Besluit van 11 oktober 2016, houdende regels ter uitvoering van de Wet natuurbescherming (Besluit natuurbescherming)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 juni 2016, nr. WJZ / 16088978;
Gelet op de artikelen 1, 4 en 5 van de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming, de Tweede Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot de bescherming van de vogelstand M(76)15, de Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie strekkende tot de limitatieve opsomming van de te bezigen geweren en munitie bij de jacht op de onderscheiden wildsoorten M(83)17 en de Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot de jacht en vogelbescherming M(96)8;
Gelet op de artikelen 1.3, vijfde lid, onderdelen a en b, 1.13, eerste en derde lid, 2.9, vijfde lid, 3.3, vijfde lid, onderdeel a, 3.4, 3.15, eerste lid, 3.20, vierde lid, 3.21, eerste lid, onderdeel c, en onderdeel d, vierde en vijfde lid, 3.23, derde lid, 3.24, tweede en vierde lid, 3.26, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, 3.28, vierde en zevende lid, 3.29, eerste lid, 3.30, tweede lid in samenhang met artikel 3.28, vierde en zevende lid, en vierde en negende lid, 3.36, onderdeel e, 3.38, eerste lid, 5.5, eerste lid, 7.6, derde lid, en 8.6 van de Wet natuurbescherming;
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, 3, eerste lid, van de Plantenziektenwet, 1, tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, 2.2, tweede lid, van de Wet dieren, 63 van de Wet inrichting landelijk gebied, 2, tweede lid, 8, vierde en vijfde lid, 9 eerste lid en 13, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, 7, eerste en derde lid, van de Ontgrondingenwet, 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering, 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens, 2.1, eerste en tweede lid, onderdeel i, 2.22, derde lid, 2.27, eerste en derde lid, 2.31, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, onderdeel c, 2.33, tweede lid, onderdeel f, 3.10, eerste lid, onderdeel f, en 7.3, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, 5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Archiefwet 1995, 2 van de Woningwet, 1, tweede lid, van de Natuurschoonwet 1928, 9d, eerste lid en 20c, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 39d, eerste lid, van de Gaswet en artikel 141c, eerste lid, van de Mijnbouwwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 september 2016, nr. W 15.16.0161/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 10 oktober 2016, nr. WJZ / 16147887;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1.1
In dit besluit wordt verstaan onder:
Artikel 1.2
Als minister als bedoeld in artikel 1.3, vijfde lid, aanhef, van de wet wordt aangewezen Onze Minister.
Artikel 1.3
Artikel 1.4
Artikel 1.5
Artikel 1.6
Artikel 1.7
Artikel 1.8
Artikel 1.9
Artikel 2.1
Artikel 2.2
Artikel 2.3
Tot de maatregelen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel e, behoren in elk geval:
Artikel 2.4
Artikel 2.5
De resultaten van de ecologische beoordeling van het programma, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel i, omvatten in elk geval de resultaten van een beoordeling voor elk Natura 2000-gebied dat in het programma is opgenomen in hoeverre de maatregelen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel e, rekening houdend met de verwachte algemene ontwikkeling van de stikstofdepositie, met de toedeling overeenkomstig het programma van ontwikkelingsruimte aan projecten en andere handelingen en met de stikstofdepositie ten aanzien waarvan artikel 2.12, eerste lid, of artikel 2.13 van toepassing is:
Artikel 2.6
Artikel 2.7
Artikel 2.8
Artikel 2.9
Artikel 2.10
Artikel 2.11
Artikel 2.12
Artikel 2.13
Gedurende het tijdvak waarvoor een op grond van artikel 2.1 vastgesteld programma geldt, betrekt het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit over verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de wet, of op grond van artikel 6.10a, eerste en tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht bevoegd is te verklaren geen bedenkingen tegen de verlening van een omgevingsvergunning te hebben, bij het nemen van dat besluit, onderscheidenlijk het geven van de verklaring van geen bedenkingen niet de stikstofdepositie die het project of de andere handeling veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, indien:
Artikel 2.14
Artikel 3.1
Als vogels en dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.15, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
Artikel 3.2
Artikel 3.3
Artikel 3.4
Als soorten van jachtvogels als bedoeld in artikel 3.21, eerste lid, onderdeel c, van de wet worden aangewezen:
Artikel 3.5
Een eendenkooi als bedoeld in artikel 3.21, eerste lid, onderdeel d, van de wet, voldoet aan de volgende regels:
Artikel 3.6
Artikel 3.7
Artikel 3.8
Bij het aangaan van een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 3.23, eerste lid, onderdeel d, van de wet mag worden bedongen dat, indien enige onroerende zaak waarop de overeenkomst betrekking heeft, wordt opgenomen in een ruilakte als bedoeld in artikel 81, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, en deze akte voor het einde van de duur van de overeenkomst in de openbare registers is ingeschreven, de huurovereenkomst, voor zover het die zaak betreft, eindigt met ingang van de datum waarop deze akte is ingeschreven.
