd met honderd procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging. Ter inning van het verschuldigde bedrag kan Onze Minister verhaal nemen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.
2.
Indien het verschuldigde bedrag behoudens de administratiekosten, na de verhogingen op grond van artikel 23, derde lid, en van het eerste lid, ten minste € 225 bedraagt, is artikel 23, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, vindt verhaal overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27 enkel plaats indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft het in de gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag tijdig geheel te voldoen.
3.
Onze Minister kan verhaal nemen gedurende drie jaar nadat ten aanzien van de administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin verhaal kan worden genomen verlengd met één jaar.
4.
Het recht om verhaal te nemen vervalt door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.
I

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Het dwangbevel wordt in naam van de Koning uitgevaardigd door Onze Minister. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.
6.
De griffier brengt het verzetschrift en de daarop betrekking hebbende stukken ter kennis van Onze Minister, ten einde hem in de gelegenheid te stellen daarover de nodige opmerkingen te maken. Onze Minister stelt de betrokken gerechtsdeurwaarder ervan in kennis dat verzet is gedaan. De kantonrechter geeft zo spoedig mogelijk na afloop van deze termijn, na zo nodig degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te hebben gehoord, althans opgeroepen om te verschijnen, zijn met redenen omklede beschikking, welke onverwijld aan degene die het verzet heeft gedaan en aan Onze Minister wordt medegedeeld. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid, en met dien verstande dat hetgeen in die artikelen met betrekking tot de officier van justitie is bepaald, geldt voor Onze Minister.
J

Artikel 26a, wordt als volgt gewijzigd:

5.
Op de behandeling van het hoger beroep zijn de artikelen 16 tot en met 20c van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat Onze Minister zich bij de behandeling van het hoger beroep door een gemachtigde laat vertegenwoordigen.
6.
Het gerechtshof beslist zo spoedig mogelijk. De artikelen 13a en 13b, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid, en 20d, eerste en derde lid, zijn op de beschikking van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen in die artikelen met betrekking tot de officier van justitie is bepaald, geldt voor Onze Minister.
K

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Verhaal met toepassing van het eerste lid geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving van Onze Minister. De kennisgeving bevat een voor de uitoefening van verhaal voldoende aanduiding van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, en vermeldt welk bedrag uit hoofde van de beschikking nog verschuldigd is, dan wel bij welke rechterlijke uitspraak de administratieve sanctie is opgelegd, alsmede de plaats waar de betaling moet geschieden. Zij wordt verstrekt aan degene onder wie verhaal wordt genomen, en nadat verhaal is genomen toegezonden aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging waarvoor de administratieve sanctie is opgelegd heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de kennisgeving gezonden naar het in de basisregistratie personen vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisregistratie personen opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de kennisgeving geacht aan de betrokkene bekend te zijn.
3.
Door de verstrekking van de kennisgeving is degene onder wie verhaal wordt genomen, verplicht tot onverwijlde betaling aan Onze Minister van het in de kennisgeving bedoelde bedrag voor zover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd op hem een opeisbare vordering heeft of verkrijgt. Onze Minister bepaalt de termijn waarbinnen de betaling moet geschieden. De verplichting tot betaling vervalt zodra het uit hoofde van de beschikking verschuldigde bedrag is betaald of verhaald en uiterlijk wanneer acht weken na de dag van verstrekking van de kennisgeving zijn verstreken.
6.
Iedere belanghebbende kan binnen zes weken na de verzending van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving bij met redenen omkleed verzetschrift verzet doen tegen het verhaal. Artikel 26, derde tot en met negende lid, en artikel 26a zijn van overeenkomstige toepassing.
L

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

M

Artikel 28a komt te luiden:

Artikel 28a
Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.
N

Artikel 28b komt te luiden:

Artikel 28b
Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.
O

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

P

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Degene wiens rijbewijs kan worden ingenomen door Onze Minister, is verplicht op eerste vordering van Onze Minister het rijbewijs in te leveren op een door Onze Minister te bepalen tijdstip en aan te wijzen plaats.
3.
Indien aan de verplichting tot inlevering van het rijbewijs niet wordt voldaan, is Onze Minister bevoegd dat rijbewijs op kosten van de in het eerste lid bedoelde persoon te doen inleveren. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
4.
Onze Minister doet van het tijdstip, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, onverwijld mededeling aan de beheerder van het rijbewijzenregister in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Onze Minister doet op gelijke wijze mededeling van het tijdstip waarop het rijbewijs is teruggegeven.
Pa

In artikel 31, eerste lid, wordt «het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten terstond zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig zal worden voldaan» vervangen door: het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten terstond geheel zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig geheel zal worden voldaan.

