Wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaar vervoer
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 aan te passen in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», onder andere teneinde het vergunningenregime ter bescherming van de hoofdspoorweg te vereenvoudigingen, regels te stellen over bijzonder spoor en over het verblijfsverbod, alsmede teneinde diverse technische wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
2.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder:B
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Onze Minister kan op aanvraag voorafgaand aan vergunningverlening als bedoeld in het eerste lid ontheffing verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.7.
Onze Minister kan op aanvraag, met inachtneming van artikel 1, derde lid, van richtlijn 2008/57/EG, ontheffing verlenen van de technische specificaties, de regels of de eisen, bedoeld in het tweede lid. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter omschrijving van hoofdspoorwegen waarvoor de ontheffing mogelijk is, met het oog op het veilig gebruik van hoofdspoorwegen en over de procedures die bij ontheffingverlening kunnen gelden.C
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
6.
Onze Minister kan op aanvraag voorafgaand aan vergunningverlening als bedoeld in het eerste lid ontheffing verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.D
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
E
In artikel 13 wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.
F
In het paragraafopschrift van paragraaf 4 van hoofdstuk 2 wordt «hoofdspoorwegen» vervangen door: hoofdspoorweginfrastructuur.
G
In artikel 16, eerste lid, wordt in de onderdelen a, b en c «de infrastructuur» telkens vervangen door: die infrastructuur.
H
Artikel 16a wordt als volgt gewijzigd:
- voldoet aan artikel 9, eerste, tweede en derde lid, van richtlijn 2004/49/EG.
5.
De beheerder gebruikt het veiligheidsbeheersysteem, bedoeld in het tweede lid, bij de uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, ter beheersing van alle uit die taken voortvloeiende risico’s.I
Artikel 16b wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een beheerder houdt en publiceert het register, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig bij ministeriële regeling te bepalen regels.J
Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Aan de concessie worden in elk geval voorschriften verbonden om te waarborgen dat:.De voorschriften, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, kunnen betrekking hebben op door de beheerder op grond van de concessie te leveren prestaties.K
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
Ter bescherming van de fysieke integriteit van de hoofdspoorwegen en in het belang van een veilig en ongestoord gebruik daarvan, is het binnen de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen begrenzingen verboden zonder vergunning van Onze Minister gebruik te maken van de hoofdspoorwegen en de daarnaast gelegen gronden door:.2.
De in het eerste lid bedoelde begrenzingen kunnen betrekking hebben op de ruimte naast, onder en boven de hoofdspoorweg, zo nodig rekening houdend met de bodemgesteldheid van het terrein waarop en waarin de hoofdspoorweg zich bevindt, en kunnen zo nodig verschillend worden vastgesteld al naar gelang de in het eerste lid bedoelde handelingen en activiteiten. De begrenzing kan verschillend worden vastgesteld al naar gelang de aard, omvang en snelheid van het spoorverkeer op het desbetreffende gedeelte van de hoofdspoorweg.3.
Het eerste lid is niet van toepassing op het uitvoeren van het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur.4.
Een vergunning op grond van het eerste lid kan onder beperkingen worden verleend. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden in het belang van de in het eerste lid bedoelde doelstellingen. De voorschriften kunnen tevens betrekking hebben op het doelmatig gebruik van de hoofdspoorweg en het financieel belang van de Staat voor zover dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is bepaald.5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het, binnen daarbij aangegeven begrenzingen, verrichten van werken, handelingen en activiteiten als bedoeld in het eerste lid, met inachtneming van de doelstellingen van dat lid. Ten aanzien van de begrenzingen is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.6.
De in het vijfde lid bedoelde regels kunnen onder meer een vrijstelling van de in het eerste lid bedoelde vergunningplicht of een verbod op het verrichten van daarbij aangegeven werken, handelingen en activiteiten binnen daarbij vast te stellen begrenzingen inhouden, alsmede bijkomende verplichtingen, waaronder het verrichten van werken, handelingen en activiteiten te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen aan een daarbij aangegeven bestuursorgaan of andere instantie.7.
