Part of Smart Yellow Suite

WGK000673
Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (USB)

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Raad van State
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 25 april 2019
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Besluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (aanpassingsbesluit herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Samenvatting

Met dit besluit worden besluiten aangepast in het kader van de herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (m.u.v. die in het jeugdstrafrecht). Het gaat om de tenuitvoerlegging van geldstraffen, maatregelen, vrijheidsbenemende sancties, justitiële voorwaarden en taakstraffen. Ook regelingen die medebepalend zijn voor de tenuitvoerlegging, zoals de betekeningsvoorschriften, maken onderdeel uit van het wijzigingsbesluit.

Documenten

stb-2019-505 (PDF)

Besluit van 18 december 2019, houdende regels over de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 16 oktober 2019, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2725937;

Gelet op de artikelen 493, zesde lid, 6:1:15, 6:2:9, 6:2:14, 6:2:21, 6:3:6, 6:3:13, 6:4:8, 6:4:19, 6:5:3, 6:6:18 en 6:7:8 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 74, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 december 2019, nr. W16.19.0327/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 13 december 2019, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2770068;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1:1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 1:2

Artikel 2:1

Artikel 2:2

Artikel 2:3

Artikel 2:4

Indien de directeur van de inrichting van oordeel is dat een jeugdige aan wie jeugddetentie is opgelegd voorwaardelijk in vrijheid behoort te worden gesteld, doet hij daaromtrent een gemotiveerd voorstel aan het openbaar ministerie.

Artikel 2:5

Artikel 2:6

Artikel 2:7

Artikel 2:8

Artikel 2:9

Artikel 2:10

Artikel 2:11

Artikel 2:12

Aan een beslissing tot voorwaardelijke beëindiging worden, behoudens nader te stellen bijzondere voorwaarden, de volgende algemene voorwaarden verbonden:

Artikel 2:13

Onze Minister doet aan de jeugdige ten aanzien van wie de maatregel voorwaardelijk is beëindigd door tussenkomst van de directeur van de inrichting een beschikking toekomen, waarin de voorwaarden zijn vermeld die aan de beëindiging zijn verbonden.

Artikel 2:14

Artikel 2:15

Artikel 2:16

Artikel 2:17

Indien Onze Minister besluit tot intrekking of schorsing van de voorwaardelijke beëindiging, stelt hij de reclassering of de jeugdreclassering, het openbaar ministerie en de directeur van de inrichting van zijn beslissing in kennis.

Artikel 2:18

Artikel 2:19

Artikel 2:20

Bij het indienen van een vordering als bedoeld in artikel 6:6:32 van de wet, legt het openbaar ministerie de beschouwingen over van de reclassering of de jeugdreclassering over de wijze waarop de jeugdige de voorwaarden, bedoeld in artikel 77ta, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, heeft nageleefd.

Artikel 2:21

Artikel 2:22

Artikel 2:23

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de gevallen waarin een veroordeelde door Onze Minister wordt opgeroepen zich op een bepaalde datum te melden bij de inrichting.

Artikel 3:1

Artikel 3:2

Artikel 3:3

Artikel 3:4

Artikel 3:5

Artikel 3:6

Onverminderd de taken en bevoegdheden van Onze Minister en het openbaar ministerie ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de taakstraf, zijn de reclassering en de raad voor de kinderbescherming belast met de zorg voor het aanbod van projectplaatsen.

Artikel 3:7

Projectplaatsen voldoen aan de volgende voorwaarden:

Artikel 3:8

Artikel 3:9

Artikel 3:10

Artikel 3:11

Artikel 3:12

Artikel 3:13

Artikel 3:14

Artikel 3:15

Nadat de taakstraf is verricht, stuurt de uitvoerder taakstraffen zo spoedig mogelijk een afloopbericht aan Onze Minister.

Artikel 3:16

De uitvoerder taakstraffen houdt toezicht op de verrichtingen van de taakgestrafte en de omstandigheden waaronder deze plaatsvinden. Het toezicht omvat ook de veiligheid, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden op de projectplaats en de redelijkheid van de opgedragen werkzaamheden of opgelegde verplichtingen.