Pb

In artikel 33, vijfde lid, wordt «de artikelen 11, tweede, derde en vierde lid» vervangen door: de artikelen 11, derde, vierde lid en vijfde lid.

Q

Artikel 36, tweede lid, komt te luiden:

2.
Indien het verzetschrift wordt ingetrokken omdat Onze Minister geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzetschrift is tegemoetgekomen, wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door Onze Minister. In de overige gevallen kan Onze Minister, indien het verzet wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Artikel 6

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 28a

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 28b

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

ARTIKEL IV

Artikel 49, zevende lid, van de Advocatenwet komt als volgt te luiden:

7.
Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL V

In artikel 10:15, vierde lid, van de Algemene douanewet wordt «artikel 257g van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:1:17 van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL VI

In artikel 76, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt «artikel 257g van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:1:17 van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL VII

De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7a wordt «artikel 77t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht», vervangen door: artikel 6:6:31, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

B

In artikel 63, eerste lid, onder g, wordt «artikel 77t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht», vervangen door: artikel 6:6:31, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL VIII

De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 8, derde lid, wordt «artikel 509o, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:6:12, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering.

D

In artikel 18, eerste lid, wordt «artikel 509o, tweede lid, onder 1°, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:6:12, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering.

E

In artikel 19, eerste lid, onder e, wordt «artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:6:12, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL IX

Artikel 42, derde lid, tweede volzin, van de Gerechtsdeurwaarderswet, komt te luiden: Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL X

De Gratiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 3, tweede lid, wordt «artikel 560 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:7:5 van het Wetboek van Strafvordering.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat indien het meerdere verzoekschriften betreft die betrekking hebben op dezelfde veroordeelde en die tegelijkertijd worden ingediend, kan worden volstaan met het inwinnen van het advies van het gerecht dat de langste of hoogste straf of maatregel heeft opgelegd. Het desbetreffende gerecht brengt één advies uit over alle verzoekschriften en kan daartoe andere gerechten om advies vragen.
D

In artikel 5, vierde lid, wordt «waarbij het openbaar ministerie de aantekening heeft geplaatst dat het wil adviseren over te nemen besluiten inzake de verschillende vormen van te verlenen vrijheden aan de gedetineerde» vervangen door: waarbij het openbaar ministerie een advies als bedoeld in artikel 6:1:10 van het Wetboek van Strafvordering heeft gegeven.

E

In artikel 6, eerste lid, en artikel 9 wordt «verslag van het openbaar ministerie» vervangen door: advies van het openbaar ministerie.

F

In artikel 19, eerste lid, wordt «559a van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: 6:7:4 van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XI

In artikel 1.1 van de Jeugdwet komt de definitie van «strafrechtelijke beslissing» te luiden:

ARTIKEL XII

Artikel 41, vierde lid, van de Loodsenwet, komt te luiden:

4.
Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XIII

Artikel 14, eerste volzin, van de Noodwet rechtspleging, komt te luiden: Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan bepalen, dat de beslissingen in strafzaken van bepaalde gerechtshoven, of rechtbanken, niettegenstaande de artikelen 6:1:16, 6:7:1 tot en met 6:7:5 van het Wetboek van Strafvordering, ten uitvoer kunnen worden gelegd.

ARTIKEL XIV

In artikel 13a van de Opiumwet wordt «de artikelen 33 tot en met 35 en 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: de artikelen 33 tot en met 34 en 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6:1:10 van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XV

De Overleveringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 60, derde lid, wordt «de artikelen 564 tot en met 568 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 6:1:6, 6:1:7, 6:1:9, 6:1:15 en 6:2:1 van het Wetboek van Strafvordering.

B

In artikel 65 wordt «569 en 570 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: 6:2:5 van het Wetboek van Strafvordering.

C

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

D

In artikel 68 wordt «de artikelen 585 tot en met 590 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 36b tot en met 36e, 36g, 36h en 36n van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XVI

De Penitentiaire beginselenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde tot derde lid.