Artikel 3.9
Artikel 3.10
Als middelen als bedoeld in artikel 3.24, tweede lid, van de wet worden aangewezen:
Artikel 3.11
Artikel 3.12
Artikel 3.13
Artikel 3.14
Artikel 3.15
Artikel 3.16
Artikel 3.17
Artikel 3.18
Artikel 3.19
Artikel 3.20
Artikel 3.21
Artikel 3.22
Artikel 3.23
De eigenaar van een eendenkooi gebruikt voor de afpaling van de eendenkooi, bedoeld in artikel 3.30, negende lid, van de wet palen die zijn voorzien van het opschrift «Eendenkooi van x, met recht van afpaling op y meter, gerekend uit het midden der kooi», waarbij wordt ingevuld voor:
Artikel 3.24
Artikel 3.25
Het is verboden uit het wild afkomstige dieren van de soorten, genoemd in bijlage 1 bij dit besluit, onder zich te hebben of te verhandelen.
Artikel 3.26
Artikel 3.27
Artikel 3.28
Artikel 3.29
Het is verboden dieren, planten, producten, nesten of eieren van dieren of producten van planten van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, of genoemd in bijlage A, B, C, of D van de CITES-basisverordening op andere plaatsen dan bij ministeriële regeling aangewezen douanekantoren Nederland binnen of buiten te brengen.
Artikel 3.30
Artikel 3.31
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van artikel 10, eerste lid, van de Verordening invasieve uitheemse soorten.
Artikel 3.32
Artikel 4.1
Artikel 5.1
In hoofdstuk III van de bijlage bij het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken worden de beschrijvingen van categorieën van beperkingenbesluiten op grond van de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen door de volgende beschrijving:
Artikel 5.2
In de definitie van «gebied van bijzondere landschappelijke waarde» van artikel 1 van het Besluit bestrijding bacterievuur 1983 wordt «een gebied dat als beschermd natuurmonument is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet (1967, Stb. 572)» vervangen door: een gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied, bijzonder nationaal natuurgebied, bijzonder provinciaal landschap of als gebied behorende tot het natuurnetwerk Nederland als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
Artikel 5.3
De bijlage bij het Besluit Bibob wordt als volgt gewijzigd:
A
Het onderdeel «Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)» komt te luiden: Ministerie van Economische Zaken (EZ).
B
In het onderdeel «Ministerie van Economische Zaken (EZ)» (nieuw) vervalt het onderdeel Faunafonds.
Artikel 5.4
Het Besluit houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.4, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:
- is niet verboden bij artikel 3.2, eerste lid, of 3.6, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, in samenhang met artikel 3.2, tweede en derde lid, onderscheidenlijk artikel 3.6, derde lid, van die wet en krachtens artikel 3.3, derde lid, onderscheidenlijk 3.8, derde lid, van die wet verleende ontheffingen of vrijstellingen, en is niet verboden op grond van bij of krachtens artikel 3.37, 3.38 of 3.39 van de Wet natuurbescherming, gestelde regels, in samenhang met krachtens artikel 3.40 van die wet verleende ontheffingen of vrijstellingen, of.
B
In artikel 4.2, tweede lid, onderdeel a, wordt «die op grond van de artikelen 4 en 5 van de Flora- en faunawet zijn aangewezen» vervangen door: genoemd in bijlage IIa.