Bij ministeriële regeling kunnen over de uitvoering van dit artikel nadere regels worden gesteld, waaronder regels in verband met de inwerkingtreding en het toepasselijk zijn van regels.L
De artikelen 20 en 21 vervallen.
M
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
4.
In het belang van de bescherming van de fysieke integriteit van de hoofdspoorweginfrastructuur en in het belang van een veilig en ongestoord gebruik daarvan, kunnen bij ministeriële regeling over de uitvoering van dit artikel regels worden gesteld.N
Artikel 23 vervalt.
O
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De verplichtingen van een rechthebbende op grond van het eerste lid omvatten met betrekking tot gehandicapte personen en personen met beperkte mobiliteit de naleving van artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1371/ 2007 van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PbEU 2007, L 315).Oa
In artikel 27, derde lid, wordt «onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen» vervangen door: onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen.
Ob
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Een veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 2004/49/EG, afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in een lidstaat van de Europese Unie wordt ten aanzien van aan de grens gelegen, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen hoofdspoorwegen, en indien wordt voldaan aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen, gelijkgesteld met een B-certificaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.P
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
Q
In artikel 34, vierde lid, wordt «vierde en vijfde lid» vervangen door: tweede en derde lid.
R
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
Onze Minister kan op aanvraag, na de beheerder te hebben gehoord, ontheffing verlenen van dit verbod. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over voor welke spoorvoertuigen en in welke gevallen een ontheffing mogelijk is.9.
Onze Minister kan op aanvraag, na de beheerder te hebben gehoord, ontheffing verlenen van de voorschriften, bedoeld in het derde lid, onderdelen c en e. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.10.
Onze Minister kan op aanvraag, met inachtneming van artikel 1, derde lid, van richtlijn 2008/57/EG, ontheffing verlenen van de technische specificaties respectievelijk de voorschriften, bedoeld in het derde lid, onderdelen a respectievelijk b, en van de voorschriften, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter omschrijving van spoorvoertuigen waarmee op omschreven hoofdspoorwegen gebruik gemaakt mag worden en met het oog op het veilig gebruik van die spoorvoertuigen op die hoofdspoorwegen alsmede over de procedures die bij ontheffingverlening kunnen gelden.S
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
T
In artikel 39, eerste lid, wordt «spoorwegsysteem» vervangen door: hoofdspoorwegsysteem.
U
In artikel 47, eerste lid, wordt «de houder» vervangen door: de houder van het spoorvoertuig.
V
In artikel 48, vierde lid, vervalt: , onderdeel c,.
W
Artikel 50, vierde lid, komt te luiden:
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de aanvraag, afgifte en geldigheid van de in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, onderdeel a, bedoelde beoordelingen, verklaringen van medische en psychologische geschiktheid alsmede over de erkenningen van keuringsinstituten.X
Na artikel 51b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 51c
1.
Bij de beoordelingen, bedoeld in de artikelen 50, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, en 51a, vierde lid, onderdeel b, maakt Onze Minister gebruik van door Onze Minister erkende examinatoren.2.
Onze Minister houdt een register van erkende examinatoren.3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de aanvraag, afgifte en geldigheid van de erkenning van examinatoren.Y
In artikel 52 wordt «van degene onder wiens gezag binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem een veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend» vervangen door: van degene die personen met een veiligheidsfunctie binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem beschikbaar stelt.
Z
Na artikel 54 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 54a
Onze Minister kan, met inachtneming van artikel 2, derde lid, van richtlijn 2007/59/EG, ontheffing of vrijstelling verlenen van bepalingen van paragraaf 5 van dit hoofdstuk. De ontheffing of vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing of vrijstelling kunnen voorschriften worden verbonden. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over op welke hoofdspoorwegen en voor welke spoorvoertuigen deze ontheffing of vrijstelling mogelijk is.AA
In artikel 55, eerste lid, wordt «hoofdspoorweg» vervangen door: hoofdspoorweginfrastructuur.
BB
In het hoofdstukopschrift van hoofdstuk 4 wordt «hoofdspoorwegen» vervangen door: hoofdspoorweginfrastructuur.