Aa

Artikel 9, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 10, tweede lid, komt te luiden:

2.
In bijzondere gevallen kan gijzeling als bedoeld in de artikelen 6:4:20 en 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 28 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in een gevangenis ten uitvoer worden gelegd.
C

In artikel 76, eerste lid, wordt «artikel 13, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 6:2:8, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

D

In artikel 77, tweede lid, wordt «509o, vijfde lid,» vervangen door: 6:6:12, vierde lid,.

ARTIKEL XVII

Artikel 16, derde lid, onder c, van de Postwet 2009 komt te luiden:

  1. de uitreiking van de gerechtelijke mededeling, bedoeld in de artikelen 36b, tweede lid, en 36d, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XVIII

De Scheepvaartverkeerswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 35a, vijfde lid, komt de laatste volzin te luiden: De artikelen 533, derde, vierde en zesde lid, 534, 535 en 536 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

B

In artikel 35b, vierde lid, wordt «de artikelen 587 en 588 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 36d en 36e of 36f van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XIX

In artikel 3.22, derde lid, onder b, van de Telecommunicatiewet, wordt «artikel 565, tweede lid» vervangen door: artikel 6:1:7.

ARTIKEL XX

De Uitleveringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 53, derde lid, wordt «de artikelen 564–568 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 6:1:6, 6:1:7, 6:1:9, 6:1:15 en 6:2:1 van het Wetboek van Strafvordering.

B

In artikel 57 wordt «, 569 en 570 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: en 6:2:5 van het Wetboek van Strafvordering.

C

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

D

In artikel 60 wordt «de artikelen 585 tot en met 588, 589 en 590 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 36b tot en met 36e, 36h, 36i en 36n van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XXI

De Uitvoeringswet Internationaal Strafhof wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9 wordt «de artikelen 585 tot en met 590 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 36b tot en met 36e, 36g, 36h, 36i en 36n van het Wetboek van Strafvordering.

B

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 56, derde lid, wordt «artikel 558 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:7:1 van het Wetboek van Strafvordering.

D

In artikel 64, tweede lid, wordt «556» vervangen door: 6:1:5.

E

In artikel 69, tweede lid, wordt «De artikelen 15 tot en met 15l van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: De artikelen 537, 6:1:15, 6:1:18, 6:2:5 tot en met 6:2:7, 6:2:10 tot en met 6:2:14, 6:3:14, 6:3:15, 6:6:1, 6:6:3, 6:6:4, 6:6:8, 6:6:9 en 6:6:20 tot en met 6:6:22 van het Wetboek van Strafvordering.

F

In artikel 82, zesde lid, wordt «artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 6:4:9 en 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XXII

In artikel 5 van de Uitvoeringswet verdrag biologische wapens wordt «de artikelen 33–35 en 36a–36c van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: de artikelen 33, 34, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6:1:12 van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XXIII

In artikel 105, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt «de artikelen 585 tot en met 590 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 36b tot en met 36e, 36g, 36h en 36n van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XXIV

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

De laatste volzin van artikel 164, negende lid, komt te luiden: De artikelen 533, derde tot en met zesde lid, 534, 535 en 536 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 180 wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL XXV

Artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:

7.
Bij veroordeling wegens een strafbaar feit, omschreven in het eerste, tweede of vierde lid, kan de rechter tevens de schuldige de bijkomende straf van betaling van een bedrag van ten hoogste € 2.723 aan het Waarborgfonds Motorverkeer opleggen. Artikel 24a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6:4:2 en 6:4:7 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XXVI

Artikel 53, tweede lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL XXVII

Het vierde lid van artikel 8.27 van de Wet dieren komt te luiden:

4.
Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XXVIII

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, vijfde lid, en artikel 6, derde lid, wordt «artikel 588, eerste lid, onder b, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 36e, eerste lid, onder b, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

B

In artikel 8, tweede lid, wordt «artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: of artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XXIX

In artikel 13 van de Wet internationale misdrijven wordt «De artikelen 76 en» vervangen door: Artikel 6:1:22 van het Wetboek van Strafvordering en.

ARTIKEL XXX

De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

De laatste volzin van artikel 11.7, zesde lid, komt te luiden: De artikelen 533, derde tot en met zesde lid, en 534 tot en met 536 zijn van overeenkomstige toepassing.