Artikel 3:17

Artikel 3:18

Bijzondere gevallen als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, onder a, kunnen zijn:

Artikel 3:19

De uitvoerder taakstraffen geeft ten hoogste eenmaal een waarschuwing aan de taakgestrafte wegens het niet naar behoren verrichten van de taakstraf.

Artikel 3:20

Artikel 3:21

De taakgestrafte kan door de uitvoerder taakstraffen worden opgedragen zich door een door de uitvoerder taakstraffen aan te wijzen keuringsarts medisch te laten keuren voordat het verrichten van de taakstraf aanvangt, indien de werkzaamheden dit vereisen, de taakgestrafte medische klachten heeft of arbeidsongeschikt is.

Artikel 3:22

Artikel 3:23

De taakgestrafte geeft veranderingen in de woon-, onderwijs- of werksituatie of contactgegevens onmiddellijk door aan de uitvoerder taakstraffen.

Artikel 3:24

Artikel 3:25

Artikel 3:26

Artikel 3:27

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:

Artikel 4:1

Artikel 4:2

Artikel 4:3

Artikel 4:4

Onze Minister kan bepalen dat de betaling kan geschieden op een door Onze Minister aan te wijzen plaats of aan een door Onze Minister aan te wijzen persoon, dan wel door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening.

Artikel 4:5

Artikel 4:6

Indien de bevoegdheid van artikel 257b van de wet wordt uitgeoefend gedurende de periode dat bijstand wordt verleend op grond van de artikelen 57, 58 of 59 van de Politiewet 2012, geschiedt de betaling, bedoeld in artikel 4:5, op de wijze van de politie, en geschieden de afrekening, verantwoording en controle van de ontvangen gelden door de politie.

Artikel 4:7

Artikel 4:8

Onze Minister draagt zorg voor de opening van een of meer afzonderlijke bankrekeningen welke bestemd zijn voor de betaling van de in artikel 4:2 bedoelde bedragen.

Artikel 4:9

Artikel 4:10

Artikel 4:11

Degene aan wie een geldboete wordt opgelegd, is de bij ministeriële regeling bepaalde administratiekosten verschuldigd. Op de betaling van de administratiekosten zijn de artikelen van dit besluit betreffende de betaling van de geldboete en de verantwoording van de gelden van overeenkomstige toepassing. De administratiekosten worden samen met de geldboete in rekening gebracht.

Artikel 4:12

Artikel 4:13

De uitlevering van niet in beslag genomen verbeurd verklaarde voorwerpen, geschiedt op de door Onze Minister aangewezen plaats.

Artikel 4:14

Artikel 4:15

Artikel 5:1

Ten behoeve van de beoordeling of een gratieverzoek opschortende werking heeft als bedoeld in artikel 6:7:2 van de wet, wordt als aanvangsdatum van de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel aangemerkt de handeling van de bevoegde instantie zoals deze in de artikelen 5:2 tot en met 5:5 nader wordt aangeduid, gericht op de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel.

Artikel 5:2

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van hoofdstraffen wordt onderscheiden:

Artikel 5:3

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van bijkomende straffen wordt onderscheiden:

Artikel 5:4

Met betrekking tot straffen, krachtens een rechterlijke beslissing in een vreemde staat opgelegd en in Nederland ten uitvoer te leggen, zoals bedoeld in artikel 6:7:1, tweede lid, van de wet, wordt onderscheiden:

Artikel 5:5

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van voor gratie vatbare maatregelen wordt onderscheiden:

Artikel 6:1

De volgende besluiten worden ingetrokken:

Artikel 6:2

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 6:3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.

stb-2019-507 (PDF)

Besluit van 18 december 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, het Invoeringsbesluit herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 17 december 2019, nr. 2769222, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel VIII van de Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, artikel XLVI van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, artikel XVIII van het Invoeringsbesluit herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en artikel 6:2 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2020 treden de volgende wetten en besluiten in werking, in de hieronder aangegeven volgorde:

Artikel 2

Artikel IV van de Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel B, van de Wet van 3 april 2019 tot wijziging van de Beginselenwetten, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet politiegegevens en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en wijzigingen van technische aard (Stb. 2019, 141) in werking is getreden.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.