CC
In artikel 57, tweede lid, onderdeel a, wordt «hoofdspoorwegen» vervangen door: hoofdspoorweginfrastructuur.
DD
In artikel 70 wordt «67, 68 en 95, eerste volzin» vervangen door: 67 en 68.
EE
Na artikel 74 wordt ingevoegd:
FF
In artikel 76, tweede lid, wordt de zinsnede «67, 68 en 95, eerste volzin» vervangen door: 67 en 68.
GG
In artikel 77, eerste lid, vervalt «21, 33, vijfde lid,» en wordt na «65, tweede lid,» ingevoegd «74a» en wordt «en 65, eerste lid,» vervangen door: 65, eerste lid, en hoofdstuk 6, paragraaf 9.
HH
Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:
II
Aan artikel 91, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Voorgaande volzin is van overeenkomstige toepassing indien de handeling voortvloeit uit een bindende verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
JJ
In hoofdstuk 6 wordt in het opschrift van paragraaf 8 «Aanwijzing» vervangen door «Erkenning» en wordt artikel 93 als volgt gewijzigd:
KK
De paragraafaanduiding na artikel 93 en artikel 94 komen te luiden:
LL
Artikel 95 vervalt.
MM
In artikel 96, eerste lid, wordt «Spoorwegondernemingen en de beheerder zijn verplicht» vervangen door: Voor zover het hoofdspoorwegen betreft, zijn spoorwegondernemingen en een beheerder verplicht.
NN
Artikel 103, onderdeel a, komt te luiden:
- de Spoorwegwet 1875;.
OO
Artikel 116 vervalt.
PP
Artikel 122 komt te luiden:
Artikel 122
Artikel 39, eerste lid, is niet van toepassing op spoorvoertuigen en uitrusting daarvan die voor 1 januari 2005 in gebruik zijn genomen.In artikel 124 wordt «vijfde» telkens vervangen door: derde.
Artikel 51c
Artikel 54a
Onze Minister kan, met inachtneming van artikel 2, derde lid, van richtlijn 2007/59/EG, ontheffing of vrijstelling verlenen van bepalingen van paragraaf 5 van dit hoofdstuk. De ontheffing of vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing of vrijstelling kunnen voorschriften worden verbonden. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over op welke hoofdspoorwegen en voor welke spoorvoertuigen deze ontheffing of vrijstelling mogelijk is.
Artikel 74a
Het is verboden te handelen in strijd met de aan een op grond van deze wet verleende vrijstelling, ontheffing of vergunning verbonden voorschriften.
Artikel 94
Artikel 122
Artikel 39, eerste lid, is niet van toepassing op spoorvoertuigen en uitrusting daarvan die voor 1 januari 2005 in gebruik zijn genomen.
ARTIKEL II
De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 19, vierde lid, wordt «artikel 57, tweede lid, van de Spoorwegwet» vervangen door: artikel 57, vierde lid, van de Spoorwegwet.
B
Artikel 19a wordt gewijzigd als volgt:
C
Het opschrift van hoofdstuk IV komt te luiden:
D
Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Indien degene die zich bevindt in of in de onmiddellijke nabijheid van een station, halteplaats of een andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening of daarbij behorende locatie als bedoeld in artikel 72, in strijd handelt met de artikelen 72, 73 of de krachtens artikel 74 gestelde regels, zijn de in artikel 89 bedoelde ambtenaren en personen bevoegd deze persoon zo nodig met behulp van de sterke arm de toegang tot een station, halteplaats of een andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening of de daarbij behorende locatie als bedoeld in artikel 72, te ontzeggen.E
In artikel 101, eerste lid, wordt de zinsnede «98, derde lid» vervangen door: artikel 98, vierde lid.
ARTIKEL III
In artikel 7 van Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht vervalt in het onderdeel Spoorwegwet: en 21.
ARTIKEL IIIA
Artikel 3b van het Burgerlijk Wetboek Boek 8 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL IV
In artikel 27, eerste lid, van de Wegenwet wordt «stations als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Spoorwegwet,» vervangen door: stations als bedoeld in artikel 26, derde lid, van de Spoorwegwet,.