B

In artikel 11.13, derde lid, wordt «artikel 557, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:1:16, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XXXI

[vervallen]

ARTIKEL XXXII

Artikel 68, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg komt te luiden: Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering, de tweede volzin van het eerste lid en de tweede volzin van het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XXXIII

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10, tweede lid, , wordt «artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 6:4:9 en 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering.

B

Artikel 32, tweede lid, komt te luiden:

2.
De artikelen 533, derde en vierde lid, 534, 535 en 536 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XXXIV

De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd: .

A

In artikel 10, eerste lid, onder c, vervalt «77j, vierde en vijfde lid,» en wordt «artikel 493, eerste lid» vervangen door: artikel 493, eerste lid, en 6:6:28.

B

In artikel 102, tweede lid, vervalt «77j, vijfde lid ,» en wordt «artikel 493, eerste lid,» vervangen door: artikel 493, eerste lid, en 6:6:28.

ARTIKEL XXXV

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 128, eerste lid, wordt «een aanwijzing geeft inzake de opsporing of vervolging van strafbare feiten» vervangen door: een aanwijzing geeft betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie.

ARTIKEL XXXVI

In artikel 44a, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand, wordt «artikel 591a, tweede lid,» vervangen door: artikel 530, tweede lid,.

ARTIKEL XXXVII

Artikel 102, tweede lid, derde volzin, van de Wet op het notarisambt komt te luiden: Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XXXVIII

De Wet overgang bijzondere rechtspleging wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 21, tweede lid, wordt «88–90, 92 en 93» vervangen door: 88 en 533 tot en met 536.

B

In artikel 27 wordt «artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XXXIX

De Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13d, tweede lid, wordt «556 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering.

B

In artikel 31a, vierde lid, wordt «artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 6:4:9 en 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering.

Ba

Artikel 33, tweede volzin, komt te luiden: De tenuitvoerlegging van een op grond van artikel 31 opgelegde straf of maatregel geschiedt op last van Onze Minister.

C

In artikel 36, tweede lid, wordt «het derde lid van artikel 575» vervangen door: het derde lid van artikel 6:4:5.

D

In artikel 40, tweede lid, wordt «de artikelen 14b, vierde lid, 14d, eerste lid, en artikel 16 van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: de artikelen 6:1:15, 6:1:18 en 6:3:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Da

Artikel 43c, tweede lid, komt te luiden:

2.
De tenuitvoerlegging van de in het eerste lid bedoelde sanctie geschiedt op last van Onze Minister.
E

In artikel 62, wordt «de artikelen 564–568 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 6:1:6, 6:1:7, 6:1:9, 6:1:15 en 6:2:1 van het Wetboek van Strafvordering.

F

In artikel 66 wordt «, 569 en 570 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: en 6:2:5 van het Wetboek van Strafvordering.

G

Artikel 67, laatste volzin komt te luiden: De artikelen 533, derde, vierde en zesde lid, 529, 530, 534 tot en met 536 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

H

In artikel 68 wordt «de artikelen 585 tot en met 588, 589 en 590 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 36b tot en met 36e, 36h en 36n van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XL

In artikel 16, derde lid, van de Wet tarieven in strafzaken wordt «artikel 591, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 529, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XLI

De Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4
Bevoegd tot erkenning met het oog op tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat van de Europese Unie opgelegde beslissing, houdende een geldelijke sanctie of een beslissing tot confiscatie, is de officier van justitie bij het arrondissement Noord-Nederland. Onze Minister is bevoegd tot tenuitvoerlegging van deze beslissing.
C

In artikel 5 wordt «is de officier van justitie bij het arrondissementsparket te Leeuwarden» vervangen door: zijn de officier van justitie bij het arrondissement Noord-Nederland en Onze Minister.

D

In de artikelen 9, tweede lid, 17, eerste, tweede en vijfde lid, 19, 23, tweede lid, 31, eerste, derde, vijfde en zesde lid, en 33, eerste en tweede lid, aanhef en onder c, wordt «de officier van justitie» telkens vervangen door: Onze Minister.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

F

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien de ten uitvoer te leggen beslissing is opgelegd bij beschikking en betrekking heeft op gedragingen in strijd met de verkeersregels, met inbegrip van overtredingen van de rij- en rusttijdenwetgeving en van de wetgeving inzake gevaarlijke goederen zijn, in voorkomend geval, de artikelen 28 tot en met 30 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement Noord-Nederland bevoegd is de vordering tot het verlenen van de machtiging tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling te behandelen.
3.
De officier van justitie en Onze Minister kunnen de tenuitvoerlegging opschorten gedurende de periode die nodig is om de ten uitvoer te leggen beslissing te laten vertalen.
G

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Wordt de hoogte van het verschuldigde bedrag op grond van het eerste of derde lid aangepast, dan stelt de officier van justitie respectievelijk Onze Minister de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk in kennis.
H

In artikel 13a, tweede lid, en artikel 24a, tweede lid, wordt «niet geweigerd» vervangen door: niet op grond van het eerste lid geweigerd.