C
Na bijlage II wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
Artikel 5.5
In artikel 14, onderdeel g, van het Besluit inrichting landelijk gebied wordt «een herbeplantingsplicht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Boswet geldt» vervangen door: een herbeplantingsplicht als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming geldt.
Artikel 5.6
Het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, tweede lid, onderdeel r, wordt «Flora- en faunawet» vervangen door: hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming.
B
In artikel 13, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
- hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming;.
C
In artikel 16, onderdeel d, wordt «van de Flora- en faunawet» vervangen door: van hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming.
Artikel 5.7
In artikel 2, tweede lid, van het Besluit ontgrondingen in rijkswateren wordt «krachtens artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998» wordt vervangen door: krachtens artikel 2.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming.
Artikel 5.8
In artikel 4:3, vijfde lid, vierde gedachtestreep, van het Besluit politiegegevens wordt «Flora- en faunawet» vervangen door: Wet natuurbescherming.
Artikel 5.9
Het Besluit omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan het slot van het opschrift van artikel 2.2a wordt toegevoegd: (milieu).
B
Na artikel 2.2a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.2aa. Activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving (Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna-activiteiten)
Als categorie activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, worden tevens aangewezen:- het realiseren van een project of het verrichten van een andere handeling als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, behoudens de gevallen, bedoeld in de artikelen 2.9, eerste, tweede, derde of vijfde lid, of 9.4, eerste, achtste of negende lid, van die wet, artikel 9, vijfde lid, van de Spoedwet wegverbreding of artikel 13, achtste lid, van de Tracéwet, voor zover dat project, onderscheidenlijk die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is en voor zover voor dat project, onderscheidenlijk voor die andere handeling geen vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming is aangevraagd of verleend;
- het verrichten van een handeling als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5 of 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, behoudens de gevallen, bedoeld in de artikelen 3.3, tweede of zevende lid, 3.8, tweede of zevende lid, 3.10, tweede of derde lid, of 3.31, eerste lid, voor zover die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is en voor zover voor die handeling geen ontheffing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, 3.8, eerste lid of 3.10, tweede lid in samenhang met 3.8, eerste lid, is aangevraagd of verleend.
C
Aan hoofdstuk 5 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
D
Na hoofdstuk 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
E
Aan paragraaf 6.2 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 6.10a. Natura 2000- en flora- en fauna-activiteiten
1.
Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, onderdeel a of b, wordt de omgevingsvergunning niet verleend dan nadat gedeputeerde staten als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming hebben verklaard dat zij daartegen geen bedenkingen hebben.2.
Indien de activiteit betrekking heeft op een project of handeling behorend tot een in artikel 1.3, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming aangewezen categorie van projecten en handelingen, wordt in het eerste lid in plaats van «gedeputeerde staten als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming hebben verklaard dat zij daartegen geen bedenkingen hebben» gelezen «Onze Minister van Economische Zaken heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft».3.
Het eerste lid, al dan niet in samenhang met het tweede lid, is niet van toepassing indien gedeputeerde staten als bedoeld in het eerste lid tevens het bevoegd gezag zijn, onderscheidenlijk indien Onze Minister van Economische Zaken tevens het bevoegd gezag is, om te beslissen op de desbetreffende aanvraag om een omgevingsvergunning.4.
Een verklaring kan slechts worden gegeven:- voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.aa, onderdeel a: op de gronden, die zijn aangegeven in artikel 2.8 en artikel 5.5, derde lid, van de Wet natuurbescherming, het bepaalde krachtens artikel 2.9, zevende lid, van die wet en de artikelen 2.13 en 2.14 van het Besluit natuurbescherming.
- voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, onderdeel b:
- voor zover het betreft een handeling als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming: op de gronden, aangegeven in artikel 3.3, vierde lid, van de Wet natuurbescherming;
- voor zover het betreft een handeling als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming: op de gronden, aangegeven in artikel 3.8, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming;
- voor zover het betreft een handeling als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming: op de gronden, aangegeven in artikel 3.8, vijfde lid, of 3.10, tweede lid, van de Wet natuurbescherming.
5.