I

In artikel 15, eerste lid, wordt «Artikel 575, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: Artikel 6:4:5, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

J

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

K

In artikel 21 wordt «de officier van justitie» vervangen door: de officier van justitie of Onze Minister.

L

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

  1. strekt tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, wordt de beslissing overeenkomstig de artikelen 6:4:20, eerste lid, en 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, ten uitvoer gelegd;
M

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, wordt aan artikel 24, eerste lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. het certificaat niet is overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet in overeenstemming is met de beslissing en niet aan het verzoek, bedoeld in artikel 7, tweede lid, is voldaan.
N

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

  1. vertaling van de beslissing tot confiscatie nodig wordt geacht;
O

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

P

In artikel 34, tweede en derde lid en artikel 35, tweede lid, wordt «De Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister.

Q

In artikel 36 wordt «de artikelen 585 tot en met 590 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 36b tot en met 36e, 36g, 36h en 36n van het Wetboek van Strafvordering.

R

In artikel 37 wordt «artikel 558, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: artikel 6:7:1, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 4

Bevoegd tot erkenning met het oog op tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat van de Europese Unie opgelegde beslissing, houdende een geldelijke sanctie of een beslissing tot confiscatie, is de officier van justitie bij het arrondissement Noord-Nederland. Onze Minister is bevoegd tot tenuitvoerlegging van deze beslissing.

ARTIKEL XLII

De Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2:23, tweede lid, wordt «de artikelen 564 tot en met 570 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 6:1:6, 6:1:7, 6:1:9, 6:1:15, 6:2:1 en 6:2:5 van het Wetboek van Strafvordering.

B

Artikel 3:14 wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 5:1 wordt «de artikelen 585 tot en met 590 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door: de artikelen 36b, 36c, 36d, 36e, 36g, 36h en 36n van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL XLIII

De Wet zeevarenden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 55n, derde lid, tweede volzin, komt te luiden: Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 55o, vierde lid, tweede volzin, komt te luiden: Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XLIIIa

Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de artikelen I en III van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de mogelijkheid van betaling in termijnen van administratieve sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften alsmede van de mogelijkheid van beëindiging van de tenuitvoerlegging van geldboeten waarvoor geen gratie kan worden verleend indien met de voorzetting daarvan geen redelijk doel wordt gediend.

ARTIKEL XLIV

De wijziging van artikel 136 van het Wetboek van Strafvordering is niet van toepassing op veroordelingen tot vrijheidsstraf die zijn uitgesproken voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.

ARTIKEL XLV

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 november 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken (Wetsvoorstel digitale processtukken Strafvordering) (34 090), tot wet is of wordt verheven, en die wet in werking treedt of is getreden voor of op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel C, komt artikel 36a te luiden:

Artikel 36a
1.
Indien op grond van dit wetboek een betekening, dagvaarding, oproeping, kennisgeving, aanzegging of andere mededeling is voorgeschreven, geschiedt deze op last van het openbaar ministerie dat de zaak opspoort, vervolgt of het laatst heeft vervolgd, tenzij de wet anders bepaalt. Het openbaar ministerie kan van een ieder vorderen de inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Waar deze wet voorziet in de mogelijkheid van een verzoek van de verdachte, kan een schriftelijk verzoek langs elektronische weg worden overgedragen, met behulp van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
B

In artikel I wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:

C

Artikel I, onderdeel Z, komt te luiden:

Artikel 36a

ARTIKEL XLVa

Indien artikel I, onderdeel D, van de Wet van 4 juni 2015 tot wijziging van de Postwet 2009 tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD) (Stb. 2015, 212) in werking treedt of is getreden voor of op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, vervalt artikel XVII van deze wet.

ARTIKEL XLVI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XLVII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.