Ingeval de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, onderdeel a, wordt in voorkomend geval in de verklaring opgenomen hoeveel ontwikkelingsruimte overeenkomstig artikel 2.7, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van het Besluit natuurbescherming wordt toegedeeld aan het project, onderscheidenlijk de andere handeling.Artikel 6.10b. Verplicht verzoek vvgb-orgaan tot intrekking of wijziging omgevingsvergunningen voor Natura 2000-activiteiten
Voor zover een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, onderdeel a, geeft een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 6.10a, eerste of tweede lid, toepassing aan artikel 2.29, eerste lid, van de wet in het geval, bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, van de Wet natuurbescherming.Artikel 2.2aa. Activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving (Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna-activiteiten)
Als categorie activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, worden tevens aangewezen:
Artikel 5.21. Regels voor de beoordeling van een aanvraag
Artikel 5.22. Regels met betrekking tot aan een vergunning te verbinden voorschriften
Artikel 5.23. Regels over de wijziging van de voorschriften van een vergunning, bedoeld in artikel 2.31 van de wet
Artikel 5.24. Regels over de intrekking van een vergunning, bedoeld in artikel 2.33 van de wet
Artikel 5a.1. Aanvullende aanwijzing van categorieën gevallen waarin afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is
Als categorie als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel f, van de wet worden aangewezen gevallen als bedoeld in artikel 6.10a, derde lid.
Artikel 6.10a. Natura 2000- en flora- en fauna-activiteiten
Artikel 6.10b. Verplicht verzoek vvgb-orgaan tot intrekking of wijziging omgevingsvergunningen voor Natura 2000-activiteiten
Voor zover een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, onderdeel a, geeft een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 6.10a, eerste of tweede lid, toepassing aan artikel 2.29, eerste lid, van de wet in het geval, bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, van de Wet natuurbescherming.
Artikel 5.10
Het Bouwbesluit 2012 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.69, tweede lid, wordt «de Flora- en faunawet» vervangen door: hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming.
B
In artikel 3.73, tweede lid, wordt «de Flora- en faunawet» vervangen door: hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming.
Artikel 5.11
In artikel 2, vierde lid, van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 wordt «Boswet» vervangen door: Wet natuurbescherming.
Artikel 5.12
Het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- de artikelen 2.7, tweede lid, 3.3, eerste en derde lid, 3.8, eerste en derde lid, en 3.10, tweede lid in samenhang met 3.8, eerste of derde lid, van de Wet natuurbescherming;.
B
Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- In onderdeel a wordt «of op handelingen als bedoeld in artikel 46 of 47 van de Natuurbeschermingswet 1998 of artikel 75b van de Flora- en faunawet» vervangen door: of op projecten of handelingen als bedoeld in artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht.
- de artikelen 2.7, tweede lid, 3.3, eerste en derde lid, 3.8, eerste en derde lid, en 3.10, tweede lid in samenhang met 3.8, eerste of derde lid, van de Wet natuurbescherming;.
C
Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- In onderdeel a wordt «of op handelingen als bedoeld in artikel 46 of 47 van de Natuurbeschermingswet 1998 of artikel 75b van de Flora- en faunawet» vervangen door: of op projecten of handelingen als bedoeld in artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht.
- de artikelen 2.7, tweede lid, 3.3, eerste en derde lid, 3.8, eerste en derde lid, en 3.10, tweede lid in samenhang met 3.8, eerste of derde lid, van de Wet natuurbescherming;.
D
Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- In onderdeel a wordt «of op handelingen als bedoeld in artikel 46 of 47 van de Natuurbeschermingswet 1998 of artikel 75b van de Flora- en faunawet» vervangen door: of op projecten of handelingen als bedoeld in artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht.
- de artikelen 2.7, tweede lid, 3.3, eerste en derde lid, 3.8, eerste en derde lid, en 3.10, tweede lid in samenhang met 3.8, eerste of derde lid, van de Wet natuurbescherming;.
Artikel 5.13
Artikel 5.14
Artikel 5.15
Ontheffingen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten gelden als ontheffingen als bedoeld in artikel 3.40 van de wet, onder dezelfde voorschriften, beperkingen en voorwaarden.
Artikel 5.16
Artikel 5.17
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 5.18
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit natuurbescherming.